Geen onevenredige
prijsstijging landbouwgronden
Aantal planten en potergrootte bij
de pootaardappelteelt
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1964
167
iS CHEMISCHE
GNKRUIDBESTRIJDINC
IN BIETEN DUUR?
Paasveeter.tconsteilir.g 1964 veemarkt Rotterdam
dr. ir. D. E. VAN DER ZAAG -
Rijkslandbouwconsulent voor Aardappelen
OP gezette tijden begint dan hier dan daar weer de discussie over potergrootte en 't meest gewenste
aantal planten. Vaak blijkt dat men in deze discussies onvoldoende rekening houdt met de uit
komsten van de proefvelden, die na de oorlog in verschillende streken hebben gelegen. Na 1945 heb
ben in verschillende provincies uitgebreide proefvelden gelegen met de volgende rassen: Record (Gro
ningen -1946 en 1947), Voran (Groningen 1947), Alpha (Friesland 1949 en Groningen 1953), Bintje (Zee-
tand 1948, Friesland 1949, Groningen 1954) en Sirtema (Friesland 1962 en 1963).
De uitkomsten variëren heel sterk, zelfs binnen het ras.
Zo blijkt bijvoorbeeld uit de Zeeuivse proef met het ras Bintje, dat bij 43.000 planten per ha
met de potermaat 35/45 voor de teler de beste resultaten te verkrijgen zijn, terwijl men hier
voor in Friesland met hetzelfde ras een jaar later op twee proefvelden 50.000 planten per ha met
de potermaat 45/55 vindt. Nog enige jaren daarna laat een proefveld in Groningen zien, dat 67.000
planten per ha met potermaat 45/55 het meest rendabel is.
Gezien deze enorme variaties moet men voorzichtig zijn niet het trekken van conclusies.
Toch kan men in de uitkomsten van al deze proeven wel een lijn zien. Wij durven dan ook aan
aan de hand daarvan het volgende advies op te stellen:
1. Bij een potermaat 45/55 mm minstens 50.000 planten per ha
2. Bij een potermaat 35/45 mm minstens 55.000 planten per ha
Dit zijnongevèer dezelfde adviezen die de Rijkslandbouwvoörlichtingsdienst in ..Noord-Holland in
1943 en in Groningen in 1949 al verstrekt heeft. Men ziet weer dat er niets nieuws onder de zon is.
Het zal elkeen duidelijk zijn, dat er verschillen bestaan. Een fijngroeiend ras zal men'minder dicht
behoeven te poten dan een grof groeiend ras.
Dit is o.a. ook de reden dat men in Friesland vindt dat men met het ras Sirtema wel tot 60.000
65.000 planten per ha mag gaan.
ZOVEEL MOGELIJK STENGELS
EEN pootgoedteler streeft naar veel en kleine
knollen per ha. Het aantal knollen wordt
mede bepaald door het aantal stengels. Hoe meer
stengels per m2, hoe meer knollen geoogst zullen
worden. Dit is een algemene regel. Het effect is
even wei in hel ene jaar veel groter dan in een
ander jaar. Ook de grondsoort is van betekenis.
Dichter poten en het gebruik van een grote
poter is in wezen niet anders dan zorgen voor
meer stengels per m2. Het effect van dichter po
ten of van het gebruik van grote poters zal onder
meer afhangen van de hoeveelheid stengels die
men reeds heeft en in hoeverre men het gunstig
effect van poten van meer ogen weer teniet doet
door .bepaalde teeltmaatregelen, waardoor ogen
niet uitgroeien tot stengels (wijze van voorkie-
men, .poten, grondbewerking).
Hier zijn wij op een belangrijk punt gekomen.
De teler moet proberenvan. een bepaalde hoe
veelheid pootgoed zoveel mogelijk stengels te pro
duceren.
Dit kan men bereiken door zó voor te kie
men dat veel ogen uitlopen (afkiemen of warm-
testoot enz.), deze kiemen goed af te harden
omstorten, voldoende licht, luchtbewegingniet
ie hoge temperatuur)met zorg zonder bescha
diging te poten in iets vochtige fijne grond. Een
kiem gaat pas groeien als er ivortels gevormd
zijn en deze worden pas gevormd als er vocht
aanwezig is. Daarom moet de poter altijd in
iets vochtige grond komen te. liggen, wil men
tenminste verzekerd zijn dat alle stengcis on
geveer gelijktijdig boven komen. Vooral bij het
huidige ondiepe poten moet men de grond niet
laten uitdrogen.
Op normale pootgdedbedrijven moet ineii
streven naar minstens 50.000 planten per ha
hij gebruik van poters in de maat 45/55 mm,
en minstens 55.000 planten by poters in de
maat 35/45 mm. Bij grof groeiende rassen
kan dit aantal nog aanzienlijk hoger zijn.
Uiteindelijk moet men streven naar veel sten
gels J>er ha.
Gemiddeld zullen op een veld met een rijen-
afstand van 66-67 cm per meter rij minstens
18-22 goed gevormde stengels moeten voor
komen.
Komt men niet tot deze getallen, dan zal het
volgende moeten overwogen worden:
1. Kunnen voorkieming, grondbewerking en po
ten nog beter worden uitgevoerd?
2. Moet er dichter gepoot worden?
3. Moet er een potere poter worden gebruikt?
Trouwens, ook de telersdie deze gëtaHeit wei
menen te halen doen er verstandig aar zichzélf
of de RljkslaftdboüwVo'drlich^ingsdienst déze vra
gen te stellen. v
GELDIGHEID VAN HET ADVIES
VERSCHILLENDE telers zullen misschien het
onbevredigende gevoel hebben, dat het toch
maai niet bewezen is, dat dit advies ook geldt
voor hun bedrijf of hun .streek. Men moet dan
$c.h ter goed bedenken dat hier algemene regels vn
liét' $pe\' 'zijn, en dat er geen enkele reden is om
dan te nemen dat deze regels voor uw bedrijf niet
zouden gelden. Wel zal uiteraard het effect op het
ene bedrijf groter zijn dan op het andere. Daarom
spreken wij in liet advies ook over minstens 50.000
oj 55.000 planten per ha.
Dit advies geldt niet voor bedrijven waar een
snelle vermeerdering op de voorgrond staat. Bij
dichter poten wordt namelijk de vermeerderings-
factor (hoeveelheid geoogst produkt)
kleiner.
(hoeveelheid gebruikte poters)
Op de speciale vermeerderingsbedrijven moet
men overwegen, lerwille van deze snelle vermeer
dering, eerder wijd te poten dan erg dicht, even
tueel gecombineerd met snijden van de poters.
GROTERE BEWEEGLIJKHEID BIJ OVERDRACHT VAN GROND.
HIT het (voorlopige) statistische materiaal over de koopprijzen van landbouwgronden in het eerste
u halfjaar van 1963 kan inderdaad worden afgeleid, dat een zekere prijsstijging is opgetreden, maai
er kan geen bewijs aan worden ontleend van een onevenredige stijging van de voor landbouwgron
den wérkelijk betaalde prijzen. Aldus de Minister van Landbouw en Visserij tijdens het parlemen
taire debat in de Tweede Kamer op 13 februari 1964 over de ontwikkeling van lonen en prijzen.
Minister Biesheuvel tekende overigens bij de prijsstijgingen aan. dat een vergelijking niet wel moge
lijk is, omdat de nieuwe cijfers tevens hel vroegere „zwarte" deel van de koopprijzen bevat. De nieuwe
gegevens houden thans ook de niet-agrarische waardebestanddelen van de prijsvorming in, zoals de
bijzondere waarde van gronden b.v. aangekocht voor recreatieve doeleinden. Na het vervallen van
de Wet op de Vervreemding van Landbouwgronden kan bovendien in verband met hogere agra
rische gebruikswaarde van de grond ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. -vergroting of -afronding
een hoger bod worden gedaan,
MATUURLIJK was de regering na de opheffing yan de Vervreemdingswet zich bewust van de moge-
lijkheid tot het optreden van prijsstijgingen; zij heeft zich daarbij ook voor ogen gesteld, dat een
gewenste grotere bewegelijkheid in de overdracht van landbouwgronden slechts bij een zekere prijs-
uitloop bereikbaar zou zijn. Het laat zich aanzien, dat, gelet op het toegenomen aantal transacties, deze
grotere mobiliteit inderdaad bereikt is en dat strekt ten gunste van een betere bedrijfsgvootte-struc-
tuur.
Een ander belangrijk argument was gelegen in de „zwarte" prijzen, die destijds algemeen werden
betaald. Het was dus bij voorbaat te verwachten, dat bij opheffing van de prijsbeheersing" de prijzen
in overeenkomstige mate zouden oplopen. Of, zoals minister Biesheuvel het ook formuleerde: Er was
niet anders te verwachten dan dat, zodra de prijsbeheersing die twintig jaar lang het officiële
prijspeil kunstmatig heeft gedrukt verviel, aanstonds prijsstijging zou optieden. Oo dit moment,
aldus de conclusie, kan dan ook van een onevenredige prijsstijging niet worden gesproken
Koopprijzen van landbouwgronden le halfjaar 1963
(voorlopig) volgens het statistisch bulletin van bet
C.B.S. No 11
Boerderijen (1 ha en meer)
Aantal Koopprijs
Los grasland
Aantal
Koopprijs
objecten Oppervlakte per ha
ha
gld
objecten Oppervlakt
e per ha
ha
gld
Ze ekleigebi éden
248
4.015
6,400
Rivierkleigebieden
92
582
8.750
Weidestreken
285
3,530
6.300
Zandgronden
1.138
7.889
6.310
Veenkoloniën
97
1.215
5.240
Tu i nbouwgebieden
22
148
7.850
Nederland
1.882
17.378
6.350
Los grasland
Aantal
Koopprijs
objecten Oppervlakte per ha
ha
gld
Zeekleigebieden
379
853
6.780
Riviërkleïgebieden
180
199
6.280
Weidestreken
37
56
5.300
Zandgronden
501
726
4.870
Veenkoloniën
69
151
4.640
Tuinbouwgebieden
54
79
5.850
Nederland
1.220
2.064
5.820
Zeekleigebieden
188
484
5.780
Rivierkleigebieden
204
437
5.330
Weidestreken
378
1.304
5.000
Zandgronden
1.060
2.399
4.740
Veenkoloniën
45
98
4.400
Tuinbouwgebieden
24
72
8.570
Nederland
1.899
4.792
5.020
(Adv.).
Voor onkruidbestrijding in bieten is veel belang
stelling. Om de hieraan verbonden kosten te be
perken past. men wel een rijenbespuiting tijdens
het zaaien toe. Het is echter de vraag of dit wer
kelijk goedkoper is. Rijenbespuiting kost minder
aan middel, maar men krijgt ook maar een ge
deelte van het werk gedaan en in een nat jaar
kan dit vaak nog heel veel betekenen, zoals in
1963 gebleken is. Toen moest tussen de rijen later
het onkruid nog verwijderd worden. Bovendien
is de kans op kiembeschadiging (vooral bij mo/io-
germ, dus wat zwakker zaad) groter. Er is een
kans dat men in het geheel niet met een onkruid-
probleem te maken krijgt en dan is vanzelfspre
kend elk verspoten middel te duur geweest. Het
is daarom het beste te spuiten als men kan beoor
delen of er onkruid komt of niet. Komt er onkruid
dan is een volveldbespuiting kort vóór de opkomst
hei meest ideale en zijn ook de te maken onkosten
verantwoord. AAbitoxan is dan het aangewezen
middel om te gebruiken. Het verbrandt de reeds
aanwezige onkruiden geheel en door zijn nawer
king verhindert het de ontwikkeling van op dat
moment (of later) ontkiemende zaadonkruiden,
waardoor er dus bij het op één zetten praktisch
geen onkruid zal zijn! In praktijkproeven in 1963
bleef het met AAbitoxan bespoten gedeelte on~
kruidvrij tot aan de oogst. AAbitoxan werkt tegen
een groot aantal zaadonkruiden (niet tegen wor-
telonkruidën), en is gemakkelijk toe te: passen.
Volgens de gebruiksaanwijzing toegëpast kan
AAbitoxan u een arbeidsbesparing geven van
6080 manuren per ha zoals in 1963 overduidelijk
is vastgesteld.
AAbitoxan. geeft u een grotere zekerheid op een
hogere winst.
0P dinsdag 17 maart a.s. organiseert de afd.
Rotterdam, Schiedam e.o. van de. Holl. Mij
van Landbouw de traditionele paasveetentoonstel-
ling. Deze tentoonstelling zal plaats vinden in c?e
gemoderniseerde veemarkthallen waar voldoende
parkeerruimte voor auto's aanwezig is.
Inschrijvingen voor fokvee tot 25 februari. Voor
het overige vee (paarden, vark-ens, schapen, gei
ten) tot 3 maart. Men kan zich wenden tot de
sec retaris van de Holl. Mij de heer C. Poot, Rot-
terdamseweg 416, Delft. tel. 01730—25466 en in het
veemarkt restaurant dinsdag 25 februari en 3
maart van 10 uur tot 13 uur, waar tevens vraag
programma's zijn te bekomen.