De moderne hoogtemaat (II)
H. ENGLEBERT N.V.
ALS HET VOORJAAR WORDT
Ingezonden
vraagt de voeding en verzorging van het vee alle aandacht!
ZEEUWS LAND- EN lUÏN BOUWBLAD
Mijnheer de Redacteur,
IN Uw blad van 20 februari j.l. las ik met genoegen het
artikel van de hand van dc heer De Bruine: ..Wetens
waardigheden voor de Veehouderij".
Toen ik eens met een buitenlandse vriend sprak over
het verantwoordelijke werk van juryleden bij veekeurin
gen, maakte deze de opmerking het van grote waarde te
achten, indien dergelijke mensen zelf fokkers praktijk had
den uitgeoefend. M.i. is hiervan sprake bij de heer De
Bruine en het is daarom dat ik voor Uw gewest hoop, dat
de belangstelling van hem voor de veefokkerij nog lang
zal blijven bestaan en de vrucht daarvan mag blijken.
Uit het artikel van de heer De Bruine meen ik te mo
gen opmaken, dat hij vreest dat de richting in onze vee
fokkerij voorzover de zwartbonten betreft, een kant uit
gaat die niet geëist is.
Aangezien ik van dezelfde mening ben, hetgeen moge
blijken uit mijn „Overdenkingen van een belangstellende"
in verschillende exemplaren van De Keurstamboeker, ge
voel ik in de heer De Bruine enigszins een medestander.
De toekomst van onze veefokkerij en veehouderij is een
zaak van grote economische waarde voor onze land
bouwersstand in het algemeen en het is vooral daarom, dat
iri deze het beste gaat boven het fraaiste.
Voorlichting is op alle gebied zeer gewenst, zo ook op
het gebied der veefokkerij, doch deze mag vooral hier niet
leiden tot dirigisme. Ik heb eens een professor horen zeg
gen het als zijn taak te beschouwen ten opzichte van de
veefokkerij zijn studenten bij te brengen en door te geven
wat op dit terrein gewenst is en dan aan de fokkers de
rest over te laten. Voor sommige voorlichters, vooral die
met veel ambitie, is het wel eens hard om de grens van
het voor hen afgebakende te houden en dan komt het ge
vaar van het zich bemoeien met wat des anders is, met de
daaraan verbonden grote bezwaren ten aanzien van de
economie, vooral op het terrein van de veefokkerij.
Dat waartegen de heer De Bruine nu waarschuwt, heb
ik in de twintiger jareh dezer eeuw reeds een stem
horen verheffen door een buitenlander die met
een tussenperiode van een twintig jaar ons land
bezocht en die schreef: „Waarom is jullie vee
type zo aan het veranderen van een ruim ge
bouwde koe met sprekende melktekens in een
dier met een potly type (gestopt type)?"
Een ander buitenlandse bezoeker vroeg mij:
„Waar zijn toch die mooie ruime uiers van jullie
koeien gebleven?"; en ondertussen fokte men hier
maar voort, vooral niet te groot en soortige bees
tjes was de leus en nu 1964 is Leiden in last en
volgen waarschuwingen van alle kanten, zie o.a.
ook Veeteelt en Zuivelberichten van februari van
dit jaar.
De heer De Bruine wijst er m.i. terecht op, dat
terugkeer zeer moeizaam zal gaan en veel tijd
zal kosten.
Catrien 31; Eigenaar W. J; Keesom - Nieuwe Nïedorp.
MAAR aanleiding van mijn overdenkingen no.
13 in de Keurstamboeker schreef de direc
tie van het N. R. S., dat zij voorstaat het fokken
van een koe die sterk is en dus op de lange duur
voordelig. Daarmee ben ik het volkomen eens,
maar welk soort dier stelt men zich daarbij voor,
want daarom gaat het. Voor mij is het soort van
Catrien 31, zie omslag van de Keurstamboeker van
juli 1963, daar een goed voorbeeld van voor onze
zwartbonten. Deze 100.000 kg melkkoe werd des
tijds ingeschreven met b.c. voor benen, enkele
jaren later in het keurstamboek met b. en indien
men in aanmerking neemt haar geweldige pres
tatie, dan heeft zij nu volgens haar foto recht op
a-b tot a voor haar onderdanen.
Van een Zeeuws admiraal getuigde men eens:
„hij won in kracht hoe meer hij streed", van Ca
trien 31 zou men kunnen zeggen „zij won in
kracht hoe meer zij gaf".
Nu wil ik niet beweren, dat Catrien 31 zonder
meer als proto type moet dienen voor elke Neder
landse zwartbont fokker, aangezien ik zeer goed
besef dat in elk bedrijf de leiding het laatste
woord moet hebben om der wille van de renta
biliteit. Ik vraag mij echter wel eens af, indien
onze 1.600.000 melkkoeien wat meer in de lijn van
Catrien 31 waren gefokt, dit niet een voordeel
zou kunnen zijn voor onze boerenstand van
100,per dier door een meerdere en goedko
pere melkproduktie.
Terloops wil ik nog opmerken, dat de waarde
van de export van fokvee voor de veefokkerij
sterk wordt overschat. Gedurende bijna 40 jaar
heb ik aan de bevordering van dit werk met ge
noegen mijn aandacht besteed, steeds toch heb
ik ingezien, dat dit slechts een bijkomstigheid is
van beperkt belang, die wel stimulerend werkt,
doch waarvan de waarde niet overdreven mag
worden, daar zij haar omvang pas blijkt te krij
gen tegen prijzen, die merendeels slechts gering
boven die van de binnenlandse handel uitgaan en
de extra kosten nauwelijks dekken. Voor onze
rundveefokkerij gaat het in de allereerste plaats
om een dier te fokken met de grootste economische
waarde voor de bedrijven. Van vroeger herinner
ik mij een Zeeuwse spreuk:
Als men de storm hoort loeien,
In 't holst van de nacht,
Dan stijgt de Leeuw naar boven
En leent de Zeeuw zijn kracht.
Ik hoop dat deze spreuk ook mag gelden voor
de economische stormen van nu en van de toe
komst en wens Uw veefokkers toe, dat zij steeds
het beste boven het mooiste zullen stellen om het
zodoende de leeuw niet te moeilijk te maken.
D. E. C. HARTOG
Den Haag
HET is deze winter allemaal nogal meegevallen. Lang
durige strenge vjrst is achterwege gebleven, deson
danks is het land droog. De voorjaarszaaitijd is in volle
gang en eist alle werkkracht op. De aandacht voor het vee
mag echter niet verslappen.
SLEPENDE MELKZIEKTE
DU produktieve koeien die enige weken zijn
gekalfd is op sommige bedrijven grote kans
op het optreden van slepende melkziekte. Deze
ziekte, die tot dusver in Zeeland gelukkig betrek
kelijk weinig werd geconstateerd, is een typische
voedingsziekte. Het optreden hangt namelijk nauw
samen met de voeding van de koeien gedurende
de droogstandperiode en de kwaliteit van het voe
der. Een voldoende lange droogstand 7 k 9
weken en gedurende die tijd een vrij ruime
voeding zijn noodzakelijk. Dit jaar is evenwel de
kwaliteit van het voeder minder dan andere jaren.
De kans op het optreden van deze ziekte is daar
om groter, vooral bij de meest produktieve koeien.
Het verdient aanbeveling om bij koeien die eni
ge tijd na het kalven kieskeurig op het voer wor
den, onvoldoende op de melk komen, harde droge
mest geven en traag herkauwen spoedig de dieren
arts te halen. Voorts is het goed deze koeien voer
te geven dat de propionzuurvorming in de pens
bevordert. Zodanige voedermiddelen zijn goed
hooi, suikerpulp, voederbieten en voorts gekookte
of gestoomde produkten zoals gestoomde aard
appelen of gekookt graan meel. Ook maisglutenglu-
cosd werkt nuttig.
Met zeer eiwitrijk meel (D of E) oppassen, trou
wens dikwijls weigeren deze patiënten deze koek
jes of brokjes.
Zorg in elk geval voor een voldoende energie
rijke voeding, dus voldoende zetmeelwaarde. Na
rekenen van de rantsoenen is dan ook bijzonder
nuttig.
OPFOKKEN VAN KALVEREN
lïET is een ervaring die elk jaar terugkeert dat
met de kalveren die in het voorjaar worden
geboren meer moeilijkheden worden ondervonden
dan met de kalveren die in het najaar of vroeg
in de wereld ter wereld komen. Dit hangt samen
met de voeding en de verzorging. Zwakke kalve
ren zullen gemakkélijk een prooi worden van de
gevreesde kalverdiarree. Naarmate het voorjaar
vordert zijn wellicht reeds verschillende kalveren
in hetzelfde hok geweest. De kans op besmetting
met colibacteriën wordt daarom groter. Desinfectie
van de kalverstal is dan aan te bevelen. Dc be
smettingskansen worden voorts groter omdat,
naarmate het voorjaar vordert, het geleidelijk
warmer en dikwijls benauwder wordt in de stal
len. Zorg daarom voor frisse en schone stalling!
Dat is wel eens moeilijk als er op het land veel
werk is.
Als we het goed zien, is om dezelfde redenen als
we boven reeds voor de koeien schetsten, de kans
op het optreden van moeilijkheden bij het opfok
ken van kalveren dit jaar extra groot. Gaarne wT-
len we er daarom op wijzen dat het van het groot
ste belang is dat pasgeboren kalveren zo spoedig
mogelijk verse biest krijgen en daarna volgens
een goed opgezet schema zorgvuldig worden ge
voederd. Let daarbij op regelmaat en wees pijnlijk
zindelijk! Het toedienen van een zgn. vitamine-
stoot kan ook nuttig zijn.
C. DEN ENGELSEN, Hoofdassistent A
Rijksveeteeltvoorlichtingsdienst.
AFD. LANDBOUW -VOORSCHOTEN - TELEFOON 01717-2010