291
Het drogen en bewaren van
granen en peulvruchten
VRIJDAG 2 7 MAART 1964
(Vervolg van pag. 289)
Welke mogelijkheid men zal kiezen wordt o.m.
bepaald door de volgende punten:
1. De bedrijfsgrootte-struktuur en wel vobral de
oppervlakte granen en peulvruchten.
2. De klimaatomstandigheden.
3. Het teeltdoel, b.v. zaaizaad en brouwgerst stel
len in verband met kiemkracht, e.d. andere
„hogere" eisen dan konsumptiegranen.
De technische apparatuur voor de onder a en b
genoemde systemen zijn beschikbaar of in ontwik
keling. Als'algemene regel zouden we het volgen
de willen stellen:
Een landbouwer die overweegt het drogen en
de opslag voor granen en peulvruchten in eigen
hand te nemenmoet bereid zijn een installatie aan
te schaffen die aan redelijke eisen voldoet".
a. 1. Hij moet beschikken over een drooginstalla
tie, waarin ook onder minder gunstige om
standigheden een redelijke kapaciteit behaald
kan worden, b.v. een z.g. schachtdroger.
„Mansholtsysteem". Drogen in een opslagsilo
zal in het algemeen te weinig kapaciteit
geven.
2. Het transport van het losse graan moet vol
ledig gemechaniseerd zijn. Dit wil zeggen dat
het graan vanaf de wagen in een stortput of
stortbak gestort moet kunnen worden.
Het verdere interne transport droger of
opslagsilo kan het beste geschieden met
behulp van een z.g. bakjeselevator. Met een
„vijzel" is dit ook mogelijk, doch vraagt toe
zicht, „dus arbeid".
3. Het graan moet alvorens het gedroogd wordt
of in de silo opgeslagen, voorgereinigd wor
den.
Bij elke installatie hoort dan ook één of ander
reinigingsapparatuur. In ons klimaat kunnen
verontreinigde granen en peulvruchten moei
lijk buiten bederf gehouden worden of ze
gaan in elk geval in kwaliteit achteruit.
In het verleden is dit onderdeel dikwijls ver
geten. De teleurstellende resultaten zijn hier
aan voor een deel toe te schrijven.
4. De opslagsilo's, die men in verband met de
benodigde vloeroppervlakte zo hoog mogelijk
moet nemen, moeten belucht kunnen worden
of de mogelijkheid van laten omlopen moet
er zijn. Dit laatste betekent in de meeste ge
vallen een extra silo.
5. Zowel droger als opslagsilo's moeten bov»n
of rond de stortput gegroepeerd worden; dit
voorkomt extra arbeid.
b. Konditionering, het voor bederf vrijwaren en
het langzaam drogen met onverwarmde lucht,
is mogelijk mits aan bepaalde technische voor
waarden wordt voldaan.
De toelaatbare storthoogte, die korrespondeert
met het vochtgehalte van het produkt, is hier
bij zeer belangrijk. Door het I.B.V.L. te Wage-
ningen zijn hiervoor normen ontwikkeld (zie
tabel 3).
TABEL 111
Vochtgehalte in
17
18
19
20
21
22
23
24
25
Maxim, laagdikte in M
7
6
5
4
3
2.5
2
1.5
1
Aanpassing van de storthoogte aan het zeer verschillende vochtgehalte der
partijen kan moeilijkheden geven. Een omloopmogelijkheid van het graan is
daarbij in de praktijk belangrijk gebleken, dus ook hier de silo's groeperen
rond een stortput. Om een dergelijke inrichting er op te baseren, dat ook
bij minder gunstig weer de gehele oogst goed geborgen wordt, vraagt veel
ruimte en naar verhouding hoge investering.
VOORBEELD
EEN installatie voor 100 ton produkt, verdeeld over 4 silo's van 25 ton elk.
Het is hierbij de bedoeling, dat het graan alleen met onverwarmde lucht
wordt geventileerd. Wanneer het graan met een vochtgehalte tot max. 20
binnenkomt, zullen er zich ongetwijfeld geen grote moeilijkheden voordoen.
Langdurige ventilatie zal in de meeste gevallen noodzakelijk zijn.
Er zijn echter heel wat jaren waarin-het gemiddelde vochtgehalte bedui
dend hoger ligt dan rond de 20 Het jaar 1963 ligt nog vers in het geheugen.
Toen hadden we een gemiddeld vochtgehalte van 23 a 24 met uitschieters
naar boven tot ver in de 30
Bij een gemiddeld vochtgehalte van 23 a 24% kan het graan slechts 1.52
m hoog in de silo gestort worden; vervolgens moet dan 25 dagen onafgebroken
geventileerd worden. In hoeverre dan het vochtgehalte het toelaatbare heeft
bereikt, is nooit met zekerheid te voorspellen.
Het gevolg van een en ander is dat de installatie, naar gelang de silohoog
te, slechts voor 1/3 tot 2/5 benut kan worden. Dit betekent dat er meer ^silo's
gewenst zijn, of dat men het restant naar de centrale drooginrichting brengt.
Verder is hier nogmaals duidelijk gedemonstreerd dat bij opslag voor lan
gere periode een droogapparatuur niet gemist kan worden.
Wanneer het graan slechts tijdelijk opgeslagen zal worden, b.v. min of meer
als een „buffer" voor de centrale verwerking, zal een goedkopere oplossing
gevonden dienen te worden
Landbouwwagen met losgestort graan wordt m et behulp van een hefinstallatie in enkele minuten
gelost boven de stortput bij de silo van de Coöp. Aankoopver. Landbouwbelang van West Zeeuws-
Vlaanderen G. A. te Breskens.
DE BEDRIJFSEKONOMISCHE ASPEKTEN
DE bedrijfsekonomische zijde van het droog- en opslagvraagstuk is sterk
afhankelijk van verschillende individuele bedrijfsomstandigheden en de
omstandigheden van Het gebied. Een algemeen recept is hiervoor zeker niet
te geven. Belangrijke faktoren die de juiste oplossing voor een bedrijf be
palen, zijn: behalve oppervlakte, klimaat en teeltdoel:
1. de bewaartermijn waarop men zich wil en kan instellen,
2. de kapaciteit van de boer,
3. de gebouwensituatie,
4. afstand tot de centrale opslag,
5. financiële situatie van de ondernemer.
Een korte toelichting op enkele van deze faktoren.
1. Wil of kan men het graan, resp. peulvruchten, maar voor korte tijd op
slaan, dan moet men zeker geen kostbare installatie bouwen.
3. De installatie moet in de bestaande bedrijfsgebouwen ondergebracht kun
nen worden zonder dat daardoor een ander bedrijfsonderdeel in het ge
drang komt.
5. -Bij drogen en bewaren in eigen beheer moet men voldoende financiële
armslag hebben. Niet alleen moet de installatie worden betaald, maar
ook ontvangt men bij een redelijk lange bewaarperiode pas laat zijn geld.
KOSTENBEGROTING
HET is in het bestek van dit artikel niet mogelijk alle mogelijke inrich
tingen, soorten silo's en drogers, te gaan begroten. De navolgende begro
tingen moeten dan ook gelezen worden als één van de mogelijkheden. We
gaan er wel van uit, dat de installatie onder alle omstandigheden de oogst
van het betreffende bedrijf verwerkfen kan.
Bij aankoop of zelf bouwen van een droog/opslaginstallatie moet men goed
overdenken welke inhoudsmaat van de silo, resp. de droger, het best bij de
bedrijfsomstandigheden past.
Dit om het geheel zo volledig mogelijk te kunnen benutten. Ook zelfs dan
zal het dikwijls voorkomen dat de silo niet geheel gevuld of juist even te klein
is. In het algemeen zullen grote silo's uit de boze zijn. De meest doelmatige
inhoudsmaat voor het middelgrote akkerbouwbedrijf 30-40 ha varieert
van 15-25 ton. Dit betekent dat per silo gemiddeld 3 tot 5 ha gedorst produkt
geborgen kan worden. Voor grotere bedrijven, b.v. 40-60 ha, zijn waarschijn
lijk silo's met een inhoudsmaat van 30-40 ton te prefereren.
Het bouwplan van het gemiddelde Zeeuwse bedrijf bestaat uit circa 50
granen en peulvruchten, t.w. 40 graan en 10 peulvruchten.
(Zie verder pag. 293)