VASTSTELLING GRAANPRIJZEN EEN VAT VOL PROBLEMEN 301 OVERZICHT W" VRIJDAG 2 7 MAART 1964 WIJ leven einde maart en terwijl bijna al het zaai graan reeds in de grond zit, weet de Nederlandse graanteler nog niet welke prijzen hij straks kan maken voor zijn tarwe en zijn gerst. Er zijn wel berekeningen van het Landbouw Economisch Instituut, waaruit blijkt, dat de vorige jaar door onze regering vastgestelde prijzen ver hoogd zullen moeten worden wil de boer een redelijk ren dement van zijn graanteelt hebben. De oorzaak van deze wel zeer late prijsvaststelling is de E. E. G., die steeds meer invloed gaat uitoefenen op het eigen Nederlandse beleid. IJ hebben in vorige jaren meermalen geschreven, dat de Europese Economische Gemeenschap ook voor de landbouw belangrijk zou worden. Tevens begrepen wij, dat de inhoud van dit in 1957 afgesloten en in 1958 in werking getreden verdrag, ver afstond van het dagelijks leven en werken van onze boeren. Zij merkten er immers niet veel van. Maar hoe langer hoe meer gaat dat veranderen, omdat in de twaalf jaren, die vanaf 1 januari 1958 als overgangstijd zijn genomen, de regeringen der zes E. E. G.-landen beslissingen nemen, die van directe invloed zijn op het nationale beleid in die landen. Beslissingen, die moeten bijdragen tot het nagestreefde gemeenschappelijke landbouwbeleid, hetwelk weer voorwaarde is om te komen tot een werkelijke vrije markt. Door die besluiten nu zijn de Ministers van Landbouw gebonden en zij kunnen slechts daarbinnen nog een eigen landbouwbeleid voeren. Zoals te begrijpen is, brengt deze situatie op den duur vele veranderingen mede, waarover ook de landbouworganisaties zich dienen te bezinnen. In hoeverre bijvoorbeeld kunnen en moeten zij bij de instanties te Brussel invloed verkrijgen en hun wensen kenbaar maken? Een reorganisatie ook op dit gebied lijkt welhaast onvermijdelijk. DEN van de gevolgen van de Brusselse beslui ten is de late vaststelling van de graanprij zen en de melkprijs. Reeds in januari 1962 werd een E. E. G.-graan- reglement aangenomen, dat op 1 augustus 1962 in werking trad. Volgens dit reglement moeten de graanprijzen ieder jaar door de E. E. G.-Minis- terraad worden vastgesteld. Voor het jaar 1963/64 heeft deze instantie besloten, dat de Ministers van Landbouw in de zes landen hun tarwe- en gerst- prijzen zelfstandig mochten vaststellen binnen een maximum- en een minimumgrens. Zij mochten niet hoger gaan dan de Duitse prijzen (de hoog ste) en niet lager dan de Franse (de laagste). Deze bepaling had tot doel, dat de toch reeds sterk verschillende prijzen niet verder uit elkaar zouden groeien, daar voor een vrije markt aan het einde van de overgangsperiode in 1970 één tarwe- en één gerstprijs nodig is. In de herfst van vorig jaar had de Raad van Ministers de graanprijzen voor oogst 1964 moeten vaststellen. Maar in de eerste plaats was hun agenda al overvol met andere belangrijke voor stellen, zoals het zuivel- en het rundveereglement, en voorts lag er een voorstel van het lid van de Europese Commissie, Dr. Mansholt, ter tafel om de verschillen tussen de graanprijzen in de zes landen in één keer op te heffen. VOORSTEL MANSHOLT JJIT voorstel Mansholt, zoals het algemeen ge noemd wordt, heeft bij eventuele aanvaarding zoveel gevolgen, zowei voor het landbouwbeleid als voor de gehele economie van de zes landen, dat de Ministers besloten hierover vóór 15 april te beslissen. Zoals men in de dagbladen kan lezen, vergaderen zij er regelmatig over. Zolang in Brus sel geen beslissing gevallen, is, of dit voorstel Mansholt al of niet aanvaard wordt, kan ook de Nederlandse Minister van Landbouw de graan prijzen voor de oogst 1964 niet afkondigen. VOOR- EN NADELEN £R zitten zoveel kanten aan deze zaak, zoveel voor- en nadelen voor ieder der betrokken regeringen, voor hun volkeren, voor hun boeren en voor de handel, dat het onwaarschijnlijk ge acht moet worden, dat reeds in 1964 dezelfde graanprijzen in de zes landen zullen gelden. De heer Mansholt stelt namelijk prijzen voor tarwe, gerst, mais en rogge voor, die aanzienlijk liggen boven de Nederlandse en de Franse en beneden de Duitse en Luxemburgse. De voorgestelde tar- weprijs ligt ver beneden de Italiaanse en de voer- graanprijs boven de Italiaanse. Om de verliezen, die de Duitse en Luxemburgse graantelers en de Italiaanse tarwetelers zouden lijden, te vergoeden is in het voorstel een soort compensatie voor hen opgenomen. Om onze lezers een inzicht te geven van de standpunten van dit ogenblik, zonder diep op alle argumenten in te gaan, zouden wij de volgende opsomming willen geven. Italië. De graantelers, die voornamelijk tarwetelers zijn, zijn fel tegen een verlaging van de tarweprijs. De regering houdt zich nog wat op de vlakte. Frankrijk. De graantelers fel voorstanders van het plan, daar het hun hogere prijzen verschaft. De regering tegen de doorvoering in 1964, daar zij de prijzen en de lonen niet wenst te laten stijgen. Zij vindt de voorgestelde verhoging ineens ge vaarlijk, want zij vreest een sterke uitbreiding van de tarweteelt, van welk produkt reeds overschotten bestaan. Duitsland. De Duitse boerenbond fel tegen elke verlaging van de graanprijzen. De compensatievoorstellen worden zeer onvoldoende geacht. De regering, die volgend jaar via al gemene verkiezingen herkozen hoopt te worden, vierkant tegeft het plan. Luxemburg. Boerenbond en regering tegen ver laging van de graanprijzen. België. De houding van de Belgische land bouworganisaties en van de Belgi sche regering is niet geheel duidelijk. Daar de Belgische graanprijzen on geveer gelijk zijn aan de door Dr. Mansholt voorgestelde prijzen ver andert er voor België niet veel. Nederland. De akkerbouwsector is voor het Mansholt-plan. De veehouderijsector, voor welke de voergraanprijzen be langrijk zouden stijgen, is er onder bepaalde voorwaarden niet tegen. Deze voorwaarden hebben betrek king op de aanpassing van de heffin gen op veredelingsprodukten. Deze zouden namelijk gelijktijdig ver laagd moeten worden. De Nederlandse regering steunt het plan-Mansholt wel, maar zeker ook onder bepaalde voorwaarden. WEERSTANDEN ■y^ANNEER wij de balans opmaken, dan blijkt wel dat de heer Mansholt, die zijn plan met kracht verdedigt, heel wat weerstanden te over winnen heeft. Maar ook hij heeft vanzelfsprekend sterke argumenten. Het eerste is, dat de gemeen schappelijke markt voor landbouwprodukten een groot stuk dichterbij komt, als de handel in granen tussen de zes landen reeds nu geheel vrij komt. Met dezelfde regelingen inzake prijsvaststelling, inlevering, invoer en uitvoer, kwaliteitseisen enz. en met dezelfde prijzen zou er voor de granen een volkomen vrije markt ontstaan. Dit is mede zo belangrijk, «omdat dan de handel in veredelde produkten ook veel eenvoudiger wordt. De granen zijn immers de grondstof voor de veredelingsproduktie en vormen een belangrijk kostprijselement voor deze produktie. DE WERELD HANDELSBESPREKINGEN £EN tweede reden is, dat er in de komende maanden uitgebreide wereldbesprekingen ge voerd worden over de handel tussen de landen. Eén van de belangrijke onderwerpen daarbij vormt de handel tussen Amerika en de E. E. G. De Verenigde Staten zouden met name gaarne hun uitvoer van landbouwprodukten naar de E. E. G. vergroten. De granen spelen hierin een voorname rol. Het graanbeleid van de E. E. G. staat hen in de weg en zij zouden daarover wil len onderhandelen. De heer Mansholt is van mening, dat de prijs der granen van beslissende betekenis is wanneer het er om gaat de handel in granen te verruimen. En de prijs van de granen bepaalt in hoge mate de inkomenspositie van de Europese boer. Wan neer hij nu het graanbeleid van de E. E. G. moet verdedigen bij de komende handelsbesprekingen, kan hij dat alleen goed en met succes doen, wan neer er in de E. E. G. binnen afzienbare tijd één graanprijspeil is, dat vanwege het gevaar van overproduktie, niet zo hoog kan zijn als het hui dige Duitse. Zoals men ziet, zitten er vele problemen aan de vaststelling der graanprijzen vast. Hierdoor is het nemen van beslissingen voor de zes ministers zo moeilijk en moeten de boeren ook in Neder land alsmaar wachten op de prijzen die voor oogst 1964 zullen gelden. Wanneer men in Brussel in deze weken niet tot één prijspeil voor 1964 komt, waar dus alle kans op is, zal toch in ieder geval een besluit over de dan toelaatbare prijzen moeten vallen. Daarna pas kan Minister Biesheuvel de Neder landse graanprijzen vaststellen. Zoals Ir. Knott- nerus vorige week reeds schreef, vraagt de ge organiseerde landbouw de Mansholtprijzen, omdat deze nodig zijn. Voorlopig is het nog even afwachten. S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 3