De „Vroege verbruining" bij peulvruchten Hagelverzekering op zuiver onderlinge basis 261 VRIJDAG 2 0 MAART 1064 ÏN het eerste nummer van Cebeco „Zaadteeltbericht", een begin van een regelmatige berichtgeving aan de telers over de zaadteelt in het algemeen, wordt o.m. aandacht besteed aan de vroege ver bruining bij peulvruchten. Uit onderzoekingen, aldus dit artikel, is gebleken dat de oorzaak van het optreden van deze ziekte een grond virus" is, een virus dat ir de grond verblijft zonder deze zelf ziek te maken. Het ziektebeeld wordt vooral op de zavel- en zandgronden aangetroffen. Alle ronde groene erwten rassen, maar ook de schokkers, capucijners, rozijn- en gele erwten zijn vatbaar, hoewel er tussen de ver schillende rassen ook verschillen voorkomen in de mate van gevoeligheid (zie Rassenlijst 1964 pag. 204). De ziekteverschijnselen kunnen reeds in mei zichtbaar zijn in de vorm van onregelmatig over de plant ver spreide, paarsbruine verkleuringen. DE afstervingsverschijnselen, die hierop volgen, beginnen in de stengel en zetten zich voort tot in de bladnerven, waardoor de tussen de afstervende bladnerven liggende bladgedeelten verwelken. Niet altijd wordt de gehele plant aangetast, soms slechts een paar stengels, terwijl ook herstel van de plant vanuit de stengel voet mogelijk is. Op de peulen komen soms paarsbruine vlekken voor. De zaden van deze peulen zijn dikwijls grijs-groen gevlekt en enigszins gekreukt. Bij zware aantasting kunnen grote delen van het perceel te gronde gaan, waar door met ernstige opbrengstverliezen rekening ge houden dient te worden. Voor de overbrenging van het virus vanuil de grond naar de plant is een transportmiddel nodig. Dit geschiedt bij deze ziekte door bepaalde aaltjes, die alleen in de genoemde grondsoorten vrij levend voorkomen. Onderzoekers hebben een tweetal soor ten van de virustransporterende aaltjes ontdekt, waarvan één vooral in de diepere lagen voorkomt (tot 60 cm). Dit laatste kan ook de verklaring zijn voor het optreden van de vroege verbruining op de zgn. „plaatgronden"; percelen, waar onder de vrij /.ware bouw voor een lichte tot zeer lichte grond soort voorkomt. Daar de aaltjes zich in de grond niet over grote afstanden verplaatsen en tot nu toe alleen in de lichte gronden zijn aangetroffen, blijft de ziekte vaak beperkt tot enkele lichte plekken in een perceel, tenzij het gehele perceel uit een zo danige grondsoort bestaat, dat de aanwezigheid van aaltjes overal verwacht mag worden. Daar de vroege verbruining zich ondanks de geringe beweeglijkheid van de aaltjes, die zekér niet van het ene perceel naar het andere verhuizen, toch heeft uitgebreid, heeft men andere verspreidings mogelijkheden nagegaan. Daarbij is komen vast te staan, dat de verspreiding van het virus via weg waaiende stofdeeltjes als vrijwel uitgesloten moet worden beschouwd, evenals de overbrenging door insecten. Het onderling contact tussen de planten is waarschijnlijk ook geen besmettingsbron, zodat eigenlijk alleen maar de verspreiding via het zaai zaad overblijft. Deze mogelijkheid is uiteraard ook onderzocht en uit de genomen proeven is duidelijk gebleken dat het gebruik van besmet zaaizaad grote gevaren oplevert. Uit besmette zaden kunnen namelijk zieke plan ten verwacht worden, die zelf ook weer besmet zaad kunnen geven. Is de samenstelling' van de grond zodanig dat de bewuste aaltjes er in voorkomen, dan kan na uit zaai van een besmette partij zaaizaad ook de grond besmet worden en een volgend erwtegewas kan dan vanuit de grond besmet worden ook al wordt «ge zond zaaizaad gebruikt. Een voor de hand liggende bestrijdingswijze van de vroege verbruining zou een zeer ruime vrucht- wisseling (7 a 8 jaar) kunnen zijn als liet virus die periode niet zou kunnen overleven Dit is helaas niet het geval, vermoedelijk tengevolge van een groot aantal waardplanten, waarop het virus zich kan handhaven. De vlinderbloemige gewassen als hopperups, lu zerne, rode en witte klaver, stam- en tuinbonen kunnen zoals is gebleken een belangrijke rol spelen bij de instandhouding van het virus. Werden deze gewassen op besmette grond geteeld, dan kon in vele gevallen het virus in de planten worden aan getoond. Dit was niet het geval bij granen, suiker bieten en aardappelen. De positie van vlas is in dit opzicht nog niet geheel duidelijk. Ook zijn er enkel# onkruiden, waarin het virus kon worden aange toond, t.w. klein hoefblad, herderstasje en zwarte nachtschade. Al met al voldoende om, ook al worden er in een groot aantal jaren geen erwten op het betreffende perceel geteeld, een redelijke kans te hebben, dat het virus onverminderd in de grond aanwezig is. Ontsmetten of steriliseren is in de landbouw praktisch onmogelijk, temeer daar één der aaltjes zich in de diepere lagen van de grond ophoudt. Resistente rassen staan nog niet tot onze be schikking al wordt hier wel naarstig naar gezocht. Rest de mogelijkheid uitbreiding van de vroege verbruining tegen te gaan door uitsluitend gezond zaaizaad te gebruiken. Percelen, die behoren tot de groep der voor vroege verbruining gevoelige grond soorten (zandgrond, lichte zavel tot ca. 10% afslib- baar en plaatgronden) waarvan men weet of ver moedt dat ze geheel of gedeeltelijk besmet zijn, moeten ongeschikt geacht worden voor de teelt van zaaierwten. De teelt van consumptie-erwten kan. als de besmetting slechts op een enkel plekje voor komt, bij een zeer ruime vruchtwisseling, overwogen worden. De reeds genoemde vlinderbloemige gewas sen, die bijdragen tot de instandhouding van het virus, zou men eigenlijk zoveel mogelijk van de be smette percelen moeten weren met tegelijkertijd een zo intensief mogelijke bestrijding van de in dit verband gevaarlijke onkruiden. CROP FREE De laatste tijd bereiken ons nog al eens vragen over de term „Crop free". Hiermede wordt bedoeld een partij graszaad, die na schoning geheel vrij is van onkruidzaden en/of andere graszaden. Onder de gegevon omstandigheden is het geen eenvoudige zaak dergelijke partijen te leveren er. de teler, die een dergelijk contract krijgt aangeboden dient van tevoren wel goed de consequenties van de bepaling „erop free" te overwegen, ook al is de prijs, die voor dergelijke partijen wordt geboden, vaak aantrekke lijk. Blijkt na levering dat de partij niet absoluut vrij is van enige bijmenging, dan kan men uiteraard geen aanspraak maken op de overeengekomen telersprijs. Aldus Cebeco Zaadteeltbericht,No. 1. K» HAGELSCHADE komt in ons land elk jaar voor, zij het lang niet alle jaren in gelijke mate en op dezelfde plaatsen. De frequentie is zo groot, dat jaarlijks belangrijke verliezen door hagel schade optreden, doch niet zo groot, dat elke boer de dek king van het hagelschaderisiko als een noodzaak ziet. Er ziin dan ook nog steeds tal van boeren, die zich onvoldoende bewust zijn, dat het hier gaat om eon risiko, dat de bedrijfsuitkomsten in een jaar zeer ingrijpend kan beïnvloeden. Nu kan men wel zeggen, dat men nog nooit hagelschade heeft gehad of dat de schade die er was altijd licht ge weest is. Zonder tekort te willen doen aan de be tekenis van de ervaring in het verleden, moeten wij toch wel uitdrukkelijk vaststellen, dat de in het verleden opgedane ervaring zeker geen garan tie biedt voor een schadevrij verloop in de toe komst. Er zijn wel streken, waar het in een halve eeuw niet gehageld heeft en daarna zeer zware hagelschade is opgetreden. Indien de situatie zo ligt kan men beter het zekere voor het onzekere nomen en de gevolgen van het risiko zoveel moge lijk beperken, vooral wanneer de kans bestaat, dat de schade niet een paar tientjes, doch vele duizen den guldens groot kan zijn. VELE van de hagelverzekeringmaatschappijen in ons land zijn onderlinge maatschappijen. Het door hen toegepaste systeem komt er in grote trekken op neer, dat de door de deelnemers geleden hagelschade uitgesmeerd wordt over alle deel nemers en dat de organisatie van de regeling plaats heeft door de belanghebbenden zelf. Dit laatste be tekent, dat de deelnemers in de algemene verga dering der onderlinge hagelverzekeringmaatschap- pjj medezeggenschap hebben en dat zij het bestuur der maatschappij opdragen aan door hen uit hun midden gekozen personen. Deze organisatie is de beste waarborg voor een uitvoering der verzeke ring op kostorijsbasis dus zonder winstoogmerk. Men betaalt aan het begin van het verzekerings seizoen een voorschotpremie, waaruit de schaden en de noodzakelijke kosten en reserveringen wor den betaald. Is er een overschot, dan komt dit ten goede aan de deelnemers, in de regel door middel van tegoedschrijving in de boeken der maatschap pij of van verrekening met de premie voor het vol gende jaar. Zijn de schaden dermate hoog, dat de voorschot premiën onvoldoende zijn om het tekort te dekken, dan wordt dit tekort voor zover de reserves niet worden aangesproken, gedekt door middel van een omslag naar verhouding der door de deelnemers betaalde voorschotpremiën. Hierdoor is de garantie verkregen, dat elke boer zijn schade steeds onver kort vergoed zal krijgen. IN de loop der tijd zijn door de meeste onder- linge hagelverzekeringmaatschappijen maat regelen getroffen teneinde te voorkomen, dat een omslag geheven zou moeten worden. Deels deden zij dit door het afsluiten van een herverzekerings contract, waardoor globaal gezegd de voor eigen risico der maatschappij blijvende schade uit de voorschotpremiën en eventuele reserves kan worden vergoed. Teneinde een krachtiger onderhandelingspositie te verkrijgen alsmede een betere spreiding van het eigen risico hebben een zestal regionaal werkende onderlinge hagelverzekeringmaatschappijen zich verenigd in de Coöp. Hagelschade Financierings Maatschappij „Hafimij" G. A., waardoor hun positie aanmerkelijk versterkt is doordat zij individueel ontlast zijn van de gevolgen van al te zware scha- dejaren. In het kader van deze bundeling werden de verzekeringsvoorwaarden gecoördineerd. Dit komt o.a. tot uitdrukking in het eigen risico voor de verzekerde boeren, dat alleen kleine schaden van vergoeding uitsluit. Schaden minder dan 5 komen namelijk niet voor vergoeding in aanmer king. Is de schade 5 of hoger dan wordt de ge hele schade vergoed. ENQUêTE HAGELVERZEKERING ZOALS bekend heeft het Bestuur der Z. L. M. onlangs besloten een enquête In te stel len omtrent de belangstelling onder de leden voor een hagelverzekering in het alge meen. Tevens is men geïnteresseerd te vernemen In hoeverre men reeds verzekerd is en de gemiddeld betaalde premie. De antwo ordkaart met vragenlijst, die in ons blad van vrijdag 28 februari bijgesloten werd, kon na invulling ongefrankeerd aan de afd Verze kering der Z. L. M. worden teruggestuurd. Voor diegenen die niet meer over deze kaart beschikken, drukken wij onderstaand nogmaals de danroo gestelde vragen af. Zond U deze ka art nog niet in dan wordt men verzocht de gegevens alsnog op te geven op dit formulier en in een enveloppe te zenden aan Stichting Zeeuws Voorlichtingsinstituut op Verzekeringsgebied - Postbus 72 - Goes. Bij voorbaat onze dank VRAGENLIJST Wilt u op onderstaande vragenlijst doorstrepen wat voor u niet van toepassing is. 1. Grootte van uw bedrijf: Akkerbouwha. Fruitteelt ha. fruitrassen: ja/neen 2. Bent u tegen hagelschaderisiko verzekerd voor uw: akkerbouwgewassenja/neen 3. Zo ja, bij welke maatschappij: 4. Wat bedraagt de gemiddelde premie per ƒ1000,— verzekerde waarde: a. voor uw akkerbouwgewassen b. voor uw fruitrassen 5. Acht u deze premie een noodzakelijke bedrijfsuitgave, m.a.w. weegt het hagelrisiko voor u zwaar: ja/neen 6. Indien u niet verzekerd bent: waarom niet? a. omdat u het risiko te gering acht; b. omdat u de verzekeringsvoorwaarden niet aanstaan; c. omdat u de premielasten te zwaar vindt. 7. Zou u wel willen verzekeren indien zulks mogelijk was tegen een redelijke premie; wat acht u een redelijke premie: per ƒ1000,— verzekerd bedrag. 8. Overige opmerkingen: Afztfider: Naam Adres

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 5