Waarheen met ons landbouwonderwijs ONDER WIJSNOTITIES over Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland J. R. WESTERHUIS DE ONTWIKKELING VAN HET LEERLINGENSTELSEL IN DE LANDBOUW Frankering bij abonnement: Terneuzen VRIJDAG 24 APRIL 1964 52e Jaargang No. 2728 De landbouw en het platteland zijn niet meer de stabiele en stabiliserende factor in de nationale samenleving die zij honderd jaar geleden waren. De landbouw heeft te concurreren op een open Europese markt. Het landbouw beleid is daar dan ook op gericht. Het platteland is bezig een open samen leving te worden waar weekendgangers straks bijna de helft van hun tijd doorbrengen en waar stedelijke invloeden zich doen gelden. De wereld van buiten dringt via. krant, radio en televisie dagelijks dieper in pnz$ huiskamer. Ook in die van de boer. DE BOER ALS ONDERNEMER, MEDEBURGER EN MENS |\OOR dit zo te stellen komt als vanzelf een zij het nog wat vaag beeld naar voren van de boer van straks als ondernemer. Als boer is het zijn bedoeling uit zijn arbeid een redelijk, met an deren vergelijkbaar, inkomen te verwerven. Als plattelander en burger in de samenleving wil hij een redelijk, met anderen vergelijkbaar, leven kun nen leiden. Hij moet wel: geestelijk staat hij ook open in de wereld. Hij kan en wil en mag zich niet verbergen als eenling op zijn eigen erf. Om mee te kunnen komen technisch, economisch, maatschappelijk en cultureel moet zijn opleiding op enkele wezenlijke punten zijn gericht. Naast de noodzakelijke technische basiskennis die als feitenkennis trouwens zeer snel veroudert heeft hij inzicht nodig in het hoe en waarom der dingen. Hij heeft behoefte aan economisch in zicht en aan het leren leggen van maatschappelijke contacten. Ter verrijking van zijn leven dient hij kennis te nemen van wat in de wereld om hem heen gebeurt. Daarom mag ook op de landbouw school het algemeen vormend onderwijs niet wor den verwaarloosd, maar dient het integendeel extra nadruk te krijgen. MAMMOETWET IN de Memorie van Antwoord op deze Wet heeft de Minister nog eens duidelijk vastgesteld, dat het onderwijs primair een zaak is van het volk en i*.van de ouders. De overheid bedoelt daarbij het volk te helpen en te dienen o.m. door het trekken van de grote lijnen der ontwikkeling van het on derwijs. De overheid wil de mogelijkheden schep pen waarbinnen het onderwijs gerealiseerd kan worden. Er wordt duidelijker dan tevoren op ge wezen, dat het de bedoeling van de mammoetwet is om de invloed van de maatschappij, de ouders, de docenten en de schoolbesturen op de inrichting van de school en de gang van zaken eerder te ver ruimen dan te beperken. MEER VRIJHEID MEER vrijheid dus en dus meer verantwoorde- lijkheid, ook voor de landbouworganisaties die zelf scholen in beheer hebben en van die be voegdheid tot beheren en besturen gebruik zullen moeten maken. Dat betekent nu al vorming en voorbereiding van de besturen van landbouworga nisaties op hun taak als schoolbestuur. Dit onderdeel van de activiteiten van onze land bouworganisaties zal niet verwaarloosd mogen worden. Het hoort bij het landbouwbeleid in ruime zin. Het hoort bij het plattelandsbeleid dat ons als landbouworganisaties voor ogen zal moeten staan. Evenzeer als voor de melkprijs, de graanprijs, de aardappelprijs, de afzetmogelijkheid, de mechani satie, de E. E. G. en de C. A. O. dient er belang stelling te zijn voor de verkaveling, de streekver- betering, het welzijn van het platteland. Beleid ten aanzien van het landbouwonderwijs moet gezien worden in het raam van landbouw- en plattelands beleid. LANDBOUWONDERWIJSBELEID I ANDBOtfWONDERWIJSBELEID hangt samen met landbouwbeleid, maar ook met onderwijs beleid. Aan de opleiding en honorering van goede leerkrachten dient de volle aandacht gegeven te worden. Van hen zal het grotendeels afhangen of de leerlingen goed worden klaargemaakt voor het leven (wat meer is dan alleen het boerenvak). Binnen het leerprogramma dient de toegezegde vrijheid benut te worden: elke leerling dient zich persoonlijk zo goed mogelijk te kunnen ontplooien. Er dient voor hem een keuze-mogelijkheid te zijn naar vakken en studierichtingen. Bovenal is het nodig, dat hij persoonlijke erva ringen opdoet en die met behulp van zijn leermees ters leert verwerken. Naast kèuze naar studierichtingen binnen de landbouw moet de keuze tot de landbouwrichting liet te vroeg plaatsvinden. De leerling moet ook de vrijheid hebben om zijn keuze tussen agrariër of niet-agrariër te maken. SAMENGESTELDE SCHOLEN IJE lijn doortrekkend brengt ons dit de samen- gestelde school, waar lager en middelbaar andbouwonderwijs is ondergebracht, maar ook waar gedacht kan worden aan een combinatie van landbouw-, landbouwhuishoud-, technisch en ad- ministratiefonderwijs (ULO). Met het grote voordeel dat concentratie biedt: een goed lerarencorps, voor de schoolsoorten te benutten, de keuzemogelijkheid voor de leerlingen, de outillage van practicumlokaal tot sportveld en aula volbenut. PRAKTIJK IN een samengestelde school wordt tevens de coëducatie bevorderd, het samenleven van jongens en meisjes, maar ook dat van jonge boe ren, jonge werkers in de industrie of op kantoor. Al in zijn opleiding wordt de jonge boer op deze wijze geleerd dat hij niet alleen staat in deze we reld. Dit leren zien van die wereld om hem heen is van groot belang: zijn leven lang zal hii wer kend binnen het damhek doorbrengen. In zijn jeugd heeft hij daarom dit contact naar buiten brood nodig. Dit pleit voor meer systematische uitwisseling van leerlingen tussen de scholen onderling, naar andere bedrijven, stages doormaken op het niet- ouderlijk bedrijf, rondkijken in het buitenland. Ho pelijk zal het leerlingenstelsel er in de toekomst toe bijdragen dat dit contact naar buiten meer ge bruikelijk gaat worden. Hier is vooral Denemarken ons reeds ver vooruit. KORTOM Bij onze visie op het landbouwonderwijs komt het er opaan hoe wijzelf de landbouw en het platteland van de toekomst voor ons zien. Daarvan hangt het af welke opleiding voor onze jonge agrarische ondernemers no dig is. De mammoetwet geeft ons meer en nieuwe vrijheden als organisatie, die land bouwscholen beheert en bestuurt. Van onze visie hangt het af hoe we van die vrijheden gebruik maken. PNKELE jaren geleden is door de Minister van Landbouw een Commissie ingesteld waarin ver- tegenwoordigd zijn de Directie Landbouwonderwijs met daarnaast zes leden uit het bedrijfsleven, n. drie afgevaardigden van de Landelijke werkgeversorganisaties en drie afgevaardigden van de lan delijke werknemersorganisaties, inhoudende één vertegenwoordiger per Landelijke organisatie. Deze Commissie Leerlingenstelsel in de Landbouw kreeg opdracht om een rapport samen te stel len, waarin de mogelijkheden zullen worden vastgelegd om te komen tot 'n organisatorische vorm geving van het Leerlingenstelsel in de Landbouw. Wij willen in dit artikel volstaan met enige algemene indrukken omtrent de ontwikkeling van dit leerlingenstelsel. In vele andere bedrijfstakken in onzi samenleving, waar het leerlingenstelsel reeds jarenlang is toegepast blijkt het in de praktijk van zeer grote waarde te zijn. Het leerlingenstelsel kan in alle sectoren van het agrarisch-bedrijfsleven eveneens van zeer grote waarde worden. Gezien de huidige ontwikkeling in de Landbouw speciaal wat betreft het aantal ondernemers en werknemers, is het van zeer groot belang, dat de opleidingsmogelijkheden van hen die zich in de land bouw een bestaansmogelijkheid willen veroveren, steeds meer geperfectioneerd worden. Wat wil men bereiken met de ontwikkeling van bet Leerlingenstelsel in de Landbouw? Ons inziens kan het antwoord kort zijn, n.l. het op een hoger plan brengen van de praktische en theoretische scho ling van de werkgevers en werknemers. De huidige ontwikkeling van de mechanisatie vraagt een bijzondere specialisatie. De toekomst zal zeer zeker leren dat de Nederland- landbouw in al zijn facetten zal moeten en kun nen concurreren tegenover de E. E. G.-landen. Wil men dit bereiken dan zal men zich terdege bewust moeten zijn, van de mogelijkheden die er in dit verband door het Leerlingenstelsel in de Landbouw worden geboden. Denkende in deze richting hoopt de Commissie Leerlingenstelsel binnenkort een rapport te kunnen uitbrengen aan de Minister van Landbouw over de onderwijskundige en organisatorische vormgeving var het Leerlingenstelsel in de Landbouw. Wij hopen op dit onderwerp te zijner tijd terug te komen. In september 1964 wordt bij wijze van proef aan de lagere tuinbouwschool te Kapelle begonnen met de toepassing van het leerlingenstelsel. Voor de richting fruitteelt hebben zich reeds 12 leerlingen opgegeven. Voor de groenteteelt gaven zich reeds 7 leerlingen op. De opzet is dat de leerlingen na het behalen van het schooldiploma gedurende 2 x 10 weken op het bedrijf gaan werken onder leiding en toezicht van daartoe bevoegde praktjjkleerkrachten. Een dag per week wordt nog onderwijs op school gegeven, de overige 4 dagen wordt tegen beloning v gewerkt op het bedrijf. Het leerlingenstelsel is speciaal bedoeld voor de leerlingen die niet naar de mid delbare tuinbouwschool gaan. Een met goed gevolg doorlopen leerlingenstelsel zal recht geven op er kenning.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 1