Ontwikkelings- en saneringsfonds komt op gang UITKOMSTEN LANDBOUW TELLING DECEMBER 1963 283 ZEEUWSE UITKOMSTEN LANDBOUWTELLING DECEMBER 1963 Wist V dat....? VRIJDAG 2 7 MAART 1964 HE uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de land- bouw, waarbij een financiële regeling wordt getroffen voor landbouwers van 55 jaar en ouder, die vrijwillig hun bedrijf willen beëindigen, hebben zo langzamerhand een meer definitief karakter gekregen. Dit betreft in het bijzonder de regelingen met betrekking tot de bedrijfsbeëindiging, waarvoor het bestuur van de Stichting van het fonds nadere regelen ter goedkeuring aan de Minister van Land bouw heeft voorgelegd. Met name betreft dit de bedragen der vergoedingen en voorwaarden om voor deze uitkeringen in aanmerking te komen. IpT de landelijke gegevens van het C. B. S. van de uitkomsten van de in december 1963 ge houden landbouwtelling blijkt dat de totale rund veestapel in vergelijking met december 1962 te zijn ingekrompen met bijna 8,5%. Deze teruggang deed zich voor bij alle groepen rundvee, met uitzondering van de mestkalveren, welke gelijk in aantal bleven. De aantallen mest- vee, welke niet meer tot de mestkalveren kunnen worden gerekend, zijn echter zo sterk afgenom dat de totale groep mestvee een afneming vertoonde van 108.000 stuks 32,0%). Hierbij dient opgemerkt te worden dat het aan tal stuks mestvee in december 1962 bijzonder groot was (bijna 100.000 stuks meer dan in december 1961). j Het aantal melk- en kalfkoeien verminderde met 84.000 stuks (een afneming met 4,9%). De groep jongvee, van 1 jaar en oudér, waaruit de toekomstige melk- en kalfkoeien worden gerecru- teerd, vertoonde een teruggang met bijna 20.000 stuks 3,0%). De totale varkensstapel liep terug van 3.156.000 stuks in december 1962 tot 3.022.000 in december 1963 4,2%). Het totaal aantal biggen en mest- varkens verminderde met 97.000 stuks 3,7%). Het aantal gedekte zeugen nam eveneens af en wel van 216.000 stuks in december 1962 tot ruim 187.000 in december 1963. Deze gegevens wijzen erop, dat het aanbod van slachtvarkens voor de periode december 1963 t/m september 1964 als ge heel, achter zal blijven bij dat in de periode de cember 1962 t/m september 1963. Ht aantal landbouwpaarden bedroeg in decem ber 1963 144.000 stuks. Dit betekent een vermin dering met 4,8% ten opzichte van december 1962. Het landelijk areaal wintertarwe steeg van 68.151 ha in mei '63 tot 86.021 ha in december '63. Het totaal areaal wintergranen, vertoonde een stijging t.o.v. mei '63 van 8,4%. De oppervlakte koolzaad was in december 1963 6,6% kleiner dan in mei 1963. De beteelde oppervlakte met karwijzaad was in december 1963 4.550 ha; een toeneming t.o.v. mei 1963 met 19,2%. HET heeft dit jaar Vel erg lang geduurd voor het C.B. S. de gegevens over de telling decem ber 1963 ter beschikking kon stellen. Tegenwoordig worden de gegevens centraal in Den Haag met be hulp van Computes verwerkt. Men zou verwachten dat dit vlugger zou gaan dan voorheen toen de cijfers door de P. V. C.'s werden samengevat. Het „opslaan" van al het cijfermateriaal in het geheu gen van de Computer kost echter ook de nodige tijd en het eerste resultaat van deze werkwijze kan dan ook niet bepaald bemoedigend genoemd wor den. Hopelijk zullen, met de nu opgedane ervarin gen, de gegevens van de mei-inventarisatie er wat vlugger uitrollen Wat de uitkomsten zelf betreft, het areaal win tertarwe, volgens de telling december 1963 uitge zaaid, bedraagt 21.051 ha. Dit cijfer dient gezien te worden tegen de definitieve cijfers der meitelling '63 nJ. 17.945 ha. Volgens de meitelling 1963 is daarnaast nog 3625 ha zomertarwe uitgezaaid zo dat het areaal winter- en zomertarwe 21.570 ha bedroeg. Dit totaal geeft in vergelijk met de opper vlakte wintertarwe volgens de decembertelling slechts een verschil van ca. 500 ha aan. Houdt men daarnaast rekening met de berichten over de grote uitzaai van de zomertarwe gedurende de laatste weken dan blijkt hieruit overduidelijk dat het Z.- Westen in belangrijke mate in de granen „gevlucht" Is. Van het tweede gewas de karwij laat de opper vlakte een kleine stijging zien. Het areaal hiervan liep op van 865 ha in mei '63 tot 1002 ha in decem ber '63. Meer of minder grote verschillen- laten, volgens deze C. B. S.-cijfers, ook de gegevens over de veestapel zien. Dec. '63 Mei '63 Landbouwpaarden 5.584 6.026 Jongvee 24.211 25.090 Melk- en kalfkoeien 20.381 21.777 Mestvee 30.375 44.639 Schapen 7.233 10.900 Kippen (leg en slacht) 286.778 420.436 De gevolgen van de eïerexportstop en de hoge vleespryzen zijn in deze cijfers terug te vinden 70ALS bekend moet de belanghebbende om in aanmerking te komen voor een uitkering aan een aantal voorwaarden voldoen. De betrokken boer moet ten minste 55 jaar zijn; sedert 1 januari 1960 ononderbroken als zodanig een landbouwbe drijf hebben uitgeoefend en volgens de drie laatste opgelegde definitieve aanslagen in de inkomsten belasting niet meer dan gemiddeld 6500,per jaar aan zuiver fiscaal inkomen hebben genoten, waarvan meer dan 50 afkomstig moet zijn uit zijn eigen landbouwbedrijf. Het bedrijf mag in de laatste 5 jaar niet zijn verkleind behoudens over macht en mag niet voor meer dan de helft een niet-agrarische bestemming hebben. Bij beëindi ging mag betrokkene onder contractuele verplich ting het landbouwbedrijf niet meer bedrijfsmatig uitoefenen. GRONDEN EN GEBOUWEN HE gronden behorend tot het bedrijf moeten, in- dien zij gelegen zijn in een ruilverkaveling-in- voorbereiding of in uitvoering, worden verkocht aan de Stichting Beheer Landbouwgronden (S. B. L.). Bij pacht dient de grond een bestemming te verkrijgen in overeenstemming met de voorberei dingscommissie c.q. plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling. Voorzover de gronden niet gelegen zijn in een ruilverkavelingsgebied moet de grond verkocht worden c.q. opnieuw verpacht worden aan de be staande landbouwbedrijven öf aan de S. B. L. of voor niet-agrarische doeleinden. De bedrijfsgebouwen moeten hun agrarische be stemming definitief verliezen, waarbij ook over dracht aan de S. B. L. mogelijk is of overdracht aan een andere landbouwer, die op zijn beurt zijn slechtere gebouwen hun agrarische bestemming moet laten verliezen. De nieuwe bestemming van de grond en van de gebouwen heeft de goedkeu ring van het bestuur nodig. BEDRAGEN DER VERGOEDING E beëindigingsvergoeding bedraagt ongeacht de bedragen, verkregen bij de verkoop van grond, gebouwen en inventaris bij beëindiging tussen 55 en 65 jaar tot het bereiken van de 65- jarige leeftijd: 215 per maand bij beëindiging op 55-jarige leeftijd; 230 per maand bij beëindiging op 56-jarige leeftijd; 255 per maand bij beëindiging op 57-jarige leeftijd; 285 per maand bij beëindiging op 58-jarige leeftijd 330 per maand bij beëindiging op 59-jarige leeftijd; 380 per maand bij beëindiging na het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Tevens is in het ontwerp een regeling opgeno men, opdat de hierboven genoemde bedragen kun nen worden verhoogd of verlaagd al naar gelang het indexcijfer van de lonen stijgt of daalt. Her ziening vindt plaats indien op de patste werkdag van oktober het indexcijfer van de lonen een afwij king van ten minste 5 vertoont t.o.v. het in dexcijfer eind oktober '63 dan wel van het jaar waarin de bedragen het laatst zijn herzien. Deze herziening gaat dan in op 1 januari van het daaropvolgend jaar. Na het bereiken van de 65-jarige leeftijd en bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd door hen die reeds een vergoeding ontvingen, bedraagt de maandelijkse uitkering tot hun overlijden ƒ80 per maand. Dezelfde uitkering van 80 per maand ontvangt ook tot haar overlijden de weduwe van een ondernemer die een beëindigingsvergoeding ontving. De regeling, neergelegd in het bestuursbesluit „inzake de.vaststelling van een beëindigingsvergoe dingsregeling" geeft de nadere details van de regeling in nauwkeurige formulering weer, ook met betrekking tot de bijzonderheden in bepaalde ge vallen, zoals b.v. exploitatie van een bedrijf door meer dan één persoon, e.d. Het ligt in het voornemen na goedkeuring van de regeling zo mogelijk op 1 mei 1964 de mogelijkheid tot indiening van aanvragen open te stellen. De vereiste formulieren zul len dan bij de districtsbureauhouders van de landbouw verkrijgbaar zijn, die desgewenst nadere gegevens van de regeling verstrekken en ook bij de invulling behulpzaam zullen zijn. CR vorig jaar een belangrijke uitspraak is gedaan inzake de Vermogensbelasting? Daar thans weer allerwege aangiftebiljetten voor de Vermogensbelasting zijn uitgereikt willen wij hierop eens de aandacht vestigen. Het betreft de waarde van woonhuizen. Hier vallen twee groepen te onderscheiden. Men kan nl. een huis in eigendom hebben en dat zelf bewonen, of wel kan zijn eigenaar-verhuurder. Nu is het zonder meer duidelijk dat een vrij en dus niet verhuurd huis voor gegadigden kopers meer aantrekkelijk is dan een verhuurd huis. Gevolg: hogere prijzen voor vrije huizen dan voor verhuurde. Laten we ons nu eens voorstellen dat A. en B. een volkomen gelijk en even oud, even goed onder houden huis in eigendom hebben. A. bewoont dit zelf en B. verhuurt dit voor een normale prijs. A. geeft als waarde voor de Vermogensbelasting op 30.000,Met de Inspecteur der Belastingen is hij het er over eens dat, als hij zijn huis vrij van huur zou kunnen verkopen, de waarde f 50.000,zou bedragen. Als goede buur bespreekt hij dit geval eens met buurman B. en deze trekt de conclusie dat dan ook zijn huis niet meer waard is dan 30.000,en neemt dit bedrag in zijn aangifte Vermogensbelasting op. Nee, zegt de Inspecteur, U doet een onjuiste opgave; daar Uw huis niet verhuurd is, is de waarde hoger. LATEN we eens aannemen dat de Inspecteur eens een volkomen strak standpunt zou innemen en zeggen: Uw huis is niet verhuurd en bij vrije verkoop zou het f 50.000,opbrengen, dus dit bedrag moet U voor de Vermogensbelasting aangeven. We hebben dan een geval in de lijn van dat waarover het bovengenoemde geschil liep. Het Haagse Hof moest in dit geval beslissen en kwam tot de conclusie (verkort weergegeven a. onder verkoopwaarde moet worden verstaan, de prijs die te maken zou zijn bij verkoop op de meest geschikte wijze; b. deze waarde moet worden bepaald naar de toestand op 1 januari van het belastingjaar en rekening houden met de toestand waarin het pand verkeert, maar ook met de rechtsverhoudingen t.a.v. het gebruik. Een vrij van huur te verkopen huis zal een hogere waarde hebben dan een verhuurd huis; e. voor een door een eigenaar zelf bewoond huis zal moeten worden nagegaan of deze bewoning van voldoende duurzame aard kan worden geacht om invloed te hebben op de waarde. INDIEN DEZE VRAAG BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD ZAL DE WAARDE MOETEN WORDEN BEPAALD, REKENING HOUDENDE MET BLIJVENDE BEWONING DOOR DE EIGENAAR, DUS ALS EEN VERHUURD HUIS. DE Staatssecretaris van Financiën, ging op praktische gronden met deze uitspraak akkoord, terwijl naar wij menen, het Departement van Financiën reeds vóór deze uitspraak een gelijk standpunt innam. Voor eigenaars-bewoners belangrijk om te onthouden. Nu ten besluite een vraag: „zou een dergelijke regeling ook geen sterke aanbeveling verdienen voor de eigenaar-boer t.a.v. de waarde van zijn onroerende goederen?" Een vraag waarop wel meer dan één antwoord is te geven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 3