Precisiezaaimachines
Suikerbieten en Chilisalpeter
m
Waarop te letten bij de beoordeling
van eeii precisiezaaimachine
Diepteregeling en valhoogte
Kluitenruimers
Aandrijving
V erdeelsystemen
Rijeixafstand, zaaibreedte en capaciteit
VRIJDAG «8 FEBRUARI 1964
OP de landelijke demonstratie van zaaien en machinale verzorging van suikerbieten, die in mei te
ïtiiland-Bath wordt gehouden, zullen verschillende merken en typen precisiezaaimachines naast
eikaar vergeleken kunnen worden.
Demonstratievelden zullen de bezoekers van dit evenement tonen tot welke prestaties deze machines
in staat zijn.
Nu is de zaadverdeling door precisiezaaimachines goeddeels afhankelijk van twee dingen. In de eerste
plaats moeten de afmetingen van de gaten van de verdeelschijf of -band passen bij het zaad, en ten
tweede moet er langzaam mee gereden worden. Men kan er zeker van zijn dat er aan deze twee voor
waarden bij het zaaien alle mogelijke aandacht zal worden besteed. Een vergelijking van de planten-
verdeling op de demonstratievelden zal dus alleszins de moeite waard zijn.
Er zijn echter nog verschillende andere punten waaraan bij de beoordeling van precisiezaaimachines
aandacht moet worden besteed. De mogelijkheid daartoe zal bestaan, want de verschillende machines
zullen ook tijdens de demonstratie aanwezig zijn en werken.
|\E meeste precisiezaaimachines worden beves-
tigd in de driepuntshefinrichting van de
trekker. Slechts een enkele wordt getrokken. Ma
chines met driepuntsbevestiging maken het draai
en op de kopakker gemakkelijk. Om echter te
voorkomen dat er bij het inzetten zaaikouters ver
stopt raken, is er soms extra aandacht aan de
vorm van het kouter besteed. In andere gevallen
zorgt een steunvoet ervoor, dat bij het inzetten
eerst de wielen van de machine de grond raken.
De kouters komen dan pas in de grond als de
machine al rijdt en verstopping wordt daardoor
afdoende voorkomen.
Ook overigens wordt er door fabrikanten van
precisiezaaimachines veel aandacht aan de vorm
van het zaaikouter besteed. Een smalle wigvor
mige zaaivoor „vangt" de vallende zaden als hel
ware op en beperkt daardoor de kans op verrollen
ervan. En dat komt de zaadverdeling ten goede.
DOOR de meeste machines wordt er een con
stante zaaidiepte nagestreefd. Met behulp van
steun- en drukrollen wordt dit veelal goed be
reikt. De gewenste zaaidiepte wordt meestal in
gesteld door het kouter ten opzichte van de rollen
hoger of lager te zetten. In een enkel geval be
staat deze mogelijkheid niet en moet de diepte
door veerbelasting en met behulp van de topstang
van de hef inrichting geregeld worden.
Machines zonder constante zaaidiepte „volgen"
de ondergrond en zaaien op losse plekken in het
zaaibed dieper dan op vaste plaatsen. Op gronden
van ongelijke samenstelling kan dat soms een
voordeel zijn. Niet bij iedere precisiezaaimachine
is het mogelijk om de zaaidiepte volkomen vrij
te kiezen. Sommige machines hebben n.l. een
beperkt aantal standen, bijvoorbeeld drie, waaruit
men kan kiezen.
Aan een goede zaadverdeling helpt ook de val
hoogte van het zaad mee. Hoe kleiner deze is, hoe
beter. Bij veel machines is de valhoogte onafhan
kelijk van de zaaidiepte doordat het zaai-element
met het kouter meezakt als het dieper wordt ge
steld. Bij andere verandert de valhoogte mét de
zaaidiepte.
ENKELE precisiezaaimachines hebben kluiten-
ruimers. Eventuele kluitjes worden er voor
het zaaikouter mee opzij geschoven. Soms werken
ze zelfs mee om de zaaidiepte te regelen. Over het
algemeen is de werking goed. De werkdiepte er
van moet echter nauwkeurig geregeld worden. Als
ze teveel grond verzetten worden er rugjes grond
gevormd, die later last veroorzaken.
FT voor kort werd bij vrijwel alle precisie
zaaimachines elk zaaielement afzonderlijk
aangedreven. Daarin komt snel verandering en bij
na algemeen wordt thans centrale aandrijving door
(grote) tandwielen toegepast. Voordelen ervan
zijn, dat er minder kans op slip van de aandrijf-
wielen bestaat, terwijl er in de aandrijving één
of meer vertragingen kunnen worden aangebracht
Dit laatste betekent dat er met één zaaischijf of
-band uit tenminste twee en soms zelfs uit acht
zaaiafstanden kan worden gekozen. Vooral voor
loonwerkers kan dit een wezenlijk voordeel zijn
omdat het tijd spaart.
ALLE precisiezaaimachines kunnen op rijenaf-
standen tussen 40 en 5G cm gesteld worden
Voor loonbedrijven is het belangrijk dat het ver
stellen van de ene op de andere rijenafstand vlug
kan gebeuren. Sommige machines kunnen met los
se zaaielementen worden verbreed. Andere fabrie
ken leveren op aanvraag een vijf- of zesrijige ma
chine die later niet meer verbreed kan worden.
Als richtlijn voor de capaciteit van precisie
zaaimachines kan 1 hectare per element per 10
uur worden aangehouden. Al eerder in dit artikel
is er de nadruk op gelegd, dat de snelheid bij het
zaaien terwille van de zaadverdeling beperkt is
Een grote dagcapaciteit moet dus in de zaaibreedte
van de machine worden gevonden.
I\E wijze waarop het zaad verdeeld wordt, is in
principe bij alle machines gelijk. Een zaai
schijf of -band met gaten beweegt zich door een
voorraad zaad en neemt daarbij in elk gat een
zaadje mee. Het doel is om deze zaden onbescha
digd één voor één in de grond te leggen, op een
vooraf gekozen afstand.
Om dubbelvullingen in een gat zoveel mogelijk
te voorkomen, is er boven de zaaischijf of -band
een afstrijkrel of een afstrijkplaatje aangebracht.
Een afstrijkrol houdt het zaad bovendien meestal
in beweging, waardoor de kans op beschadiging
van het zaad kleiner wordt. Op missers bij de
vulling wordt geen correctie toegepast.
Zoals reeds in het begin werd betoogd is het
voor een goede celvulling nodig dat de gaten en
het zaad bij elkaar passen. Enkele andere eigen
schappen van het precisiezaaimechanisme spelen
echter ook een rol. Enige daarvan zijn de afstand
waarover de schijf of band zich door het zaad
beweegt en de snelheid waarmee deze afstand
wordt afgelegd. Een schijf die snel over een korte
afstand door het zaad loopt, heeft relatief een
minder goede vulling dan een langzaam draaiende
schijf die over grote afstand door de zaadvoor-
raad beweegt.
Het laatste betekent evenwel niet dat er met
een dergelijke machine snel gereden mag worden.
Weliswaar is de vulling van de gaten beter ver
zekerd, doch de zaadverdeling is in sterkere mate
van de rijsnelheid afhankelijk. Snel rijden be
derft de verdeling van het zaad bij alle precisie
zaaimachines.
AAN het verslag van de bemestingsproefvelden suikerbieten in 1963 van het Inlichtingenbureau voor
Chilisalpeter te Den Haag ontlenen wij de volgende conclusies:
Het weer heeft in 1963 een merkwaardige invloed-op de resultaten van de proefvelden gehad. De
bieten konden pas laat worden gezaaid, terwijl het weer daarna de groei slechts matig stimuleerde.
Het gevolg is geweest: matige wortelopbrengsten, maar zeer hoge bladopbrengsten. Ook heeft de
kunstmeststikstof en kali de wortelopbrengst maar weinig verhoogd. De wortel heeft a.h.w. slechts
ten dele kunnen profiteren van de gegeven kunstmest. Zo was de suikeropbrengst met kalkammon-
salpeter zonder kali nog geen 4 hoger dan zonder stikstof en kali.
Ondanks deze geringe stikstofwerking was de suikeropbrengst met Chilisalpeter gemiddeld over
de 3 kalitrappen toch 800 kg suiker per ba hoger dan niet kalkammonsalpeter. Daaruit blijkt nog
weer eens, dat de werking van Chilisalpeter minder afhankelijk is van het weer dan die van kalk
ammonsalpeter. Chilisalpeter Is zelfs de meest economische meststof op bieten, want trekt men van
de geldswaarde van de meeropbrengst de hogere bemestingskosten van Chilisalpeter af, dan blijft
er nog altijd een bedrag van rond 200,per lia over.
Chilisalpeter kan op kleigrond verslemping van de bovenste laag van de bouwvoor veroorzaken. Deze
kan bij droog weer dan erg hard worden en de opkomst belemmeren. Geeft men het Chilisalpeter
eventueel gemengd met de kali- en fosfaatgift echter, een 2 3 weken vóór het zaaien van de bie
ten, dan wordt het door de bewerking van het perceel, voor en tijdens het zaaien van de bieten,
verder door de bouwvoor gewerkt, zodat verslemping wordt voorkomen of zodanig verminderd, dat
het gewas er geen schade meer van ondervindt.'
In het voorjaar van 1963 zjjn weer een groot aantal ervaringen opgedaan met het spuiten van een
oplossing van Chilisalpeter tegen onkruiden in bieten. Door gebrek aan ervaringen hebben veel
bespuitingen onvoldoende resultaat opgeleverd.
Onderstaand enkele punten, die bij een bespuiting met Chilisalpeter van belang zijn.
- Het weer is de belangrijkste factor bij de bestrijding van onkruid, zowel bij gebruik van Chilisal
peter als van chemische middelen. Zeker is, dat het na een bespuiting met Chilisalpeter enige tijd
(minstens een etmaal) droog meet zijn. Ook het gewas moet droog zijn. Regen voor de bespuiting
kan mogelijk de beschermende waslaag van de bladeren geheel of ten dele afspoelen en de plantjes
daardoor kwetsbaarder maken voor een bespuiting. Is het vóór de bespuiting echter enige tijd droog
geweest, dan blijft de concentratie van de oplossing langer gehandhaafd en worden de onkruiden
beter getroffen. Van invloed is waarschijnlijk de luchtvochtigheid of de verandering daarin. Geble
ken is, dat bij een hoge luchtvochtigheid dikwijls een zeer goede onkruidbestrijding werd verkregen
De meeste onkruiden zijn goed te bestrijden; brandnetels, dauw- en hennepnetels, herderstasje, he
rik, kamille, korenbloem, muur, perzikkruid, violen, wikkesoorten, duivekervel, hoenderbeet, zwa
luwtong. spurrie, nachtschade, viltige duizendknoop, gele ganzebloem, kruiskruid, enz. Tegen wortel
onkruiden als kweek, distels en klein hoefblad en grassen als straatjesgras, duist en wilde haver
heeft een bespuiting met Chilisalpeter geen effect. Andere onkruiden als de ganzevoetachtigen (witte
ganzevoet of schietmelde» zijn zeer resistent en slechts in enkele gevallen gelukt het met een zeer
zware oplossing deze te bestrijden. Hoe kleiner de onkruiden zijn, hoe beter ze te bestrijden zijn;
naarmate ze groter worden neemt de resistentie toe.
Naarmate de concentratie van de oplossing hoger en de hoeveelheid per ha groter is, neemt hét
effect op het onkruid toe, maar ook de kans op schade aan het bietengewas. Tot nu toe is 300 kg
Chilisalpeter in 700 liter water per ha nog hoi beste gebleken. Bij een kleinere hoeveelheid was de
kans op schade aan de bieten kleiner, maar wzrd het onkruid minder goed gedood. Bij een grotere
gift was het effect omgekeerd: meer kans op schade, maar minder kans op nagroei van onkruid
Overigens werd werkelijke schade aan een bietengevvas slechts geconstateerd bij een samengaan
van verschillende factoren, waarvan een zeer hoge luchtvochtigheid vermoedelijk wel de belangrijk
ste was. Een lichte verbranding betekent slechts een schoonheidsfoutje, dat spoedig weer vergroeit
en geen enkele schade veroorzaakt.
Bij het oplossen moet het Chilisalpeter aan het water worden toegevoegd en niet omgekeerd. De op
lossing kan zonder bezwaar enkele dagen voor het tijdstip van bespuiting worden klaargemaakt of
bij ongeschikt weer enige tijd worden bewaard. De te gebruiken spuitapparatuur moet goed schoon,
zijn en mag beslist geen groei- of kleurstoffen bevatten.
Chilisalpeter kan op 2 manieren snel worden opgelost, namelijk in heet water of door het met het
water in een snelle beweging te brengen, dus voeren Verstopping van de sproeinippels moet beslist
worden voorkomen; gebruik van een zeef en van schoon water en Chilisalpeter (bij voorkeur uit ori
ginele papierverpakking) is zeer wenselijk!
TIJDSTIP VAN BESPUITING
Bij opkomst van de bieten zijn de punten van de kiemblaadjes naar beneden gebogen; na enige da
gen strekken ze zich. Zodra de heide kiemblaadjes in een V-vorm omhoog staan, ïs het stadium be
reikt, waarin bespoten kan worden. Wannéér dit stadium na de opkomst wordt bereikt, hangt van
de groeisnelheid af. Vóór en na dit stadium zijn de bieten gevoeliger en moet bij voorkeur niet ge
spoten worden.
Op niet-slempige gronden kan ook enkele dagen vóór opkomst van de bieten worden gespoten, waar -
mee tevens een eerste .stikstofbemesting wordt toegediend. De opkomst van de bieen kan men
controleren, door een glasplaat of plastic hoes op een bietenrij te plaatsen. Nadat de bieten zijn
opgekomen, moet met bespuiten beslist nog worden gewacht tot het gewas het vorkstadium heeft
bereikt.
Het bietengewas moet gezond zijn en niet lijden of geleden hebben aan ernstige wortelbrand, stuif-
schade, vreterij, gebreksziekten als mangaangebrek, enz. Verzwakte bieten hebben minder weerstand
tegen een bespuiting.
Doordat er nog te weinig ervaring js, loopt men met een bespuiting met Chilisalpeter tegen onkruid
in bieten (evenals met alle andere middelen) de kans, dat het resultaat beneden de verwachting
blijft, wat de oorzaak dan ook mag zijn. Maar bij gebruik van Chilisalpeter is er dan nog niets
verloren, onidat het dan als bemesting uitstekend zal voldoen Doch er is ook een reële kans, dat.
70 tot 90 van alle orfkruid wordt gedood en dan is de extra moeite dubbel en dwars beloond, ge
zien het nijpende probleem van de onkruidbestrijding in de bieten. Verschillende proeven en Inspui
tingen gedurende de laatste jaren hebben aangetoond, dat een goede bestrijding van het onkruid met
een oplossing van Chilisalpeter mogelijk is.