Wetenswaardigheden Veehouderij
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1964
13$
Denen gaan kaas op
Nederlandse wijze merken
KALVERSTERFTE VRAAGT AANDACHT
n Babbeltje over een tochtje op de velo deur WaVger
DENEMARKEN heeft besloten met ingang van
5 februari alle in dit land vervaardigde kaas
te voorzien van een z.g. caseïne-kaasmerk. een
Nederlandse vinding.
Daarmede wordt op duidelijke wijze de ver
dienste erkend van het werk van de vereniging
„Het Kaasmerk" te Leiden, waar reeds 50 jaar
geleden het systeem werd ontwikkeld om van
caseïne, d.w.z. kaasstof, etiketten te maken, die
dienen om de herkomst van de kaas en het
moment van fabricage te garanderen. In feite vor
men deze kaasmerken een onderdeel van een heel
stelsel van controle-maatregelen, waarbij de Rijks
Contrólestations voor Kaas, waarvan Nederland
er 5 kent, voortdurend de kwaliteit van de kaas
steekproefsgewijze onderzoekt.
Bij gebleken tekortkomingen is het voor de con
troleurs van deze stations een vrij eenvoudige
zaak om door middel van de codering, voor
komende op het kaasmerk, de partij te achter
halen en zonodig af te keuren.
Een ander belangrijk voordeel van het kaas
merk blijkt bij de export. Nederland heeft een
aanzienlijke kaasexport, vooral naar West-Duits-
land. Dit sukses bij onze oosterburen heeft al heel
wat andere landen met zuiveloverschotten er toe
gebracht het ook maar eens in Duitsland te gaan
proberen.
Nederland, vanouds voorstander van een vrije
markt, kon daar niets tegen hebben; en omdat
onze kaas bij de Duitsers zeer in trek is en de
kwaliteit ervan zorgvuldig wordt bewaakt, kon
den we wel tegen een stootje.
Anders werd het echter, toen Nederland op de
Duitse markt Edammer en Goudse kaas tegen
kwam die nooit in Nederland was geweest, laat
staan kon wedijveren met de kwaliteit van onze
nationale produkten.
De landen verantwoordelijk voor deze „namaak"-
Nederlandse kaas profiteerden echter met min of
meer sukses van de onwetendheid van de Duitse
huisvrouw.
Dit leidde, behalve tot een scherpere concur
rentie, helaas ook door de vaak minder goede
kwaliteit van surrogaat Edammer en Goudse kaas,
tot het aantasten van de positie van de originele
produkten van vaderlandse bodem.
Het is daarom verheugend, dat Denemarken,
dat zich kennelijk niet wenst te schamen voor
zijn eigen kaas en niet op de goede faam van
produkten uit andere landen wil leunen, besloten
heeft op de caseïne-kaasmerken duidelijk het
woord „Danmark" te plaatsen, zodat althans ver
warring tussen Nederlandse en Deense kaas op de
export-markt uitgesloten is.
IfEEL kalveren gaan verloren door storing in de drachtigheid bij de koeien, sterfte tijdens of na de
geboorte en in de opfokperiode. Omdat de generatiewisseling, d.w.z. de periode vanaf de bevruch
ting van de koe tot het tijdstip waarop het kalf weer deelneemt aan de voortplanting, lang duurt is
elk verlies van een kalf een aanzienlijke verliespost en een verminderde selektiemogclijkheid.
De geboorteregistratie, voorzover die bij de K. I.-verenigingen uitgebreid wordt toegepast, geeft on
misbare aanknopingspunten voor nader onderzoek in ons land omtrent kalversterfte bij de geboorte.
Voor de roodbonte M. R. IJ.-kalveren beschikken wfl over zeer uitgebreid materiaal door Dr. Dieten.
verzameld in het K. I.-centrum „De Kempen" (van meer dan 100.000 geboorten), terwijl er bij het
zwartbonte F. H.-veeslag ook voldoende gegevens zijn, o.a. door Dr. Politiek verzameld in het K.I.-
station te Sybekarspel. In beide gevallen steunen de gegevens op een volledige kalverreglstratie.
Bij het zwartbonte veeslag werd voor verschillende stieren een gemiddeld sterftepercentage van kal
veren afkomstig van vaarzen bij de geboorte van 12 gevonden, met een variatie van 8 tot 18 Het
sterftepercentage bij kalveren, afkomstig van koeien, lag gemiddeld aanzienlijk lager, n.l. tot 4.6
Bij het M. R. IJ.-veeslag stierf gemiddeld 12.5% van de kalveren afkomstig van vaarzen (variatie
4.7 tot 39.4%) en 4% afkomstig van koeien. Over het geheel was hot percentage dode kalveren ruim
6 De beschikbare gegevens tonen aan dat het probleem vooral bij vaarzen van beide veeslagen ern
stig is.
Onderzoek naar de oorzaken heeft het volgende opgeleverd;
1. Tussen de gebruikte stieren bestaan er significante verschillen in sterfte bij Iiim kalveren. De
leeftijd van de stier en de ouderdom van het gebruikte sperma hebben hierop geen invloed.
2. De kalversterfte blijkt van dochtergroepen (halfzustergroepen van een stier) gepaard met dezelfde
stier eveneens significant verschillend te zijn.
Deze factoren bewijzen dat de kalversterfte door erfelijke factoren wordt beïnvloed.
Er werden geen werkelijke verschillen gevonden bij geboorte van kalveren uit koeien van ver
schillende leeftijd.
3. De kalversterfte berust in verreweg de meeste gevallen op een abnormaal verloop van de geboorte.
4. Er blijken aanzienlijk meer stierkalveren dan vaarskalveren bij de geboorte te sterven.
5 De sterfte van de kalveren bij de geboorte wordt niet of vrijwel niet beïnvloed door de drachtigheids-
dutp\ Het geboortegewicht van de kalveren is wel een bijkomende faktor bij de kalversterfte maai
is niet alleen bepalende oorzaak.
6. Het geboortejaar van de kalveren heeft geen invloed op de sterfte, daarentegen is de grootste kal
versterfte bij de vaarzen aangetoond in de winter (december en januari). Bij de kalveren van
koeien meer in de herfst (september, oktober).
HET is duidelijk dat de kalversterfte van grote, betekenis is voor de economie van de rundveehouderij.
Niet alleen ontstaat geldelijk verlies van het kalf en verminderde selektiemogelijkheid maar om
dat ze vaak samen gaat met een abnormale geboorte ook diergeneeskundige kosten en verlies aan melk-
produktie. Dit laatste als gevolg van het blijven staan met de nageboorte en verminderde vruchtbaar
heid van de moederdieren.
In de praktijk zal gestreefd moeten worden naar vermindering van geboortesterfte. Het statistisch
onderzoek leert dat de leeftijd van de vaarzen bij afkalven geen invloed heeft. Wel is het mogelijk ge
bruik te maken van de invloed van het seizoen op het verschijnsel. De vaarzen zouden dan niet in dc
staltijd maar in de weidetijd (mei, juni) moeten worden geïnsemineerd. Hoewel in die tijd de toch
tigheidsverschijnselen duidelijker zijn dan op stal en de bevruchtingsresultaten beter zijn levert dit
echter vooral op bedrijven met het weiland verder, van de bedrijfsgebouwen bezwaren op.
De veehouders zullen meer gebruik moeten maken van de invloed van de stier op de kalversterfte
bij de geboorte, in het bijzonder bij vaarzen. Het is mogelijk advies te geven om bepaalde stieren bij
vaarzen te gebruiken en andere op grond van relatief hoog sterftepercentage van de kalveren bij de
geboorte te ontraden.
Het beleid in de K. L-verenigingen kan hierop worden gericht. In Zeeland zal hiermede bij de stier-
èceuzc oók meer rekening kunnen worden gehouden door de inseminatoren bij deze voorlichting in te
schakelen. Voor een gefundeerd advies moeten echter de gegevens van een in ruime mate goed uitge
voerde kal verregistratie worden toegepast.
E lesten tied komme d'er wel is artikeltjes over en in de taele van de mensen op de durpen, in de
krante. En daer moe nog a' belankstellienge vo' iveze bie de lezers, het schient dat vroegere Zeeuwen,
die noe elders weune, daer nog a' van likkebaere. r
Ik kenne dat taeltje óok, wan 'k hebbe ut van mien moeder geleerd en '7c weune nóg op WaVger,
daerom docht 'k as 't mag van de grote Baas van de krante z'ak ook is wat schrieve in dialect.
'k Bin van de zeumer is un tochtje weze doe op de Velo nae dun Noord-Oostkant van 't Eiland.
'k Bin gereê langs de Noorweg over Perdamme nae Stroskerke; de boeren an weerskanten van
de wegt waeren druk an 't graen bezig, die van ,Tuunenburg' en ,'t Uusom' waeren in dur volle zweet
Deur de Rensbergse wegt trapte 'k op de Oranjezon an. 't Waeter van de Noordzee zoeng een lied van
je wélste achter de duunen en au de landkant was a'les eel schoon, 't was om over in verrukkienge te
kommen.
Op Tepolder bin 'k mer is afge
stapt, wat un mooi kerkje ebbe zu
daer toch, ut is un juweeltje; wijlen
President-Kerkvoogd W. Duvekot, Sa-
melszeune, 'eit niet vo' niks een gou
den medaille gekrege van onze Konin-
ginne, as de resteratie klaer was.
Buuten 't durp zag 'k ook vee' ver-
anderienge, b.v. deur 't poldert je van
„Liebert" was een brêeje weg geleid
die dwas dun diek overgoeng nae de
„Schanse" en zó varder lanks de
nieuwe dam naer de duuntjes van
Noord-Beveland.
As je nog gebore bin in de vorige
eeuwe, dan begriep je dur niks nu'
van, dat dit ael zo mé kan.
'k Bin verder getrapt, lienks 't Oos-
ternieuwland en rechts zag ik leie het
gebied van Arjaon Grooten vroeger.
T)\RDEROP t' Essenhof" mee
v akkerland as beuter zó goed en
zó zachte. De Bierdiek lienks lag ur
nog as toen we in 1944 de beesten en
de paeren nut den duune, daer laaiden
in Tm Erremuse kotter om te briengqn
nae Kamperland.
Toen kwam 'Tc bie de plekke daer
asse dun Diek kapot gemaekt 'ebbe.
d.w.z. 'an ae Kreeke, 'ier wou 'k mun
gedachten is de vrieë loop laete en
zette ik mun jietskarre tegen een
paeltje. 'k Zei tegen mun eige: 'ier is
er deur den oorlog en overstromienge
goeie grond verlore gegae', 'Tc weet
nog goed as 'Tc as kind der vroeger nae
kerke giengdan lag daer 't Polder-
huus, en middenin lag „Loodkop" van
Lein Brasser en daer in 't oekje was
ut „Of" van Wisse Jasperse-de Pries
ter gelege', deze leste mensen, 'a'de
mer één kind en die is un beroemde
Dokter h'oore in 'Olland, dus die ,eit
vo' zun boterammetje die grond nie'
nodig, toch is 't un verlies wan un
'aar' aa' der goed mee kunne weze.
't Waeter 'eit d'er noe vrie spil, jam
mer, jae dat waeter is nog een 'eele
plasse 'oor, kilometers breed, zeventig
jaer gelee' is er in un paerd op zun
eigen 'outje overgezwomme nae dun
ouwen baes op Wis'kerke, ze was in
't waeter gestapt bie 't kanaal. Jae,
paérden bin slim en ebbe un scherp
geheugen, 'k Ebbe ook nog achter den
diek van Beveland me georiënteerd'k
zag de grote boereschure van de
Voelekerkepolder, Bierens weunde
daer vroegernoe is 't van Langeraed
en ies meer Oosteliek ontdekte 'k de
grote boerderie van de Spierinkpolder,
un kleinzeune van un groten oester-
boer uut Yerseke vroeger, weunt daer
op, nie' beter te toeten.
0QERVOLGENS liet 'k mun oogen
v valle op Tervere, de zunne scheen
d'er vlak óp en in; bel. bel't Leek
un tover stadje, een stadje dat bloenk
of aoles van goud en zilver was, afge
zet met safieren en smaragd. D'ur is
mer één Tervere op de waereld.
Nou draaide 'Tc me weer un kwart
slag om, 'k zag in de verte de Lange
Jan", de reus van het Abdijcomplex
en korter bie ontdekte 'Tc het torentje
van Tergaepinge en vlak voor me 't
Of van Aerenoudse en nog dichter bie
„Meiwerf" of zo ds dat in de volks
mond heet: hut „Of" van Dumon Tak.
Indertied 'eit notaris Tak 'ier vó
eigen rekenienge geboerd, d.w.z. mee
kasteleins (bedriefsboeren zeien ze noe
tegewoordig). Siemen Kleinepier en
Jan Looise waere dur twee van.
Louw Blok was t'ur eéste paereknecht
en Bart Volmer eéstcn errebeier.
Ulder beeltenisse zou 'k uut duu-
zend pottretten zó 'aele, zo goed kan
'k ze nog vó me kriege. „Meiwerf" is
nog eigendom van de fermielje Dumon
Tak.
De zunne begon te zakken en 'k
was moe, ik docht, ik gae een stuitje
in 't gras leië.
'Tc Kwam in dromenland terecht en
droomde over „Tervere" en Zand-
diek" uut vroeger tied: 'Tc zag over 't
plankiel an de Kaaie' kuiere de Mar
kies en de Markiezin van 't Ouwe
stadje, gekleed in ferweele rokken, be-
sUkt mee goudgalon en op de borst, het
waepen van 't Markiezaat.
ti QTAG verder in m'n onderbewust-
R oO zien, in de bossen van het voor-
maelige kasteel „Zandenburg" de nog
niet volwassen joenkvrouwen mee de
joenge ridders verlorenkruupertje doe
en tikkertje spele. Men speelde het
spil van aele lieden, het spil van de
Joenkheid en de ontwaekende liefde.
'Tc Wier ineens 'elder wakker ge
maekt deur een span pa éren in volle
draf vo' un oestwaegen, op de wassink
van de waegen zat un vrommes en een
knecht, allebei van rond de twintig,
ze reden 't Kattenpoldertje binnen en
giengen un voer terve laaië uut de
stuuken: de knecht gaf óp.
Mun vakantiemiddag was óm.
'Tc Pakte m'un Velo en vriewielde den
Aprèl af en gieng langs Vogelenzang
en deur Schellacht naer 'uus toe, nae
de Vrouwe.
En a'k op m'un stoepje stoeng en
de sleuter in de deure stak, zei 'k
tegen me zèlvers: Wal'ger je bint veè
geschonden geweest deu' den oorlog,
mer je bint weer 'ersteld, je 'eit un
ieverige bevolkienge, 'Tc moet de
Wal'gerse mensen prieze.
Wal'ger je bint weer de Tuun van
Zeeland.
Wal'ger je bint net een klein para-
diesje
OBSERVATOR.