LANDBOUW IN ONTWIKKELING VRIJDAG 21 FEBRUARI 1964 Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland Frankering bij abonnement: Temeuzen 52e Jaarganc No. 2719 ARBEID De drie produktiefac- de toekomstige ontwik- tne agrarische beroeps toren ARBEID, GROND kelingen in de land- sJ bevolking in pro- en KAPITAAL zijn sterk bouw. De veranderin- i" beweging en bepalen gen van he. landbouw- 1900 ca. 30%, in 1930 ca. m 20 in 1963 ca. 10 een |J\ percentage, dat waar- schijnlijk binnen één ge- p- neratie verminderd zal zijn tot ca. 5 Daarmee neemt de landbouw poli- f', tiek sterk in betekenis at. met alle konsekwenties ff voor een goede prijsvor ming van die produkten, waarvoor een zekere ga rantie bestaat. Stands organisaties en Land bouwschap staan hierdoor voor de steeds zwaardere opgave voor de Landbouw een redelijk aandeel in de welvaart te bepleiten. Een tweede aspect, dat hiermee nauw verband houdt, is de noodzaak van meer public relations, teneinde het bijzondere karakter en de econo mische betekenis van de Landbouw met zijn steeds kleiner wordende agra rische bevolkingsgroep bij parlement en bevolking beter tot uiting te doen komen. Hiervoor bestaan talloze mogelijkheden die een gecoördineerd optre den zouden rechtvaardi gen. Het aandeel van de Landbouw in het natio naal inkomen (1962 ca. 9%) neemt weliswaar af, maar toch minder dan de afname van de agrarische beroepsbevolking zou doen vermoeden. Dit aandeel van het nationaal inkomen in verhouding tot het aan tal agrariërs, ligt in Ne derland het hoogst van alle E.E.G .-landen en b.v. tweemaal zo hoog als in Duitsland en Frankrijk. Dit wijst op een sterke stijging van de arbeids- produktiviteit van de Ne derlandse Landbouw, die gelijke tred houdt met die in de industrie. De export waarde van Nederlandse landbouwprodukten bedraagt 4 miljard en levert een aan deel van 25 van de totale exportwaarde en als zodanig een belangrijke bijdrage aan de betalingsbalans. Feiten, waarvoor buiten de landbouw onvoldoende kennis en waardering bestaat. In Zeeland, regelmatig ontmoetingspunt van stedelijk, toeristische en agrarische bevolking bij uitstek, worden in dit verband incidentele initiatieven ontwikkeld, die meer navolging zouden verdienen. DE afname van de landarbeiders is, in vergelijking met boeren en boerenzoons het grootst. In Zeeland is het verloop van het aantal vaste landarbeiders, in de sektor akker- en weidebouw vanaf 1960/'611963/'64 in ronde cijfers als volgt: 4700, 4400, 4000, 3350 of een afvloeiing van resp. 5, 9 en 17 (Bron B.V.A.B.). GEEN REDEN TOT OPTIMISME De toekomst geeft weinig reden tot optimisme. Het gaat hierbij om gemiddelden, zodat in bepaalde gebieden een sterkere afname plaats vindt. In West Zuid-Beveland b.v. is deze afvloeiing resp. 7, 14 en 18 Cijfers die te denken geven en nauwlettend gevolgd zullen moeten worden, omdat deze toenemende afvloeiing van landarbeiders ingrijpende veranderingen in de bedrijfsstructuur noodzakelijk zullen maken. Bedrijfs- vergroting van enige betekenis zal m.i. niet plaats vinden, zodat andere wegen voor schaalvergroting gevonden zullen moeten worden om de nood zakelijke arbeidsproduktiestijging te bewerkstelligen. Hierover later meer. Terloops kan nog worden opgemerkt, dat het aantal werknemers in de fruitteelt constant blijft (660 ger. jaarcontracten) en bij loonwerkers regel matig toeneemt. Het zou overweging verdienen een onderzoek in te stellen naar de reden, waarom zoveel landarbeiders de landbouw verlaten. M.i. is dit niet alleen een kwestie van beloning, maar spelen verschillende andere factoren een fob Waarschijnlijk zouden uit een dergelijk onderzoek aanwijzingen ver- bedrijf zulten in ver sneld tempo moeten plaatsvinden. Ir. H. P. DE BRUIN, RgkslaJidbomvconsulent voor de Zeeuwse eilanden g|||g| De boer staat voor de zware opgave niet een afnemende arbeidsbezetting, stijgende lonen en kapitaalsinvesteringen in grond en werktuigen een redelijk inkomen te blijven verdienen. kregen kunnen worden, welke punten verbetering behoeven. De voorlich ting aan land- en tuinbouwérbeiders, zoals die door de voorlichtingsdiensten tezamen met het georganiseerd agrarisch bedrijfsleven sinds enkele jaren ter hand is genomen, mag in dit verband zeker als positief initiatief worden genoemd, dat niet alleen in landbouwkundige zin, maar ook psychologisch van betekenis is. Daarmee is men er echter nog niet. De genoemde cijfers over de afname van het aantal landarbeiders tonen duidelijk aan, dat slechts een kleine groep zal overblijven, die volledig vakbekwaam dient te zijn om alle ge mechaniseerde werkzaamheden op het landbouwbedrijf uit te voeren. Een intensieve scholing op ruime schaal in onderhoud, reparatie en het gebruik van machines en werktuigen is dringend noodzakelijk, inclusief praktische kennis van timmeren, metselen en lassen. Speciaal de jonge landarbeiders zal dit meer arbeidsvreugde geven, BOERENHULPORGANISATIES EEN OPLOSSING? "NJU is de deelname aan de cursussen op de praktijkschool te Schoondijke procentueel gering; waarschijnlijk mede door de exentrische ligging, Is het niet hoog tijd om ook in regionaal verband, met inschakeling van de lagere landbouwscholen, korte aanvullende scholingscursussen te geven, zodat de goede landarbeiders voor de landbouw behouden blijven en jonge krachten grondig worden opgeleid. We moeten bedenken dat straks op een 40 ha bedrijf, waar 10 jaar geleden nog 4 vreemde arbeidskrachten werk» zaam waren, straks nog slechts 1 arbeider-mechanicien naast de boer al het werk moeten rondzetten. Het kleinere gemengde gezinsbedrijf is sociaal gezien het meest kwets baar, omdat de boer door het vee sterk gebonden is aan het bedrijf. (Zie verder pag. 163.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 1