Groenbemesting
in 1964
Machinaal dunnen
298
Fa. M.Ivan ACKER Zn. A.D. RIENENS. Fa. G.L.SLABBEK00RH Zn.
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
¥BE vraag die elke akkerbouwer zich in winter en voorjaar
moet stellen luidt: „Welke oppervlakte en soort groen-
bemestingsgewassen moet ik dit jaar zaaien, teneinde de
bodemvruchtbaarheid op peil te houden?" Nu zou men bij
een beoordeling van de struktuur van de grond op dit mo
ment, geneigd kunnen zijn te zeggen: „Dit jaar zaai ik geen
groenbemesters, want de struktuur van de grond (een zeer
belangrijke waardemeter voor de vruchtbaarheid) is goed fot
zeer goed". Pas op, dat u zich niet vergist! Struktuur van de
grond is een wankel begrip, maar wel staat vast, dat de over
gang van góed naar slecht vrij snel kan verlopen. Dit gaat
sneller naarmate de uitgangstoestand minder stevig gefun
deerd, is. Een goede en regelmatige voorziening met orga-
nische stof zorgt voor een fundament dat niet direct scheurt
als er spanningen optreden (veel regen, zware machines, enz.).
De teelt van groenbemestingsgewassen is en mag in dit
licht gezien dus geen gokspelletje zijn. Alles moet er,«evenals
bij het hoofdgewaS, op gericht zijn om een goed gewas te
krijgen. Nu de inzaai onder dekvrucht weer aan de orde is,
willen we op enkele belangrijke punten wat nader ingaan
en vooral bij de mogelijkheden in granen stilstaan.
SOORT GROENBEMESTER EN ZAAITIJD
Eigenlijk is het nu al te laat, wanneer nog geen keuze is gedaan uit de ver
schillende gras- en klaversoorten voor groenbemesting. Tijdig weten wat men
wil en kan zaaien geldt ook hier. Als de zaaitijd eenmaal is begonnen, moet het
zaaizaad op het bedrijf aanwezig zijn. Welke klaver- of grassoort gekozen moet
worden is afhankelijk van verschillende omstandigheden.
Als algemene richtlijn zou het volgende kunnen dienen. Voor de oudere vaak
kalkar me, slempige gronden zal Westerwolds- of Italiaans raai gr as beter voldoen
dan klaver. Althans bij inzaai in granen, waarbij op dit soort gronden naast een
minder regelmatige groei van de gewassen, de onkruidbestrijding met chemische
middelen bijna nooit gemist kan worden.
Bovendien zijn deze gronden vaak „laat" in het voorjaar, zodat van vroeg klaver
zaaien meestal weinig terecht komt. Bij deze methode van groenbemesting kan bij
Westerwolds-raaigras een kleine hoeveelheid (5 kg per ha) tegelijk en gemengd
met het graan worden gezaaid, later, in juni kan in graan en erwten Wester
wolds- en Italiaans-raaigras worden gezaaid tegen hoeveelheden van resp. 50 en
40 kg per ha. Voldoende vocht is dan wel gewenst, anders is de opkomst slecht.
In erwten niet te vroeg zaaien, daar dan bij verlate en vaak natte oogst het
gras te groot kan worden.
Ook op de zware kleigronden, waar de opkomst van klaver te wensen over
laat, is gras beter op zijn plaats. Bij alle grassen moet na de oogst van de dek-
vruchten een flinke stikstofgift worden gegeven.
Op de jongere kalkrijke klei- en*zavelgronden kan klaver als groenbemesting
zeer geschikt zijn. Hiervoor kan een keuze gemaakt worden uit rode, witte en
hopperupsklaver.
In wintertarwe kan rode klaver zeer goed voldoen en het gevaar van te
hoog groeien is bij dit graangewas minder aanwezig dan bij zomergerst. Daarom
zal in gerst de witte klaver betere resultaten afwerpen. Deze blijft namelijk
laag bij de grond. In niet te laat afrijpende zomertarwe kan ook witte klaver
worden gezaaid. Bij laat rijpende rassen is Westerwolds-raaigras beter op zijn
plaats. In vlas kunnen alle klaversoorten worden gezaaid, mits een regelmatige
Ook in wintertarwe dient de klaver zo vroeg mogelijk gezaaid te worden.
ontwikkeling van de dekvrucht kan worden verwacht. Is dit niet het geval dan
kan vooral rode klaver ook te hoog opgroeien op afwijkende plekken.
Voor alle klaversoorten geldt: Vroeg zaaien! Afhankelijk van andere om
standigheden (zaaitijd dekvrucht, chemische onkruidbestrijding) moet gestreefd
worden naar een zo vroeg mogelijke inzaai van de klaver. Hiermee staat of
valt in de meeste jaren het succes van uw groenbemesting. Uit meerjarig onder
zoek is ook gebleken dat de schade door wieldruk bij hopperupsklaver het
grootst en bij witte klaver het kleinst is.
ONKRUIDBESTRIJDING EN STIKSTOFGIFT
^HEMISCHE onkruidbestrijding in graan is bij huidige bedrijfsvoering prak
tisch onmisbaar. Wil men een bespuiting uitvoeren en tevens klaver zaaien,
dan zal de te volgen werkwijze goed op elkaar afgestemd moeten worden. Dit
betekent bij een bestrijding van zaadonkruiden een bespuiting met D.N.O.C. zo
vroeg mogelijk (2 a 3 bladstadium van de gerst). Na 4 dagen kan de klaver
worden gezaaid.
Gaat het om een bespuiting met groeistof (ftJ.C.P.A.) dan kan deze het best zo
laat mogelijk worden uitgevoerd. De klaver is dan reeds flink ontwikkeld en
het graan zorgt voor een bedekking, al is dit niet geheel afdoende. Daarom zal
beschadiging van de klaver bijna niet voorkomen kunnen worden.
Door echter niet meer groeistof te gebruiken dan beslist nodig is voor een rede
lijke onderdrukking van het onkruid kan deze schade wel beperkt blijven.
Verder is bij onderzoek duidelijk gebleken dat rode klaver het minst gevoelig
is voor M.C.P.A. Witte klaver, kopperups en luzerne komen wat gevoeligheid
voor M.C.P.A. betreft vrijwel met elkaar overeen.
De ontwikkeling van de dekvruchten is in hoge mate bepalend voor de
slagingskansen van de stoppelklaver. Het is helemaal geen kunst om de klaver
te laten „stikkert" onder een graangewas dat te zwaar met stikstof is bemest.
De hoogte van de juiste stikstofgift is vóóraf niet gemakkelijk vast te stellen.
Wel is bekend dat er minstens evenveel, zo niet meer schade ontstaat door te
hoge dan door te lage* stikstofgiften. Dit kan zcwel de kilogra'mopbrengst als
de kwaliteit van het graan betreffen. Herhaaldelijk is ook in de praktijk ge
bleken dat hoge graanopbrengsten en goede stoppelklaver verenigbaar zijn. Dit
wordt niet bereikt door hoge tot zeer hoge stikstofgiften, maar een normale
bemesting afhankelijk van grondsoort, voor vrucht, struktuur, enz. Men moet
er een eer in stellen om e^p goed graan en goede klaver te telen.
J. M. v. d. WEELE.
(Vervolg van pag. 295)
HET HANDWERK
1. niet verder terugdunnen dan 12 tot 14% bbd;
2. intensieve machinale dunbewerkingen uitvoeren in de periode, die
ligt tussen het bereiken van het 2-blad- en het 6-blad- (echte
blaadjes) stadium van de planten;
3. streven naar een eindstand van 65.000 tot 70.000 planten per hectare
en dit ook serieus trachten te bereiken.
'J^USSEN de laatste machinale dunbewerking en het handwerk moeten enkele
dagen liggen om de weggeslagen planten te laten afsterven en het gewas
de gelegenheid te geveff wat te herstellen. Het handwerk na het machinaal
dunnen moet een aanvullend karakter hebben en bestaan uit grof nadunnen
(corrigeren) en goed wieden in één bewerking, waarbij niet getracht moet
worden de laatste dubbele planten te verwijderen. Circa 10% dubbelen bij de
eindstand vormt geen bezwaar, noch voor de opbrengst, noch voor het machi
naal rooien. Ten opzichte van dunnen in volledig handwerk is hierbij een
arbeidsbesparing van 4060 mogelijk. Verder machinaal terugdunnen, b.v.
tot 10% bbd, met het doel bij het nadunnen en wieden een nog grotere
arbeidsbesparing te bereiken, heeft alleen zin indien het handwerk zeer laat
wordt uitgevoerd. De hak (schrepel) moet aangepast zijn aan de aard van het
werk en liefst geen breder snijvlak hebben dan 15 tot 18 cm. Hiermee is het
gewenste plantaantal van 65.00070.000 per hectare bij de eindstand, met een
voldoende regelmaat, goed te verwezenlijken.
Bij de hier beschreven werkwijze is er vanzelfsprekend van uitgegaan, dat
met handwerk wordt begonnen zodra het gewas dat toelaat. Dit houdt in dat
een klein gedeelte van de bieten niet meer dan éénmaal met de pennen kan
worden bewerkt. Ook voor dit gedeelte heeft het geen zin een ruimere zaai-
afstand dari plm. 5 cm te nemen.
INVLOED VAN MACHINAAL DUNNEN OP DE OPBRENGST
Met in achtneming van w^f in het bovenstaande staat aangegeven, is
de kans op een aanwijsbare opbrengstderving ten gevolge van machi
naal dunnen gering. Ter voorkoming van opbrengstderving worden
als belangrijke faktoren hier nogmaals genoemd:
(Ad"
De LELY kunstmeststrooier geeft een uit
stekende verdeling van alle kunstmest door
de gedwongen geleiding via de lange gebo
gen strooiarmen. Ononderbroken strooit 2000
keer per minuut een arm de afgemeten hoe
veelheid kunstmest.
Vandaar dat uitstekende strooibeeld
Gebruik ook de LELY kunstmeststrooier.
Vraagt nog vandaag inlichtingen of vrijblij
vende demonstratie.
Waterlandkerkje Hoek Kloetinge
Tel. 01170-2163 Tel. 01154-298 Tel. 01100-6606