Aardappelwaarheen
Aardappeldaarheen
Aardappeldaarheen
375
VRIJDAG 17 APRIL 1964
De snelle ontwikkeling, die zich op allerlei gebied in ons
land en daarbuiten, in het bijzonder in de E. E. G., voltrekt,
maakt het noodzakelijk de omstandigheden waaronder pro-
duktie en afzet van de consumptieaardappelen in Neder
land plaatsvinden, opnieuw te onderzoeken.
Het Bestuur van het Produktschap voor Aardappelen
heeft daartoe een studie doen verrichten, waarvan het re
sultaat in een brochure is samengevat. Met behulp van
cijfer- en feitenmateriaal wordt in het eerste deel de tegen
woordige toestand ontleed, terwijl in het tweede deel een
aantal aanbevelingen wordt gedaan, die tot verbetering
van de marktstructuur en daarmede tot de noodzakelijk
geachte aanpassing van teelt en afzet bij de nieuwste ont
wikkelingen, kunnen leiden.
Het Bestuur van het Produktschap biedt deze studie ter
discussie aan het belanghebbende bedrijfsleven aan, aldus
ongeveer het voorwoord van de voorzitter van het Pro
duktschap, dr. C. H. J. van Beukering, bij het keurig ver
zorgde en geïllustreerde boekje dat als titel heeft: „Aard
appelwaarheen? Zoals reeds eerder gemeld, wordt
deze brochure gratis aan belangstellenden ter beschikking
gesteld.
OM hier uitvoerig op de inhoud van deze brochure in te gaan ontbreekt
ons de nodige plaatsruimte. Er moet dan ook volstaan worden met een
korte samenvatting van de belangrijkste punten die behandeld worden.
Allereerst de tegenwoordige toestand van produktie, bewerking en afzet
van de aardappelen. In grote lijnen bevatten de behandelde punten weinig
nieuws voor de goed georiënteerde aardappelteler.
Het risico dat door een verdere inkrimping van de teelt de bestaande af
zetmogelijkheden niet behouden kunnen blijven.
De veelal te grote versnippering van de teelt zowel per bedrijf als in
het geheel en de daarmee gepaard gaande ondoelmatige werkwijze, wat
zowel op de kostprijs als op de kwaliteit een slechte invloed heeft.
De vervoedering van zandconsumptieaardappelen, wegens slechte kwali
teit en/of te lage prijzen, die vorige jaren nog 5 a 6 ton per ha bedroeg.
Het arbeidsprobleem dat zich snel verder toespitst en dwingt tot volledige
mechanisatie en meer specialisatie met grotere oppervlakte-eenheden.
De sortering die ernstig in het gedrang komt door de ongunstige voor
waarden waaronder de betrokken bedrijven veelal moeten werken (on
voldoende rendement, tekort arbeidskrachten, versnippering e.d.). Dit
niettegenstaande de aardappelteelt in toenemende mate afhankelijk wordt
van de aanwezigheid van goede sorteerbedrijven (annex opslag- en afzet-
apparaat).
De bouw van centrale sorteer- en opslagbedrijven die sterk terugloopt,
mede onder invloed van de slechte financiële uitkomsten van de onder
nemers en het gevoel van onzekerheid vqor de toekomst.
De kwaliteit die zowel voor binnenlandse consumptie als bij de uitvoer
va^k te wensen overlaat, hoewel dit een zeer belangrijke factor is om de
afzet en dus ook de prijsvorming gunstig te beïnvloeden.
De in ons land dalende consumptie per hoofd met circa 10 gedurende de
laatste 3 jaren en daartegenover de groeiende belangstelling voor ver
werkte produkten. Aan de vraag naar deze produkten zal op de juiste
wijze voldaan moeten worden.
De opdringende concurrentie van andere landen, waar een struktureel
gezonde produktie en afzet met kracht bevorderd worden, als regel met
overheidsgelden
Het toenemende gevoel van onzekerheid bij het bedrijfsleven door de
zwaarder wordende risico's en moeilijkheden en ook omdat de prijsvor
ming, behalve van natuurlijke factoren, zoals wisselende oppervlakten en
ha-opbrengsten, meer afhankelijk gaat worden van niet te voorziene prijs-
beïnvloedende maatregelen van buitenlandse regeringen en ook wel van
onze eigen overheid.
Uit de opsomming van deze knelpunten volgt dat
a. het noodzakelijk is een gezonder klimaat te scheppen voor een doel
matige produktie, sortering en afzet;
b. met kracht bevorderd moet worden dat op de juiste wijze aan de bin
nen- en buitenlandse vraag wordt voldaan;
c. de concurrentie-kracht van het bedrijfsleven moet worden vergroot,
mede met het oog op de ontwikkelingen, die zich in het buitenland en
wel voornamelijk in de E. E. G.-partner-landen voordoen.
MIDDELEN TOT VERBETERING
De studie geeft vervolgens in een aantal punten een aantal aanbevelingen
ter verbetering van de marktstructuur, t.w.:
0 De activiteiten van het bedrijfsleven zelf;
0 Een vergroting van de investeringshulp bij het stichten van centrale sor
teer- en opslagbedrijven;
Een uitbreiding van het wetenschappelijk onderzoek en de voorlichting;
0 Het stimuleren van de afzet van onder AKM-contróle verpakte aard
appelen.
Activiteiten van het bedrijfsleven zelf. In de eerste plaats moet het bedrijfs
leven zelf trachten op eigen kracht middelen aan te wenden die tot een ge
zonde bedrijfsvoering kunnen leiden.
Hoewel integratie al een oud verschijnsel is én ook voor consumptieaard
appelen vroeger reeds bepaalde vormen van integratie werden toegepast,
zoals het zaaikla'ar huren van geschikt land en het kopen te velde, wordt de
laatste tijd onder invloed van de aan de gang zijnde ontwikkelingen meer
over integratie gesproken. Integratie kan de specialisatie en concentratie van
zowel producenten als bewerkers en handelaren bevorderen. Gedacht wordt
aan:
horizontale integratie van de teelt waarbij afspraken worden gemaakt
over de rassenkeuze, de teeltwijze en een gecombineerd aanbod van grote
meer uniforme partijen. Ook het gezamenlijk aanschaffen en gebruiken
van machines en opslagplaatsen zijn vormen van integratie, die voordelen
kunnen bieden.
bevordering van meer samenwerking van de handel onderling. Vooral
ook in de steden zal de groothandel de mogelijkheden van meer samen
werking en. zelfs van samenvoeging van bedrijven moeten nagaan gezien
de veelal bestaande versnippering. Het combineren van de opslag, sor
tering en verpakking evenals een gecombineerd transport zou de doel
matigheid van de handel ten goede komen.
0 verticale samenwerking van de produktie en afzet door middel van con
tractteelt e.d., waarbij de teler zijn prijs- en afzetrisico bij voorbaat afdekt
en waarbij de afnemer verzekerd is van voldoende grondstof tegen een
vooraf overeengekomen prijs en een meer constante kwaliteit. Dit kan
voor de verwerkende industrie van belang worden en mogelijk ook voor
de grote detailondernemingen en de groothandel. In sommige gebieden
bestaan er reeds zekere vormen van samenwerking tussen telers en hande
laren en worden de prpblemen die aan de produktie, sortering en afzet
vastzitten gezamenlijk besproken met het doel de financiële uitkomsten
gunstig te beïnvloeden.
De organisaties wijzen het bedrijfsleven reeds op de mogelijkheden die
integratie kan bieden. Dit zal men voortdurend moeten blijven doen. Het in
zicht zal moeten baanbreken dat integratie bij de huidige ontwikkeling niet
kan worden gemist.
Nauw hiermede verbonden is het gebruik van de Algemene Handelsvoor-
waarden voor de handel in consumptie- en voeraardappelen. De toepassing
van deze in 1950 tot stand gekomen voorwaarden bij de afzet van teler naar
groothandelaar is slechts minimaal. Getracht zou moeten worden, aldus de
brochure, de in 1960 ontworpen nieuwe voorwaarden alsnog te laten depo
neren. Tevens wordt aanbevolen in deze handelsvoorwaarden de kwaliteits
omschrijving uitvoeriger op te nemen.
Daarnaast wordt in de brochure vergroting van de investeringshulp bij
de stichting van centrale sorteer- en opslagbedrijven bepleit. Bij een doel
matige centrale sortering bestaan mogelijkheden voor een gezonde bedrijfs
voering, het zo laag mogelijk houden van de sorteerkosten en het leveren
van een betere kwaliteit. Verder wordt gewenst geacht uitbreiding van het
wetenschappelijk onderzoek en het stimuleren van de afzet van onder con
trole van de Stichting Aardappelkwaliteitsmerk verpakte aardappelen.
Tot zover, zeer in het kort, enkele punten uit deze brochure.
(I)
ÏVAAR de brochure „Aardappel waarheen?"
ter discussie is gesteld, heeft ir. Smeenk,
secretaris van de Hoofdafdeling Akkerbouw, in de
bijlagen van de vergadering van de hoofdafdeling
op 17 dezer een aantal bemerkingen gemaakt met
betrekking tot de in het boekje behandelde pun
ten. Daarin wordt o.m. het volgende opgemerkt.
In de brochure wordt gesteld dat bij de huidige
oppervlakte circa 200.000 ton voor export be
schikbaar zijn. Er is echter bij de opstelling van
de balans vraag - aanbod een rekenfout ge
maakt. In plaats van 200.000 ton zou ruim
300.000 ton voor export beschikbaar zijn.
De berekeningen zijn gebaseerd op een gemid
delde export van 275.000 ton. Vele andere lan
den gaan zich echter steeds meer op de export
van consumptieaardappelen toeleggen. De con
currentie wordt groter. Het is dus niet juist de
toekomstige export af te stemmen op het in het
verleden geëxporteerde kwantum van 275.000
ton.
CONCLUSIE: Wanneer wij voldoende aardappe
len zouden willen telen om aan de gemiddelde af
zetmogelijkheden te voldoen, kan de aardappel
teelt verder worden ingekrompen!
Betreffende de prijsrisico's merkt de nota op,
dat ons land niet in „bijna dezelfde positie ver
keert" als Engeland, Zweden enz., landen die op
zelfvoorzieningsproduktie gericht zijn. Integendeel,
Nederland teelt bewust meer aardappelen dan
voor binnenlandse consumptie nodig is. De prijs
vorming is daardoor steeds afhankelijk van ex
portmogelijkheden. Deze zeer wisselvallige markt
situatie maakt het prijsrisico bijzonder groot. Be
drijfseconomisch doet de teler verstandig zich
enigermate van een dergelijk gewas af te wenden
en om te schakelen op gewassen waar dit prijs
risico nauwelijks (granen) of in het geheel niet
(suikerbieten) aanwezig is en waarvan de teelt
lonend is. Een gedeeltelijke overschakeling van de
aardappelteelt op de verbouw van andere gewas
sen lijkt derhalve gewenst.
Dit zijn slechts enkele opmerkingen uit deze
noten. Er zijn nog een twaalftal andere, o.m. over
de rentabiliteit van de teelt die de laatste jaren
weinig bevredigend is geweest, en dat uitbreiding
van sorteer- en opslagbedrijven bij niet benutte
capaciteit kostenverhogend zullen werken.
De aandacht wordt er op gevestigd dat bij het
wetenschappelijk onderzoek de aardappel zeer
hoog „genoteerd" staat (3 miljoen gulden per jaar)
t.o.v. andere objecten. Uitbreiding van specialis
ten op gebied van de aardappelteelt lijkt dan ook
niet gewenst. Wel bedrijfseconomische voorlich
ting
Wij moeten het hierbij, gezien de plaatsruimte,
voorlopig laten en komen op een en ander t.z.t.,
indien het boekje „Aardappel. waarheen" door
de Z. L. M. en andere organisaties besproken
wordt, nader terug.
(II)
VAN de heer J. J. van de Hoek te Halsteren
ontvingen wij een uitvoerig schrijven waarin
de heer Van de Hoek zijn visie op de consumptie-
afzet uiteenzet en tracht opbouwende kritiek te
geven met als doel tot een lonende aardappelteelt
voor de boer te komen.
Schrijver geeft een kort overzicht van de situatie
in 1962 toen in februari de prijzen op gingen lopen
en in april alles aan de handel verkocht was. De
zeer hoge prijzen zijn praktisch geheel aan de han
del ten goede gekomen. De heer v. d. Hoek wijst
er op dat het aanhouden van de voorraden door
de teler voor deze te riskant is. Bij dalende prijzen
bij overproduktie ruimt de handelaar vanzelf
sprekend eerst zijn eigen voorraden en de teler
blijft grotendeels met de overschotten zitten.
Analoog aan de minimumprijzenregeling bij
groente en fruit gaan de gedachten van de heer
Van de Hoek in deze richting voor de aardappelen.
De vele maatregelen zijn voornamelijk getroffen
om de aardappelteelt in stand te houden, doch heb
ben geen invloed op de prijs voor de teler. Deze
is geheel afhankelijk van de productie en de ex
port. Een niet gerealiseerde export werkt sterke
prijsdalingen van een groot gedeelte van de over
blijvende hoeveelheden voor de binnenlandse con
sumptie in de hand.
Indien we, aldus de heer Van de Hoek, in 't bin
nenland de prijs zouden kunnen verkrijgen van
14 cent en hiervan IV2 cent afdragen, zou de uit
eindelijke prijs nog 1 cent meer zijn dan norma
liter verkregen wordt. Met deze afgedragen gel
den zouden de uit de markt te nemen aardappelen
gefinancierd kunnen worden. Wij zouden dus een
apparaat moeten stichten dat marktregelend op
treedt, gefinancierd door de telers. In het najaar
bepaalde kwantums uit de markt nemen en op
slaan. Al naar gelang het prijsverloop lager dan
wel hoger wordt, meer uit de markt nemen of
terugbrengen op de markt. Bij overproduktie kan
men deze hoeveelheden tegen lage prijzen aan de
exporteurs aanbieden.
De heer Van de Hoek beveelt ook het invoeren
(Zie verder pagina 377.)