KNLC
M AU RITS PLEIN 23
E.E.G.-wel en wee
Verkeerde prijsaanpassing
369
Subsidie- en belastingpolitiek als hindernis
VRIJDAG 17 APRIL 1964
De vaststelling van de melkprijs voor het jaar 19641965
heeft ons in bijzondere mate geconfronteerd met de E. E. G.
Immers juist de geleidelijke éénwording van de markten
van de zes landen veroorzaakt een zeer speciale positie. De
heffingen aan de grenzen zullen geleidelijk wegvallen en
er ontstaat dan binnen de zes, zo hopen wij althans, een
vrije markt zonder concurrentievervalsingen. Het is dan
dus zaak een stevige concurrentiepositie te hebben. Hierop
is al door mij en ook door vele anderen duidelijk gewezen.
Deze keer zou ik op twee verschijnselen willen wijzen die
evenzeer concurrentievervalsend kunnen werken terwijl
toch de vr(je grensoverschrijding zou bestaan. Dat zyn in
de eerste plaats directe subsidies en in de tweede plaats de
belastingen.
SUBSIDIEPOLITIEK
Ook over de subsidies is al enige
malen geschreven, maar ik meen dit
nog eens een keer te moeten doen.
Het blijkt n.l. overduidelijk dat in
Duitsland en Frankrijk veel meer
met directe subsidiepolitiek wordt
gewerkt dan in Nederland. Uitgezon
derd de subsidie op de industriemei k
die nu in de E. E. G. geleidelijk
moet worden afgebroken kennen
wij eigenlijk geen subsidiepolitiek.
De vraag is nu of dit zo moet blij
ven. Nu zijn wij Nederlanders in be
langrijke mate opgevoed met de idee
dat vrijhandel en vrije concurrentie
de beste methode is om het land een
goede positie op de wereld te ver
schaffen en daarom hebben wij Ne
derlanders, dacht ik, een bijna inge
boren angst voor subsidies die na
tuurlijk ambtenarij en bureaucratie
meebrengen en misschien nog wel
erger zaken. De eerste neiging is dan
ook om te zeggen dat ook de andere
landen met dit funeste stelsel moe
ten ophouden. Toch zijn ook wij als
wij ergens andere bedrijfsmethoden
willen invoeren of een ander veeslag
of een Fjordenpaard ook wel bekend
met het feit dat met een premie wel
iets is te bereiken. Zo radikaal en zo
konsekwent zijn wij toch ook niet.
Daar komt nog bij dat het nogal op
timistisch genoemd moet worden na
alles wat wij daar tot nu toe reeds
van hebben ervaren, om te denken
dat onze partners zo maar van de
ene dag op de andere hun subsidie
politiek zullen afschaffen. Vooral
niet van de Fransen omdat deze in
derdaad de oriëntatie van hun land
bouw naast de prijzen vooral ook met
premies beïnvloeden.
WIJ ZIJN NIET BETER
Het lijkt mij dat ook wij hier deze
kant op zullen gaan, of wij dat graag
willen of niet.
Nu de melkprijs zodanig is vastge
steld dat daarin bepaald veel te lage
gebouwenkosten zijn begrepen komt
dus ook een subsidie op de boerde-
rijenbouw direct alweer aan de orde.
Naar mijn mening zullen wij hier
niet aan ontkomen. Maar dan zullen
wij van de nood een deugd moeten
maken en alleen premies verlenen op
die gevallen dat nieuwbouw of ver
bouw bijdragen tot wezenlijke ratio
nalisatie van de arbeidsaanwending.
Ik denk hier o.a. weer aan de ene
melkstal voor meerdere veehouders,
waardoor ook de vrije weekends mo
gelijk zouden kunnen worden.
EN NU DE BELASTINGEN
HET blijkt dat in Nederland de be
lasting-inning via de inkomsten,
belasting zo goed verloopt, dat via
deze directe methode van belasting
heffing een belangrijk gedeelte (on
geveer de helft) van het staatsinko-
men wordt verkregen. Onze partners
daarentegen werken in veel grotere
mate met indirecte belastingen, hef
fingen en accijnzen.
Afgezien dus van het feit, dat de
belastingdruk niet overal even hoog
is hebben wij dus ook nog te doen in
verschillen met de methode van hef
fing. Nu wij bezig zijn met de aan
passing van de lonen en prijzen is
het lang geen onverschillige zaak
hoe de belasting zal worden geïnd.
Wanneer b.v. de grenzen wegvallen
en de Duitse staat heft een omzetbe
lasting op boter bij de fabrikant en
Nederland zou dat niet doen dan kan
de Nederlandse boter in Duitsland
een voor de fabrikant hogere prijs
opbrengen. Dat werkt dus gunstig.
Natuurlijk moet de Nederlandse fa
brikant straks wel zijn vennoot
schapsbelasting beta1 en maar door
dit verschil in belastingheffing blijft
hij gunstig in de markt liggen! Waar
schijnlijk zal zijn Duitse collega dit
best ontdekken en er op aandringen
dat de gehele heffing op boter aan
de grens niet wordt afgeschaft en
dat de Nederlandse boter in Duits
land dezelfde omzetbelasting zal moe
ten betalen, die dus door Duitsland
alleen aan de grens kan worden ge
heven maar dan ook alleen ten gun
ste van de Duitse Bondsrepubliek.
Mijns inziens kan in dit geval Ne
derland veel beter een gelijke om
zetbelasting instellen en die dan in
eigen schatkist laten vloeien.
VERVALSING IN DE LONEN
IIETZELFDE doet zich voor bij de
aanpassing van de lonen. Wan
neer in de prijzen van de consumptie
artikelen belastingen en accijnzen
zijn verdisconteerd heeft de consu
ment als hij zijn week'oon besteedt
tevens al een hoeveelheid belasting
betaald. Wanneer in Nederland het
zelfde weekloon wordt besteed aan
dezelfde artikelen die waarschijnlijk
in de ene markt ongeveer wel dezelf
de prijs zullen hebben krijgt de Staat
der Nederlanden daarvan nog niets
binnen. Zij moet dan dus een hogere
inkomstenbelasting of vennoot
schapsbelasting hebben maar daar
door kan niet hetzelfde weekloon
worden besteed doch minder en is
ook de koopkracht minder alweer ten
nadele van fyet land met de directe
belastingheffing.
Zo bezien geloof ik dat minister
Witteveen zijn tegenstand in Brussel
tegen de harmonisatie van de belas
tingen in de richting van indirecte
belastingen maar gauw op moet ge
ven.
MINDER RECHTVAARDIG,
MAAR
FRANKRIJK kan met inkomsten
uit indirecte belastingen veel doen
op het gebied van premieverlening
op allerlei terrein en zo de richting
van de Franse economie in belang
rijke mate beïnvloeden. Ik geloof niet
dat dit middel zal worden losgelaten
wat dan betekent dat zij ons in een
moeilijke positie manoeuvreren door
hier tegen in te gaan. Natuurlijk is
een heffing langs indirecte weg lang
niet zo rechtvaardig zij houdt geen
rekening met de draagkracht van de
betrokkene maar aan de andere
kant pleit niemand voor algehele af
schaffing van de inkomstenbelasting.
Daarom zou bij deze belasting dan
wel wat meer rekening met die om
standigheid kunnen worden gehou
den.
Het lijkt mij dat deze zaak zijn
beslag moet krijgen tegelijkertijd
met het ontstaan van de ene
markt, dus in ieder geval vóór
1970. Als men eerder tot een vol
ledige afschaffing van de invoer
rechten onderling en tot éénwor
ding van het agrarisch prijspeil
zou komen dan moet men tegelij
kertijd deze belastingzaken voor
elkaar hebben, anders vraagt men
om moeilijkheden voor de Neder
landse economie.
Ir. C. S. KNOTTNERUS.
VALORISATIE IN DE PRAKTIJK
Het is wat minder geworden, maar toch komt men dat mooie woord valori
satie nog wel tegen. Een betere valorisatie, d.w.z. het op de markt direct tot
hogere waarde en dus een hogere producentenprijs brengen van landbouw-
produkten, is een ideaal, waarover al veel is gesproken. Laatstelijk nog
tijdens de veehouderijconferentie van het K. N. L. C., waar vooral de coöpera
tieve handel en verwerking (en vooral de boerenbesturen daarvan) werd
voorgehouden wat van hen in deze tijd verwacht mag worden.
In de nota inzake het landbouwbeleid, in het beleidsprogramma v^n deze
regering en in vele andere officiële stukken staat te lezen, dat rechtstreeks
meer voor de boer uit de markt gehaald moet worden en dat de eerste ver
antwoordelijkheid hiervoor bij het bedrijfsleven zelf ligt. In het verband van
het Landbouwschap is dan ook al enige tijd een valorisatiecommissie van
brede samenstel1 ing aan het werk.
En in de praktijk van alle dag doet men zijn best om zoveel mogelijk in
de geest van een betere valorisatie te handelen, zou men denken. Wij koeste
ren deze gedachte ook, maar wij moeten wel eens vraagtekens zetten. Ver
leden zomer begrepen wij niet helemaal de boterprijspolitiek. Het spijt ons
juist nu weer in die zuivelsector wat vreemds te moeten signaleren, omdat
de zuivelopbrengstprijs ons in hoge mate interesseert; wij mochten immers
pas kennis nemen van een wat tegenvallende nieuwe melkrichtprijs.
VERLAGING VAN KAASPRIJZEN
Bij de vaststelling van de nieuwe richtprijs van me'k voor 1964/1965 ging
de minister van Landbouw uit van een industriemelkopbrengst van 21,20 cent
per kg. Het Produktschap voor Zuivel deed wat van hem verwacht werd en
trof maatregelen om de industriemelk voor de veehouderij de door de minis
ter aangegeven prijs te doen opleveren. Het zou mogelijk zijn geweest de
inleverlngsprijzen (bodem in de markt) voor boter, kaas en melkpoeder te
verhogen, maar hiervan werd afgezien om de in de poeder, en condenssector
reeds afgesloten contracten niet te hinderen. De zogenaamde produktiehef-
fing op kaas werd verhoogd en er werd een nieuwe op boter ge'egd. Deze hef
fingen worden bij export teruggegeven; zij belasten dus alleen het binnen
landse verbruik. Zodoende zou dus per 5 april 1964 uit de binnenlandse markt
40 cent per kg boter en 15 cent per kg kaas (verhoging van de heffing van
14 tot 29 cent) extra worden gehaald, naar schatting het benodigde om de
industriemelkopbrengst gemiddeld zeker op 21,20 cent te brengen.
Nu dachten wij, dat deze heffing en heffingsverhoging tot een aanpassing
van de binnenlandse marktprijs naar boven zou moeten leiden, dus in de lijn
van de wordende E. E. G. op zuivelteirein. Maar wie schetst onze verbazing,
toen wij vernamen, dat de coöperatieve zuivelverkoopverenigingen prompt de
prijs bij export van kaas naar West-Duitsland met dezelfde 15 cent per kg
verlaagden. De verhoogde heffing wordt immers bij export teruggegeven en
dit voordeel laat men dus onmiddellijk aan de buiten^ndse importeur toeval
len! Met het gevolg, dat er van een hogere opbrengst uit de kaasmarkt voor
de veehouders in eerste aanleg niet veel terecht komt. Waarom zulke droevige
valorisatiepraktijken?
Een verklaring kan zijn, dat men vanwege de felle concurrentie tussen de
aanbieders op de exportmarkt tot de uiterste prijsconcessie gedwongen wordt.
Als het een kwestie van concurrentie tussen Nederlandse coöperatieve en par
ticuliere exporteurs (bij kaas vele in getal) is, dan is enig samenspel op het
vlak van de exportprijzen wel heel hard nodig. Wij zijn weer een ervaring
rijker, deze keer wel een ergerlijke.