GLADIOLENTEELT
Het vervroegen van aardbeien
door plastic
TUINBOUW
333
T
VRIJDAG 3 APRIL 1964
jyE teelt van gladiolen is voor de man die niet correct en in alle opzichten
serieus is, niet gemakkelijk. Hij die echter weet dat het kweken van gla
diolen, het kweken van levende, kwetsbare planten is en die ook weet dat dit
talrijke te overwinnen problemen meebrengt, zal uiteraard de grootst moge
lijke accuratesse, bij alles wat hij aan dat kwetsbare gewas doet, betrachten.
Ook voor hem is de teelt niet gemakkelijk, maar heel goed uit te voeren.
ALADIOLEN stellen aan de bodem geen extra hoge eisen. Op zware klei groeien ze wel goed, maar
u men heeft nogal moeilijkheden bij het oogsten te overwinnen. Ook zeer humusrijke grond is voor
gladiolen niet ideaal, ook daarop groeien ze wel goed, maar „botrytis" doet zich daar heel sterk cp gel
den. Hierom is het niet wenselijk op grond met een humuspercentage van 6 en hoger, gladiolen te
kweken.
Veel beter is echter grond met een humuspercentage van 2-3. Wat de zuurgraad betreft is grond met
een p.H. (K.C1) van 5 en hoger prima. Ook bij een hoge p.H. bijv. 7.5 groeien gladiolen heel goed.
Men kan gladiolen dus op elke grond kweken mits het humuspercentage niet hoger dan 6 en de zuur
graad niet lager dan p.H. (K. Cl.) 5 is.
In andere opzichten moeten echter aan de bodem nog wel bepaalde eisen gesteld worden:
1. Er mogen nimmer of tenminste niet gedurende de laatste 10 jaren gladiolen op gekweekt zijn. Een
gladiolengewas maakt de grond dus gedurende de eerstvolgende jaren ongeschikt voor de gladiolen-
cultuur. Mede om deze reden, moet bij de gladiolcnteelt de grootst mogelijke hygiëne betracht /or
den. Laat men bijv. de bloemen of na het oogsten van de knollen de loof resten op het land slinge
ren, dan kan heel gemakkelijk door stuiven, en door meenemen aan de voeten van mensen en dieren,
de naastliggende perceel(en) eveneens voorlopig ongeschikt voor de gladiolenteelt gemaakt worden.
2. De gladiool is een exportartikel en evenals aan meerdere andere artikelen worden ook aan te ex
porteren gladiolen, door de buitenlandse instanties bepaalde eisen gesteld. Een daarvan is dat de
mogelijkheid niet mag bestaan dat met de gladiolen ook cysten vari het aardappelcystenaaltje in het
betreffende land (vooral Amerika) worden geïmporteerd.
Daarom mogen gladiolen niet op aardappelmoe-land gekweekt worden. Bovendien gelden op niet
aardappelmoe-land dezelfde voorschriften van de P. D. als voor de teelt van aardappelen. Gladiolen
mogen dus op land gekweekt worden waar het vorige en het voor-vorige jaar geen aardappelen
stonden.
Dit zou uiteraard een verschrikkelijke handicap voor de agrariër zijn als hier geen afwijking op
mogelijk was, daar het juist een bijzender gunstige combinatie is na aardappelen het volgend jaar
op hetzelfde perceel gladiolen te verbouwen. In de hele provincie Zeeland is echter planten direct
na een aardappelgewas toegestaan.
3. Ritnaalden kunnen vaak flinke schade aan een gl adiolengewas veroorzaken. Daarnaast wordt naast de
ritnaalden het gewas ook nog door een bacteriënziekte „scab" aangetast. Deze twee, de ritnaal-
denschade en scab gaan veelal samen. Of de ritnaalden als de wegbereiders voor de bacteriën fun
geren, zodat de laatste de gladiolen op cje wonde plekken be' er kunnen aantasten of dat de ritnaal
den „dragers" van de scabziekte zijn en yius naast hun vreten de planten ook nog ziek maken is niet
bekend, vast staat echter dat beule verschijnselen gewoonlijk samengaan. Als men het ene heeft, heeft
men ook het andere. Bestrijdt men de ritnaalden, dan bestrijdt men indirect ook scab.
Ter bestrijding van de ritnaalden moet oppervlakkig 200250 kg Aldrin 2% of 2025 kg Al-
drin 25 per hectare, ondiep door de grond Verdeeld worden. Het eerste middel kan gewoon uitge
strooid en dan ondergewerkt worden. Het tweede middel moet vooraf door minstens 5 x zoveel zand
worden vermengd, d.i. per ha 25 kg Aldrin 25 intens vermengd met 100 kg zand, uitstrooien en
ondiep onderwerken.
Het aanwenden van Aldrin 25 is goedkoper dan Aldrin 2Yz Betere resultaten worden echter
met Aldrin 2Yz verkregen. Dit vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in het feit dat 200250 kg beter
over een hectare verdeeld kan worden dan 2025 kg.
BEMESTINGEN
ALADIOLEN mogen niet met stalmest bemest
worden. Het is zelfs ongewenst om kort voor
het planten graanstoppel of onkruid onder te ploe
gen. Het verdient daarom alleszins aanbeveling om
laat in de herfst het land al te ploegen. Eventuele
graanstoppel, onkruid e.d. zijn dan al voldoende
verteerd, voor de gladiolen geplant worden.
Vanzelfsprekend kan men nooit een voor alle
tuinen geldend bemestingsadvies geven. Men zal
altijd op een bijzonder voedselrijke bodem iets kun
nen bezuinigen, terwijl weer op een andere extra
gift van het een of ander gewenst is.
Hiermede rekening houdend zou als een normale
bemesting kunnen gelden:
Vlak voor of direct na het planten per are toe
dienen 10 kg A. S. F. 6 x 18 x 28, na 34 weken
22Yz kg Kalkammonsalpeter en 810 weken na
het planten nogmaals een overbemesting van 2
2Yz kg Kalkammonsalpeter.
Gemakshalve zijn hier hooggeconcentreerde
meststoffen aangegeven, het mogen ook echter
wel enkelvoudige meststoffen zijn bijv.: tegelijk
met Aldrin per are 1214 kg Superfosfaat of op
zure gronden 1520 kg Thomasslakkenmeel uit
strooien. Bij het planten wordt dan nog 6 kg kali-
zout 40 of 8 kg patentkali en 3Yz kg Kalkam
monsalpeter uitgestrooid. Respektievelijk na 34
en 810 weken na het planten wordt nog een
overbemesting van 22% kg Kalkammonsalpeter
gegeven.
ONTSMETTEN VAN HET PLANTGOED
pLANTTIJD voor de gladiolen is de maand april.
Er zijn wel eens kwekers die hun ongeduld
niet kunnen bedwingen en reeds vroeger in maart
gaan planten. Een hoogst enkele maal, als het voor
jaar uitzonderlijk zacht is kan het wel een voor
deel betekenen. Meestal echter is vroeg planten
nadelig.
Als eind april en eerste helft van mei het weer
wat schraal en koud is, wat gewoonlijk zo is, staat
de groei van de gladiolen stil. De vroeggeplante
gladiolen hebben dan al een aardige spruit en die
heeft dan nogal te lijden. Worden de gladiolen
later geplant, dan zijn ze in die gewoonlijk koude
periode nog niet erg ontwikkeld en zuilen dus door
groeien, wat alleszins wenselijk is.
Voor het planten dienen de knolletjes gedesin
fecteerd te worden. Hierdoor worden zieke knolle
tjes niet gezond, maar oppervlakkige besmettingen
worden ongedaan gemaakt. Het ontsmetten van
plantgoed mag zeker niet nagelaten worden.
De middelen, waarin gedompeld wordt zijn or
ganische kwikverbindingen. Van wortelwerking
mag vooral bij^aanwending van de vluchtigste mid
delen geen sprake zijn. Men dompele de knolletjes
gedurende Yz uur in 1 oplossing van Aamersil of
gedurende Vz uur in Yz oplossing van Panosan.
Wordt het met het oog op de wortelwerking een
beetje bedenkelijk dan kan men de pitten beter
gedurende Yz uur in Ys oplossing van het minder
vluchtige Aretan dompelen. Is er werkelijk al wor
telwerking dan mag niet meer in een organisch
kwikmiddel gedompeld worden, maar kan men dit
nog wel gedurende Yz uur in 1 Yz orthocide 50
(captan) doen.
Na de onderdompeling laat men de zak met plant
goed uitlekken tot er practisch geen vloeistof meer
uitkomt. Dan verdient het nog aanbeveling de knol
letjes te bepoederen met 200300 gram T.M.T.D.
per Yz hl of om een ziekte (droogrot) te bestrijden
met 200300 gram Allisan per Yz hl.
Na ontsmetting moeten de knolletjes direct
geplant worden. Men mag ze nimmer volledig dro
gen. Het verdient aanbeveling elke ochtend zoveel
plantgoed te desinfecteren, als men die dag denkt
te planten.
HET PLANTEN
TLADIOLEN kunnen zowel machinaal als met
de hand worden geplant. Er zijn zeer goede
plantmachines waarmede, als ze deskundig worden
gebruikt, goede resultaten worden verkregen.
Daarnaast is er nog de oude beproefde methode
om met behulp van een vorentrekker ondiepe voren
te trekken, waarin met de hand de knollen worden
gelegd. De regelafstand is in hoge mate afhankelijk
van de machines die de kweker ter beschikking
heeft. Hij moet later machinaal tussen het gewas
kunnen werken.
De regelafstand kan bij gevolg zijn 35, 40, 45, 50,
55 en zelfs 60 en 70 cm. Persoonlijk voel ik het
meeste voor bijv. 4 regels op 50 cm en dan een
regel overslaan. Op die wijze geplant, krijgt men
bedden waarop in de lengterichting 4 regels liggen,
terwijl de paden kunnen gebruikt worden voor de
wielen van de trekker en voor het lopen bij het
ziekzoeken, het bloemenkoppen enz.
De afstand waarop de knolletjes in de regel ge
plant moeten worden hangt af van de regelafstand.
Meestal zullen 6.000 of 5.000 4/g per are geplant
worden. Het is dan een kleinigheid om de onder
linge afstand in de regel vast te stellen.
Is de regelafstand bijv. 50 cm dan is met in
begrip van het pad 40 m bed een are, daarop lig
gen dan 160 m regels. Van 4/e worden dan per m
ruim 31 knolletjes d.i. op 3Yz cm geplant. Voor
zijn het dan ruim 37 knolletjes op iets minder
dan 3 cm.
Een zeer aantrekkelijke methode is die van de
ruggeteelt. Hierbij worden de knolletjes in een en
kele centimeters diepe veur geplant en daarna
wordt dan met behulp van een aanaarder, ploeg of
anderszins ruim 10 cm grond op de knollen ge
werkt.
Men mag vooral de regels niet lang laten open
liggen. Zodra een regel beplant is moeten de knol
letjes toegedekt worden. Dat is van groot belang.
KRALENTEELT
AF kralen een warmwaterbehandeling al of niet
hebben ondergaan, doet er niet toe, ze moeten
voor het zaaien ontsmet worden.
Voor kralen die een warmwaterbehandeling heb
ben ondergaan is dit, ze voor het zaaien Y2 uur
a/4 Aagladex, Yz1 uur Yz Panosan of Yz1
uur Yz Aretan onderdompelen. Kralen die niet
behandeld zijn worden gedurende 24 uren in
Aretan of Aagladex ondergedompeld.
Ook kralen mogen niet gedroogd, maar moeten
direct nadat ze wat uitgelekt zijn, gezaaid worden.
Ook behandelde kralen worden de 2e helft van
maart en behandelde kralen worden half april ge
zaaid.
Kralen kunnen heel goed met de gewone hand-
zaaimachine op regelafstanden van 30, 35, 40 of 45
cm gezaaid worden.
In de hoeveelheid kralen die per are gezaaid
worden zijn nogal verschillen. Hoe grover de kra
len zijn hoe meer liters ervan per oppervlakte ge
zaaid worden. Over 't algemeen schommelt de hoe
veelheid tussen 7 en 20 liter per are.
BAVANECK.
T~\ OOR gebruik te maken van plastickappen, kan men de aardbeienteelt gemakkelijk vervroegen.
U Hierdoor is het mogelijk een belangrijk hogere prijs te maken. De plastickappen geven een grote
bescherming tegen nachtvorst. Een vergunning zoals voor aardbeien onder glas is voor plastic niet
nodig. VOOR IEDEREEN, DUS OOK VOOR DE PARTICULIER, IS HET MOGELIJK ZO'N PLAS-
TICKAP IN DE TUIN MET EENVOUDIGE MIDDELEN TE MAKEN.
Er worden hiervoor dunne buizen of sterke draden gebogen, in de grond gestoken en door draden
met elkaar verbonden. Over het geraamte dat zo is ontstaan trekt men nu de folie en maakt deze
vast met wasknijpers.
Alvorens de kappen te plaatsen, wordt de grond goed losgemaakt en van onkruid gezuiverd. Ook
het dode blad wordt eerst van de aardbeien verwijderd.
De kappen blijven gesloten tot de planten beginnen te bloeien. Dan trekt men de beugels wat op om
de wind en de insekten er bij te laten komen om de bestuiving te bevorderen. Zorg er vooral voor
dat het plastic strak gespannen staat, zodat het niet kapot kan waaien.
Zodra de oogst er is, kan men aan één zijde de draad, los maken en de gehele plastickap over de
beugels heen naar één zijde duwen, waarna geplukt kan worden.
Een plastickap kan men ook gebruiken om er in het voorjaar groenten onder te telen, zodat deze
vinding voor vele doeleinden geschikt is. De voordelen zijn van groot belang en men kan er bij doel-
matig gebruik erg veel plezier van beleven.