individuele grondgebruiker en -eigenaar
353
VRIJDAG 10 APRIL 1964
normale exploitatie als landbouwgrond sterk
belemmerd. Niet alleen de eigenaar heeft hier
van schade, maar ook de eventuele pachter.
Indien de aanwijzing tot natuurgebied tot der
gelijke drastische gevolgen moet leiden, lijkt
de commissie aankoop door overheidsinstanties
van de desbetreffende grond de enige juiste
weg. In het kader van een'verkaveling behoeft
de aankoop nog niet eens het bewuste perceel
te betreffen omdat bij de toedeling met de wen
sen van de natuurwetenschappelijke commissie
rekening kan worden gehouden,
c. Een natuurgebied in een ruilverkavelingspro
ject en de eis van handhaving van de oude
toestand voor het natuurgebied betekent meest
al uitvoering van extra werken (b.v. stuwen
om het „oude" waterpeil te handhaven) in het
kader van deze verkaveling.
Het ongesubsidieerde deel van de kosten van
deze werken komt ten laste van de belanghebben
den in het blok. Dit acht de Commissie onjuist!
OPMERKINGEN OVER PLANOLOGISCHE
MAATREGELEN.
DLANOLOGISCHE maatregelen houden een be-
langenafweging in. De wet heeft dan ook
bepalingen die tot doel hebben deze belangenaf
weging zo zuiver en juist mogelijk plaats te doen
vinden. Belanghebbenden, die menen in hun be
langen te worden geschaad, hebben de waarborg
hun standpunt te kunnen laten horen en eventueel
in beroep te kunnen komen bij een hogere instan
tie.
Uiteraard is het van het grootste belang, dat
alle betrokktnen, indien een ontwerpplan ter
kennis wordt gebracht, nauwlettend dit plan die
nen te besturen en de gevolgen daarvan voor
zichzelf en eigen groep trachten vast te stellen.
Dit om desgewenst bezwaren in te dienen en even
tueel in beroep te gaan. Hier ligt dan ook een be
langrijke taak voor de landbouworganisatie.
Ook dient vanuit agrarisch standpunt gewezen
te worden op de invloed die de agrarische ver
tegenwoordigers in de verschillende colleges (ge
meenteraad en Provinciale Staten) die planologi
sche maatregelen goedkeuren, kunnen uitoefenen.
Een te gedetailleerde bepaling van de bestem
ming ten aanzien van de recreatie in de plano
logische regelingen wordt door de commissie af
gewezen.
Een grote mate van soepelheid is te verkiezen
boven een grote mate van smalheid van de hui
dige systemen.
In hoeverre de toepassing van de nieuwe wet
Ruimtelijke Ordening daarin verbeteringen zou
kunnen brengen is thans nog moeilijk te beoor
delen.
In ieder geval neent de commissie dat, het op
betrekkelijk korte termijn herzien der plannen,
een betere verhouding ook tot datgene wat als
redelijke wensen in de streek leeft, tot stand zou
kunnen brengen. De commissie ziet een aantal be
langrijke bezwaren met betrekking tot de struc
tuurplannen.
De landbouw dient naar de mening van de
commissie beter in het overleg over planologi
sche regelingenmet name ten aanzien van de
uitbreidingsplannen en structuurplannen (zo
deze noodzakelijk zijn) betrokken te worden
dan nu het geval is. De uitgebreide voorlich
ting omtrent de planologische regelingen met
name voor grondeigenaren en -gebruikers is
voorts gewenst. Het gehele terrein van de voor
lichting over deze materie is naar het oordeel
van de commissie van groot belang. Van de
zijde van de land- en tuinbouw zal men met
vroegtijdige voorlichting en het plegen van
overleg óók over ontwerpplannen en zelfs
slechts over denkbeelden meer begrip en mede
werking verkrijgen dan met een andere handel
wijze.
In dit geheel van overwegingen op planologisch
terrein past ook een opmerking over het betrek
ken van de landbouw bij het beraad rond de uit
breidingsplannen. In dit overleg in de commissie
uitbreidingsplannen van de P. P. D. is één rijks
ambtenaar van het Ministerie van Landbouw be
trokken. Ook de stem van het agrarische bedrijfs
leven dient hier vertegenwoordigd te zijn.
BENUTTEN AANWEZIGE RECREATIE
RUIMTEN
HE in de provincie Zeeland aanwezige recrea-
tieruimten dienen naar het oordeel van de
commissie beter voor het toerisme benut te wor
den dan nu het geval is. Indien het openstellen
voor het toerisme van bepaalde gebieden af mocht
stuiten op kosten van eventuele beschadigingen
en vernielingen is het misschien mogelijk een
fonds in te stellen waaruit voor vergoedingen ge
put kan worden.
Een dergelijk fonds (taak voor provinciale- en
gemeentelijke overheden) zou vermoedelijk ook
nog op andere wijze ten dienste van het toerisme
gesteld kunnen worden.
c. De opzet van een recreatiebedrijf moet goed zijn. Hierbij moet men de
benodigde investeringen en exploitatiekosten (waaronder die van eigen
arbeid en grond) niet ondèrschatten en de financiële uikomsten niet over
schatten.
Voor een goed opgezet bedrijf is een goed inkomen te verdienen, aldus de
indruk van de commissie, maar er zijn ook dergelijke (pas opgezette) kam-
peerbedrijven, waar de resultaten niet winstgevend waren de afgelopen
jaren. Een slecht opgezet bedrijf (slechte of gebrekkige voorzieningen,
weinig service) zal in een slecht seizoen eerder een terugslag krijgen, dan
het goede bedrijf. Bij een goede opzet moet behalve aan de noodzakelijke
voorzieningen als riolering, wegen en toiletgebouwen, ook gedacht worden
aan een cantine (met televisie), kampwinkel, een goede beplanting (waar
voor een subsidie van de zijde van Staatsbosbeheer mogelijk is) en over
dekte speelplaatsen voor kinderen. Een grote N. V. van recreatiebedrijven
deelde mede geen zomerwoningen meer te bouwen zonder warm water,
douche en koelkast.
Voorzieningen voor binnenrecreatie (voor slecht weer) en gezellige avon
den kunnen afhankelijk van het type bedrijf tot de opzet moeten be
horen. Dit laatste hangt samen met het volgende punt.
d. Een eigen karakter van het bedrijf wordt van verschillende zijde als een
voordeel aangemerkt. Men krijgt een categorie toeristen die zich hierin
thuis voelen en daardoor ook een soort klantenbinding.
e. De combinatie van landbouw-recreatiébedrijf door één exploitant (en zijn
gezin) wordt over het algemeen niet mogelijk geacht omdat:
1. het topseizoen van beide bedrijfstakken landbouw en recreatie prak
tisch gelijk valt;
2. de uiteindelijke belangstelling zal in de meeste gevallen naar één van
beide sektoren uitgaan. Hierbij zal dan óf het landbouwbedrijf óf
het recreatiebedrijf niet op de juiste wijze worden gevoerd.
Natuurlijk zijn op deze algemene indruk gunstige uitzonderingen mogelijk.
Zo kan algehele inschakeling van een loonwerker voor het landbouwbedrijf
een mogelijke oplossing zijn. De indruk bestaat wel dat het dan niet om een
grote oppervlakte landbouwgrond moet gaan.
Ook kan een „gemengd" bedrijf mogelijk zijn indien de recreatiesektor van
het bedrijf klein van omvang en opzet wordt (b.v. 1 ha voor het plaatsen van
caravans). De aandacht die deze sektor dan vraagt kan volgens eigen waar
neming van de commissie voor een deel door de vrouw des huizes worden
gegeven, al zal dan in de meeste gevallen weer huishoudelijke hulp nood
zakelijk zijn.
Bij aanwezigheid van een volwassen zoon of schoonzoon is er niet meer
sprake van één exploitant (en zijn gezin) zodat dan veel genoemde bezwaren
wegvallen. Wel zal het bij aanwezigheid van volwassen kinderen vaak ge
wenst en noodzakelijk zijn om een scheiding, naar ambitie en geschiktheid,
te brengen tussen landbouw- en recreatiesektor.
De commissie maakt in dit verband nog enige opmerkingen.
Door de recreatie kan op deze wijze een bestaansmogelijkheid voor meer
dan 1 kind worden geschapen. Dit is een positief punt.
Ook een gevaar is aanwezig, n.l. indien meewerkende kinderen geen loon
naar werken krijgen kan zich, evenals in de landbouwsektor, dan de
situatie voordoen dat, doordat men de arbeid niet rekent, men gaat den
ken dat de financiële resultaten goed zijn, terwijl dit niet het geval is.
Tenslotte is het nog mogelijk om, als tijdelijke oplossing, een deel van het
bedrijf te bestemmen voor de recreatie, n.l. wanneer het van uit het land
bouwbedrijf economisch gezien niet mogelijk is de opvolger als 2e kracht
in het bedrijf op te nemen. Het is evenwel de vraag of de investeringen,
voor het eenvoudig recreatiebedrijf noodzakelijk, voor een betrekkelijk
korte duur verantwoord zijn.
Welk type recreatiebedrijf is het meest wenselijk en wat is de benodigde
oppervlakte om in deze sektor tot een redelijk arbeidsinkomen te komen
Indien gelet wordt op het kampeerterrein, caravanterrein, bungalowterrein,
dan is de indruk die de commissie hireomtrent heeft opgedaan dat een type
bedrijf waarbij deze drie mogelijkheden tezamen worden uitgebuit, tot de
dan is de indruk die de commissie hieromtrent heeft opgedaan dat een type
het bungalowgedeelte als ruggegraat voor het bedrijf moet worden be
schouwd.
De gevoeligheid van de kampeersektor kan hierbij gecompenseerd worden
door verhuur van zomerhuisjes. Wat arbeid betreft vraagt het kampeerter
rein meer tijd en aandacht dan het bungalowterrein, terwijl in de winter
periode o.a. het onderhoud van de huisjes de dan ook beschikbare arbeid
vraagt. Daarnaast kan gesteld worden dat één ha bungalowterrein meer op
brengt (maar dan ook meer investeringen vraagt) dan eenzelfde oppervlakte
kampeerterrein.
Omtrent de grootte van een hier bedoeld recreatiebedrijf zijn geen maat
staven te geven. Dit hangt af van de intensiteit van bebouwing en voorts de
bezettingsduur.
Teneinde enig inzicht te geven in de financiële aspecten (investeringen,
uitgaven, inkomsten) die bij een recreatiebedrijf een rol spelen, is in een
bijlage bij het rapport als voorbeeld een overzicht gegeven van een denk
beeldig bedrijf van 5 ha. De gegeve:\s uit dit overzicht zijn verkregen uit di
verse gesprekken en inlichtingen.
Uit deze bijlage blijkt wel dat voorzichtigheid geboden is. Een kampwinkel
en ook een cantine kan een belangrijke steun zijn bij het tot goede financiële
resultaten brengen van een recreatiebedrijf. De meeste bedrijven van enige
omvang beschikken dan ook over een kampwinkel. In een aantal van de
gevallen wordt deze winkel door de exploitant (of zijn vrouw) zelf gedreven,
soms heeft men deze winkel verpacht (tegen een vast bedrag dan wel op
provisiebasis).
SAMENWERKINGSVORMEN
HET probleem van het stichten van een toeristisch bedrijf heeft nog een
ander aspect. In onze tijd kunnen we rustig zeggen dat we koersen in
de richting van grotere eenheden. Deze ontwikkeling kan ook in de toekomst
voor de recreatiebedrijven een rol gaan spelen. Voorts zullen, indien de wel-
(Zie verder pagina 355)