Van het Landbouwschap
DE OLVEH VA
s v
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1964
AAN VR AGE-TERM IJN
KREDIETREGELING VERLENGD
PLUIMVEESTAPEL
OP PEIL HOUDEN
GEEN LEVEN....
Wist dat...
R I
18 7 9
I N G
ELKE OLVEH POLIS IS WINSTDELEND
IIIT reacties op het radiopraatje voor de land-
en tuinbouw over de kredietregeling voor
rundveehouders in de veenweidegebieden en in
gebieden, die daarmee gelijk te stellen -zijn, is ge
bleken, dat onzekerheid bestaat over de vraag,
welke gebieden voor de toepassing van de krediet-
regeling met veenweidegebieden gelijk te stellen
zijn. Ter nadere precisering kan worden bericht,
dat beoogd zijn die gebieden waarin tengevolge
van de weersomstandigheden in 1962 en 1963 ge
durende het gehele seizoen de grasgroei sterk
heeft geleden. Veehouderijbedrijven gelegen in de
laatstgenoemde gebieden, die overigens aan de
gestelde voorwaarden voldoen, kunnen van de
kredietregeling gebruik maken. Zeer in het kort
komt deze op het volgende neer.
De ondernemer moet landbouwer zijn (hoofd
beroep), zijn bedrijf dient tenminste 5 ha groot te
zijn en voor 80 uit grasland te bestaan, liet
zwaartepunt van zijn bedrijf moet dus liggen in
de veehouderij en de slechte gang van zaken in
deze bedrijfstak gedurende de laatste seizoenen
moet de oorzaak zijn, dat de ondernemer niet in
staat is zijn kortlopende bedrijfsschulden, t.w. voor
levering van veevoeder, kunstmest e.d. en voor
onderhoudswerken, afbetalingen enz. te betalen.
Voorts moet hij voldoen aan de voorwaarden, die
het Borgstellingsfonds voor de landbouw alge
meen stelt voor het verlenen van een borgstelling
n.l. dat hij vakbekwaam en een goed ondernemer
is, die mede naar het oordeel van zijn bank
kredietwaardig wordt geacht. Zijn bedrijf moet
onder normale omstandigheden rendabel zijn en
hij moet niet in staat blijken te zijn de door de
kredietgever gevraagde zekerheid zelf te kunnen
stellen.
Het Borgstellingsfonds voor de landbouw zal ten
behoeve van aanvragers, die aan deze normen vol
doen, een borgstelling geven voor een derde te
verstrekken geldlening ter betaling van kortlopen
de bedrijfsschulden. Het onder borgstelling ver
strekte krediet zal maximaal 10.000.bedragen
en een looptijd hebben van 12 jaar. Over dit be
drag behoeft de eerste twee jaren (19641965)
geen verplichte aflossing plaats te hebben en geen
rente te worden betaald. Deze rente (over de
eerste jaren dus) neemt het Rijk voor zijn reke
ning. De aflossing kan na afloop van het tweede
jaar in tien jaarlijkse termijnen geschieden.
Aanvragen om kredieten kunnen bij de boeren
leenbanken of andere bankinstellingen dan wel bij
de rijkslandbouwconsulenten worden ingediend.
De termijn van indiening is verlengd tot 29
februari aanstaande.
Advies N. P. F.:
HET grote gevaar van de sluiting van de Duitse
grens voor de invoer van de eieren schijnt
afgewend. Duitsland heeft nog wel hoger beroep
aangetekend doch het lijkt dat er niet veel kans
is dat liet achteraf gelijk zou krijgen.
De pluimveehouders hebben een ontzettend
moeilijke tijd doorgemaakt en nog is de toestand
zo onzeker dat het zeer moeilijk is om een be
slissing te nemen over de kuikenaankoop.
De pluimveehouders moeten echter wel beden
ken dat thans beslist moet worden en daarbij
geldt zeer sterk het gevaar dat belangrijke in
krimping van onze pluimveestapel op een zeker
moment zal kunnen leiden tot onvoldoende pro-
duktie ter voorziening van onze normale export
behoeften en daardoor verlies van onze gevestigde
afzetmarkten. Ofschoon het bestuur van de N. F. F.
niet de toekomst kan voorspellen meent het toch
met nadruk de verwachting te mogen uitspreken
dat na de recente marktverstoring de prijzen zich
weer op een redelijk niveau zullen gaan instellen.
Het N. P.F.-bestuur meent op grond van deze
overtuiging dan ook, voornamelijk de leiders van
gemengde bedrijven met pluimveestapels van 300
tot 1500 dieren dringend te mogen aanraden om
hun pluimveestapel, wat aantal betreft, op peil te
houden.
Dus: voldoende kuikens, zonder uitbreiding of
Inkrimping, en natuurlijk prima kuikens die vol
ledig hun geld waard zijn.
ER wordt terecht en veel over de inkomens
positie van de agrariërs geklaagd. In de land-
bouwpers wordt hieraan de volle aandacht be
steed. Wij lazen kortgeleden het volgende wrange
grapje dat de ronde „schijnt" te doen: Een rover
komt een slachtofer tegen en zegt: Je geld of je
leven. Ik heb geen geld, want ik ben boer, zegt
de aangesprokene. Loop dan maar door, want je
hebt ook geen leven, antwoordt de rover
IN de onlangs gehouden openbare vergadering van het Landbouwschap zijn o.m. do volgende beslui-
ten gevallen
Taakomschrijving' organisatiecommissie. De commissie, die zich zal beraden over do taak en de orga
nisatie van het Landbouwschap dient na te gaan of zij wijziging van de taak en de organisatie van
het Landbouwschap gewenst of noodzakelijk acht, en zo ja tot welke herzieningen of aanvullingen van
do wettelijke regelen inzake deze ïaak van de organisatie een dergelijke wijziging eventueel zou moe
ten leiden. O.m. dient aandacht geschonken te worden aan de verhouding van taak en bevoegdheden
van het Landbouwschap tot die van de produktschappen. Ook is bezinning nodig in verband met de tot
standkoming van de E. E. G.
YV ijziging verordening registratie en verstrekking gegevens. Besloten werd tot publikatie over te gaan
van een verordening krachtens welke iedere ondernemer verplicht is jaarlijks aan het Landbouwschap
gegevens met betrekking tot zijn bedrijf te verstrekken. Aan de hand van deze gegevens worden de hef
fingen vastgesteld en berekend. Ove rtreding van deze verplichting is bij de bestaande verordening straf
baar gesteld. De ontwerp-wijziging beoogt de strafbaarheid wegens het niet verstrekken van deze ge
gevens op te heffen. Er kan dan ambtshalve een aanslag worden opgelegd.
Heffingsverordening bestrijding unrdappel moeite id 1964. Deze verordening verschilt met die voor 1963
wat betreft de bestemming die aan de gelden wordt gegeven. De omschrijving daarvan luidt: dat de
heffingsgelden zullen dienen ter bestrijding van de aardappelmoeheid en ter financiering van maat
regelen ter verbetering van de techniek van de aardappelteelt.
Belasting op onroerend goed. Naar aanleiding van het wetsontwerp voorlopige voorziening inzake ver-
i uiming van het gemeentelijk belastinggebied, zal het Landbouwschap zich tot de leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wenden.
De definitieve regeling die de regering voor ogen staat, acht men onjuist. Het ontwerp beoogt de
invoering van een belasting op onroerend goed van eigenaren en gebruikers. Tegelijkertijd zullen dan
de grondbelasting en de personele belasting worden afgeschaft.
Het Landbouwschap heeft steeds voor afschaffing van de grondbelasting gepleit. Het ziet in de in
voering van een belasting op onroerend goed in.de eerste plaats een voortzetting van de oude grond
belasting. Het verdient aanbeveling om een oplossing te zoeken in een belasting naar draagkracht.
Daarbij denkt het vooral aan de woonplaatsbelasting.
Algemene Heffingsverordening 1964. In vergelijking met de Algemene Heffingsverordening die voor
1963 gold, heeft de ontworpen verordening o.m. de volgende wijzigingen ondergaan:
Het aantal kippen of eenden dat als basis dient voor de heffing op de grondslag veebezetting, is
verhoogd van 400 tot 1.000. Beneden de 1.000 stuks wordt dus geen heffing opgelegd. Het minimum-
heffingsbedrag wordt gebracht van 6,op ƒ10,De heffing moest voorheen steeds worden berekend
naar de werkelijke toestand van een bedrijf per 1 mei. Thans kan ambtshalve een aanslag worden op
gelegd naar geschatte gegevens. In deze mogelijkheid kan een prikkel tot nakomen van de inventari
satieplicht worden gevonden, nu de strafbaarheid wegens het niet nakomen- van de inventarisatieplicht
wordt opgeheven. Evenals vóór 1963 gebruikelijk was, worden thans weer varkens met een gewicht van
minder dan 25 kg van heffing vrijgesteld.
BESPREKING MINISTER VAN LANDBOUW MET LANDBOUWSCHAP
In de op 5 februari gehouden vergadering van de minister van Landbouw en het Landbouwschap
was het hoofdpunt van de bespreking de huidige moeilijkheden in de pluimveehouderij en in het bijzonder
de dreiging van een importstop voor eieren door West-Duitsland.
Een ander punt betrof de vaststelling van de graanprijzen voor oogst 1964. Het Landbouwschap onder
streepte nog eens de wenselijkheid van een éénmalige prijsaanpassing zoals door de Europese Commissie
wordt voorgesteld. Een dergelijke prijsaanpassing is ook voor de veehouderij van grote betekenis, aan
gezien dan gelijktijdig de intra-heffingen bij het verkeer van veredelingsprodukten kunnen worden
afgebroken, en er geen plaats meer is voor handhaving van de vrijwaringsclausule.
De minister deelde mede, dat begin februari in de Baad van Ministers der E.E.G. nog geen beslissingen
zijn genomen over het Europese graanprijspeil voor dit jaar, maar dat hij verwachtte dat hierin eind
februari duidelijke tekening zal komen. Het Landbouwschap stemde toe, dat het ook in het belang van
de Nederlandse boer is, wanneer op een E.E.G.-uitspraak in deze lean worden gewacht, ofschoon men het
wel erg bezwaarlijk vond dat de boeren nog niet weten wat hun graanprijzen voor de aanstaande oogst
zullen zijn.
<\Y)E vermoedelijk een vroeg voorjaar zullen krijgen? U denkt natuurlijk dat ik het oog heb op het
zachte weer van de laatste dagen en natuurlijk is dit mij niet ontgaan, maar er zijn ook nog andere
voortekenen. Eind januari of begin februari hebben zeer vele Nederlanders dit kunnen waarnemen in
hunbrievenbus. Ze zullen daarin hebben aangetroffen eenaangifteformulier voor de Inkomsten
belasting of voor Inkomstenbelasting en Vermogensbelasting. Dit is in 1964 wel zeer vroeg en dat is het
ivat ik hierboven bedoelde. Een vroeg fiscaal voorjaar dus.
Ik betwijfel of deze fiscale lentebode met veel vreugde zal worden begroet, maar er is nu eenmaal
niet aan te ontkomen. De staatsuitgaven gaan naar boven en dus moet er meer en ook vroeg geld zijn.
Ik ga over de inhoud van deze aangifteformulieren niet veel zeggen. Bovenaan staat in vette letters dat
het formulier ingevuld en ondertekend moet worden terugbezorgd VOOR 1 APRIL Ï964.
JNDIEN dit niet mogelijk is kan men het zich.bij het aangifteformulier bevindende Bb-biljet (bruine
kleur) vóór 1 april 1964 inzenden. Dit is een voorlopige aangifte. Men verkrijgt dan automatisch en
dus zonder dit verder ter Inspectie aan te vragenuitstel tot 1 juli 1964 voor de inzending van het
definitieve formulier. Men kan dan volstaan met opgave van zijn vermoedelijk inkomen voor 1964.
DAAR NU ONS BOEKHOUDBUREAU ZEER VEEL AANGIFTEN MOET INDIENEN VERZOEKEN
WIJ AL ONZE LEDEN DRINGEND OM HUN AANGIFTEFORMULIEREN ZO SPOEDIG MOGELIJK
AAN ONS BUREAU OP TE ZENDEN EN VOORAL TE ZORGEN DAT ALLE GEGEVENS WELKE WIJ
VOOR DE INVULLING NODIG HEBBEN, VOORZOVER NOG NIET IN ONS BEZIT, ONVERWIJLD
WORDEN TOEGEZONDEN.
T N een vroeg voorjaar kan de boer rustig werken, mits hij over voldoende werktuigen en werkkrachten
beschikt. Dat is ook het geval bij ons boekhoudbureau. De werkkrachten hebben we er in voldoende
mate (dat kan iedere boer niet zeggen) en werktuigen hebben we ook, maar het materiaal om te bewerken
en te verwerken moeten onze leden ons toesturen. Zaaien zonder zaaizaad kunnen we ook op ons bureau
niet, daarvoor is een vroeg voorjaar beslist onvoldoende.
Leden van ons bureau, wij rekenen op Uw volle medewerking
ME1JERS.
'k
(Adv.)