VRIJDAG 14 FEBRUARI 1964 143 Land- en Tuinbouw Op grond van die verschillen zullen we wel mogen vaststellen dat coöpe raties van deze omvang weinig talrijk zullen blijven. o— We willen hiermee onze reeks voorbeelden van samenwerking op wat grotere schaal in het zuidwestelijk kleigebied beëindigen. Het zijn slechts enkele gevallen die onder de loupe genomen werden. Daarnaast bestaan er andere en veelal meest kleine combinaties van 2 of 3 deelnemers, die samen één of enkele machines gebruiken. Zo heeft een onderzoek, dat kortgeleden op de Zeeuwse eilanden heeft plaats gehad, aangetoond dat van het totaal aantal grotere machines in de landbouw (maaidorsers, aardappel- en bietenrooiers, vlastrekmachines, zaai- machines, e.d.) een vrij groot percentage (van 10 tot 30 en meer) in combi naties wordt geëxploiteerd, waarbij uiteraard nog allerlei variaties in de vorm waarop dat gebeurt, mogelijk bleken. SAMENWERKING is er dus overal vast te stellen, dat was ook vroeger zo, maar met de intrede en de snelle toename van de mechanisatie zijn vooral voor het gebruik van grotere machines nieuwe vormen van samen werking ontstaan. Aanvankelijk kon men nog kiezen: alles zelf aanschaffen en zelf doen, of op één of andere manier de financiering en het werk combineren. Men kon wellicht de zaak nog zelf financieren en het personeelsvraagstuk had nog niet de omvang van vandaag gekregen. De machines werden echter groter en duurder, ze hadden dikwijls een te grote capaciteit tegenover de omvang van het bedrijf. De arbeidskrachten werden schaarser en het algemene arbeidstempo moest desondanks of ging daardoor stijgen. De tijd kwam, en we leven daar nu middenin, dat vrijwel geen landbouw bedrijf meer zonder samenwerking in één of andere vorm kan bestaan. Het is wel niet zo dat iedere boer of tuinder al samenwerkt met zijn buur man. Dat is ook niet altijd even gemakkelijk. Soms vindt men niet steeds op korte afstand de geschikt geachte man. Wil het goed gaan dan moet men bij elkaar passen en zeker weten dat het niet op een mislukking uitloopt. LOONWERKER ER is echter een andere oplossing, die velen reeds vroeg hebben gevon den, namelijk de inschakeling van het loonwerkbedrijf, ook een vorm van samenwerking. Dat begon met het loondorsen. De wat oudere lezers zullen zich die tijd nog herinneren, toen de oude kleine dorsmachines op het veld of op de be drijven het graan kwamen dorsen. Toen had men dikwijls daarvoor de hele winter de tijd, thans kennen we na de enorme schreden die de ontwikkeling heeft gedaan, het maaidorsen in tanks en kisten en onmiddellijk vervoer van het graan naar de bewaarplaatsen. Steeds meer werkzaamheden namen de loonwerkers op zich na het dorsen het maaien, het vlasplukken, daarna kon ook de aardappel- en bie- tenoogst, de onkruidbestrijding, het zaaien en nog veel meer mechanisch worden gedaan en thans voeren de loonwerkbedrijven vrijwel alle land- bouwwerkzaamheden uit. Daarnaast hebben sommige loonwerkers zich ge specialiseerd op grondwerk, drainage, slotenreiniging enz. Wanneer we zien dat alleen in Zeeland circa 200 grotere en kleinere loon- werkbedrijven gevestigd zijn, dan betekent dat zonder meer dat deze vorm van.samenwerking, want dat is het toch, een zeer belangrijke rol speelt bij de uitvoering van het werk in land- en tuinbouw. De inschakeling van het loonwerkbedrijf wil zeggen dat men de financie ring van bepaalde dikwijls grote en zeer kostbare machines aan derden over laat. Dit kan verschillende reden hebben, b.v. dat de investering de krachten te boven gaat, dat de machine niet rendabel is in verband met de bedrijfs grootte, of dat men geen kans ziet over vakbekwaam personeel voor be diening, onderhoud en reparatie te beschikken. De oplossing kan in die gevallen ook de combinatie met één of meer andere landbouwers zijn. De investering wordt daardoor geringer, ook de exploi tatiekosten zijn wat lager, doch het bedienings- en onderhoudsprobleem blijft vrijwel hetzelfde. Verder is aansluiting bij een grotere werktuigencoöperatie mogelijk indien deze aanwezig is of opgericht kan worden. Het gemakkelijkst, wat de organisatie betreft, is het inschakelen van de loonwerker op die tijden en voor die werkzaamheden, welke er het beste voor in aanmerking komen. Samenwerking- in mankracht. De collega's helpen mee! Dit heeft naast voordelen, die we al kort noemden, ook wel enkele na delen, b.v. dat men evengoed als in de combinatie wel eens zijn beurt zal moeten afwachten, dat de ene loonwerker beter en de andere minder goed werk aflevert, afhankelijk ook van de kwaliteit der machines. Men kan ook de tarieven te hoog vinden en menen dat een combinatie wat voordeliger kan zijn we willen dat niet bestrijden doch gezien de grote investeringen, de snelle slijtage en veroudering der machines, zijn deze ta rieven zó gesteld, dat het loonbedrijf er mede moet kunnen voortbestaan. DREIGT ER NU GEVAAR VOOR DE LOONWERKBEDRIJVEN? HET is onnodig hier de belangrijkheid van de loonwerkbedrijven nog nader uiteen te zetten. Het is zonder meer een feit, dat de uitvoering van al het werk in land- en tuinbouw een onmogelijkheid zou worden indien niet kon worden beschikt over het massale apparaat van machines en man kracht der loonwerkers. Er is echter, het onderzoek waarvan we hiervoren melding maakten wijst daarop, reeds sprake van veel werk, wat op andere wijze in combinatie ge schiedt en daarnaast wordt de laatste tijd in alle mogelijke toonaarden dat soort samenwerking besproken en aanbevolen. De vraag kan derhalve gesteld worden of op de duur het loonwerk in om vang zou kunnen afnemen door opbloei van combinaties en coöperaties der landbouwers zelf. Naar onze mening is een ontwikkeling in die richting niet te verwachten en wel om de volgende redenen. In de eerste plaats zijn vele landbouwers reeds dusdanig op in schakeling van de loonwerker ingesteld, dat zij, al zou combinatie iets goedkoper utïkomen, de problemen en zorgen die gecombineerd werken meebrengt, niet op de koop toe willen hebben. Ten tweede zal enige toename van combinaties de loonwerkbe drijven stimuleren tot nog betere dienstverlening. De loonwerkers die aan de gestelde eisen niet kunnen beantwoorden zullen dan wellicht van het toneel verdwijnen, het werk van de meerderheid zal des temeer op prijs worden gesteld. Tenslotte zullen er naast het ontstaan van nieuwe combinaties ook wel hier en daar weer ontbonden worden, door de reeds eerder genoemde voetangels en klemmen, die men nu eenmaal op het pad der samenwerking kan tegenkomen. WIJ geloven dan ook zeker niet dat een gevaar als hierboven veronder steld, aanwezig is of in de toekomst reëel zal worden. Daarvoor is de plaats die het loonwerkbedrijf zich in onze landbouw heeft veroverd te nauw verankerd in het bedrijfspatroon zoals wij dat in ons gebied kennen. Dit wil overigens niet zeggen dat alle loonwerkers het even gemakkelijk hebben. Zij hebben eveneens hun problemen van zware investeringen en daarmede verbonden zorgen voor aflossing, rente en afschrijving voor ma chines die per jaar slechts enkele weken in bedrijf zijn. Een oplossing hier voor is men gaandeweg gaan zien in het beschikbaar hebben van een assor timent machines, waarmee tal van werkzaamheden gespreid over bijna het hele jaar uitgevoerd kunnen worden. De loonwerkbedrijven vormen samen een apparaat waarin in ons gewest alleen vele miljoenen gestoken zijn en waarin vele ondernemers met hun personeel en gezinnen een bestaan vinden. Zij allen werken op deze manier samen met de landbouwers. UIT dit en voorgaande artikelen blijkt dat er velerlei mogelijkheden van samenwerking aanwezig zijn. Welke vorm voor een bedrijf de oplos sing van de problemen kan brengen hangt van vele factoren af, zoals: de bedrijfsgrootte, bedrijfsvoering, bouwplan, eigen of pachtbedrijf, financiële draagkracht, personeelssituatie en nog veel meer. Al.deze factoren maken tezamen uit of de oplossing moet zijn: samenwerken met enkele collega's of in groter verband, inschakelen van de loonwerker voor bepaalde werkzaam heden of beide, of helemaal niets als men het zelf nog aan kan, zowel finan cieel als wat betreft arbeidsvoorziening. Wij zijn er ons van bewust dat er eigenlijk op dit gebied niets nieuws onder de zon is en tevens dat de meeste hedendaagse landbouwers zelf wel zullen inzien waar ze op het stuk van mechanisatie en verdere bedrijfsvoering heen moeten. Dat er in elk geval veel en goed gerekend 4 moet worden zal iedereen wel met ons eens zijn. Na drie artikelen zullen we dit onderwerp nu laten rusten. Nogmaals» we hebben hier geen schokkende nieuwigheden naar voren gebracht» doch in deze tijd even stilstaan, zien wat er al tot stand is gekomen eil nagaan welke kant men uit kan of misschien straks moet, zal, zo dach ten wij, nooit iemand schaden. VAN YSSELDIJK.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 17