Boerenhulpverleningsdiensten in Friesland VRIJDAG 14 FEBRUARI 1964 141 jryE heer W. Hoornstra, secretaris van de afdeling Werkgeversbelangen der Friese Maatschappij van Landbouwschreef op ons verzoek een artikel over de Boerenhulpverleningsdiensten in Friesland. Dit mede naar aanleiding van het door de afdelingen der Z. L. M. te behandelen vraagpunt over toekomstige arbeidsvoorziening in land- en tuinbouw, waarin tevens de hulpverleningsdiensten in de vorm van werkgeversverenigingen ter sprake komt. De heer Hoornstra begint met te behandelen hetgeen de aanleiding ge weest is om tot oprichting van deze diensten in Friesland te geraken. Daarna wordt de gekozen vorm besproken. Tenslotte wordt de vraag beantwoord of de gekozen organisatie als dan niet aan de verwachtingen heeft beant woord. PRIESLAND is in feite een veehouderij gebied. Slechts in enkele gemeenten overheerst de ak- kerbouw. Het gemengde bedrijfstype komt hier ook nog voor. Natuurlijk gelden voor de vee houderij bij de personeelsvoorziening andere normen dan voor de akkerbouw. Hiermede wil ik zeg gen, dat men by het lezen van dit artikel er niet zonder meer van uit moet gaan, dat wat wij hier in Friesland met sukses hebben toegepast, ook zonder meer voor b.v. Zeeland de oplossing kan zijn. Het veehouderijbedrijf heeft zich in het verleden en ook nu nog, steeds kunnen redden met een geringer aantal arbeidskrachten, dan het akkerbouwbedrijf. Beide takken van bedrijf zijn als gevolg van mechanisatie e.d. echter wel overgegaan tot een vermindering van het aantal betaalde arbeids krachten, wellicht in de akkerbouw nog sterker, dan in de veehouderij. Deze mechanisatie, of dit al dan niet gedwongen is geweest, heeft er in de veehouderij toe ge leid, dat het aantal éénmansbedrijven aanzienlijk is toegenomen en nog alle jaren groter wordt. Omdat de veehouderij de funktie van los-arbeider niet of nauwelijks kent, verdwijnen de arbei ders, die afvloeien, prompt naar andere bedrijfstakken waardoor het aanbod steeds miniem blijft. Vakbekwame hulp was bij arbeidsongeschiktheid van de boer dan ook moeilyk of niet te krygen, omdat men ook niet meer, zoals vroeger, op hulp van kollega's kan vertrouwen. En dit nu Is in wezen hier in Friesland de aanleiding geweest tot oprichting van de boerenhulpverleningsdiensten. Toen zich meerdere gevallen van arbeidsonge schiktheid voordeden op nogal vrij omvangrijke éénmansbedrijven en de moeilijkheden niet dan met de grootste moeite konden worden opgelost, heb ben wij omgezien naar wegen welke tot meer zekerheid konden leiden, met betrekking tot de per soneelsvoorziening voor deze bedrijven. BIJ een nadere bestudering van deze materie kwamen echter ook nog andere moeilijk heden naar voren, die om een oplossing vroegen. Zo was er de te sterke binding aan het bedrijf, welke verhinderde af en toe eens vrij te kunnen nemen en waren er nogal, wat bedrijven ontstaan, die te klein waren geworden voor het houden van een vaste arbeider, maar te groot waren om het zonder personeel te doen. Deze laatste kategorie bedrijven hield nog wel vrij vaak een vaste arbeider, maar konden deze eigenlijk niet meer rendabel maken. Natuurlijk wilden wij bij een eventuele oplos sing van het probleem ook graag rekening houden mét deze omstandigheden. Wij hebben toen aldus geredeneerd: „Het gaat in alle gevallen om tijdelijke arbeidskrachten, het zij ter vervanging bij arbeidsongeschiktheid of vrije tijd van de ondernemer, hetzij ter aanvul ling in drukke perioden. Om steeds over vakbekwaam personeel te kunnen beschikken zal deze mensen echter een vaste en aantrekkelijke funktie aangeboden moeten kunnen worden. Dit kan alleen maar door hen in gemeenschappelijke dienst aan te nemen. Vervanging van de ondernemer vraagt een zeer grote vakbekwaamheid. Het aanvullend werk vraagt een dergelijke grote vakkenhis niet direkt. Kunnen meerdere werk nemers in gezamenlijke dienst worden genomen, dan kan er verschil zijn in vakbekwaamheid en natuurlijk ook in de beloning. Kan men voorlopig maar één vaste werknemer aannemen, dan zal deze aan zeer hoge eisen van vakbekwaamheid moeten voldoen en dienover eenkomstig beloond moeten worden. Verwacht mag worden, dat een dergelijke funktie aantrek kelijker is dan het oude landarbeidersberoep, dat zeer laag in aanzien is. Immers, niet alleen is de beloning hoger, maar ook de funktie zelf is hoogwaardiger. Bovendien is men niet meer afhankelijk van één persoon, maar is men ondergeschikt aan een bestuur van een vereniging, wat de werknemers vermoedelijk meer zekerheid zal geven. Mocht dit laatste inderdaad het geval blijken te zijn, dan is het te overwegen te onderzoeken of één en ander ook een oplossing kan betekenen voor een meer normale arbeidsvoorziening in de agrarische bedrijfstak. Met andere woorden: wij stelden ons de vraag of het ook mogelijk was een systeem te vinden, dat een oplossing kon geven voor het gewone perso neelsvraagstuk in de landbouw, maar dat tevens de oplossing bood voor de moeilijkheden, waar mede bepaalde bedrijven, met name de éénmans bedrijven, hadden te kampen. Zo ziet men dat door deze redenatie, de eigenlijke aanleiding tot alles, naar het tweede plan was verhuisd. Voorop stond nu de gewone arbeidsvoorziening. MIETTEMIN voelden wij toch ook wel aan, dat wij niet direkt te veel hooi op onze vork moesten nemen en bij de verdere uitwerking van mogelijkheden in de eerste plaats onze gedachten dienden te bepalen tot de zgn. noodgevallen. Bij het gezamenlijk in dienst nemen van één of meer arbeidskrachten hadden wij de keuze uit drie mo gelijkheden, namelijk de verenigingsvorm, de stichtingsvorm en de koöperatiéve vorm. De verenigingvorm eist Koninklijk goedgekeur de statuten, vergt nogal wat tijd en is duurder dan de stichtingsvorm en de koöperatieve vorm. De stichtingsvorm is goedkoop, maar over het algemeen niet erg populair, omdat de stichting slechts deelnemers kent en geen leden, waardoor men dus nooit rechtstreeks bij het beleid wordt betrokken. Het bestuur wordt door de instanties aangewezen, die de stichting in het leven hebben geroepen. Een ledenvergadering kan uit de aard der zaak niet worden gehouden. De koöperatieve vorm is in Friesland over het algemeen wel populair en dus heeft men overal deze vorm gekozen. Bovendien geldt het bezwaar, dat verschillende mensen tegen de koöperatie aanvoeren, namelijk de aansprakelijkheid, praktisch helemaal niet voor dit soort samenwerking. Men behoeft namelijk niets te investeren en dus ook niets af te schrij ven. Men is in het uiterste geval slechts gezamen lijk aansprakelijk voor het loon of de lonen van de man of de personen, die men in dienst neemt gedurende de vooraf overeengekomen periode. Deze periode kan men zelf bepalen, zodat men het zelf in de hand heeft, hoe groot een derge lijke aansprakelijkheid kan zijn. Deze gezamen lijke aansprakelijkheid geldt trouwens in wezen altijd, of men nu de verenigingsvorm, de stich tingsvorm of de koöperatieve vorm kiest. Laatstgenoemde vorm heeft dan zelfs nog zekere voordelen, omdat de aansprakelijkheid voor gelijke delen zonder meer uit de statuten blijkt en waarop gemakkelijk de vereiste financiën bijeen zijn te krijgen, terwijl een vereniging en een stichting steeds moeten zorgen door een vrij hoge kontributie en'of vergoeding van leden of deelnemers deze gel den bijeen te krijgen, dan wel ook een dergelijke aansprakelijkheid in hun statuten op te nemen, maar de vorm verschilt dan ook in wezen niet meer van de koöperatieve. IEDER lid van de koöperatieve vereniging tot exploitatie van een boerenhulpverlenings- dienst kan te allen tijde een aanvraag indienen bij het bestuur om tijdelijke hulp, en men heeft ook recht op deze hulp, natuurlijk voor zover er nog werkkrachten disponibel zijn. Zijn er geen werkkrachten meer beschikbaar dan hebben arbeidsongeschiktheidsgevallen voor rang. Wanneer al het personeel reeds is tewerk gesteld ter vervanging van arbeidsongeschiktheids- gevallen, wat gelukkig nog sporadisch is voorge komen, dan hebben de bedrijven voorrang, waar de enige arbeidskracht door arbeidsongeschikt heid is uitgevallen. Mocht het uiteindelijk zo ver komen, dat alle personeelsleden reeds op dergelijke bedrijven wer ken, dan is het bestuur gerechtigd een beroep te doen op de leden een in nood verkerende kolle- ga te helpen. Hiermede hebben wij gemeend, al thans in de noodgevallen te kunnen voorzien en de praktijk heeft dit ook bevestigd. DIJ de opzet moesten wij echter ook rekening O houden met de omstandigheid, dat het aantal aanvragen tijdelijk wel eens zo gering kon zijn, dat wij het personeel bij de leden niet tewerk konden stellen. Dit zou dan zeer onvoordelig zijn, omdat wel het loon moest worden doorbetaald! Er is daarom gezocht naar uitwijkingsmogelijkheden, zowel bij leden als bij derden. Zo hebben praktisch alle koöperaties overeenkomsten met de in hun rayon aanwezige zuivelfabrieken, grasdrogerijen, werk tuigenverenigingen, aankoopverenigingen e.d., dat zij aldaar in voorkomende gevallen het perso neel tegen een bepaalde vergoeding kunnen te werkstellen. Ook wordt vaak in het najaar aan genomen bepaalde werkzaamheden van water schappen en partikulieren. Enkele koöperaties zijn er reeds toe overgegaan in aangenomen werk of uurloon werktuigen van leden in de winter op te knappen in een gehuurde centrale loods, die ver warmd kan worden. Kortom, van alle gelegenheden wordt gebruik gemaakt het arbeidsjaar van het personeel te vul len met rendabele en zinvolle arbeid.. Zelfs is er een vereniging, waarvan een be- drijfsverzorger een metselkursus heeft gevolgd en waar de leden nogal eens gebruik van maken voor onderhandse werkzaamheden aan de be drijfsgebouwen. IHIJ menen thans na enkele jaren le mogen konstateren, dat de 36 boerenhulpverlenings diensten, soms na een wat aarzelend begin, steeds beter zijn gaan draaien en dat de boeren steeds meer gebruik maken van de mogelijkheden, welke deze koöperaties kunnen bieden. In ieder geval is men in de opzet volledig geslaagd, namelijk het helpen in noodgeval.en. Tevens hebben wij de ervaring opgedaan, dat de funktie van bedrijfsverzorger meer wordt gewaar deerd, dan het oude landarbeidersberoep, zowel door de werknemers als door de werkgevers. Ver schillende oud-boerenarbeiders zijn in de funktie van bedrijfsverzorger teruggekomen uit de indus trie. Dit lijkt ons voor de landbouw een buitenge woon verheugend aspekt, omdat dit mogelijkheden biedt voor een betere personeelsvoorziening in de landbouw, daar wij dan op de arbeidsmarkt kun nen konkurreren met andere bedrijfstakken. ZOALS wij reeds opmerkten ligt het in de veehouderij anders dan in de akkerbouw. Niettemin geloven wij toch, dat hetzelfde systeem enigszins gewijzigd en aangepast, ook dienstbaar gemaakt kan worden aan de personeelsvoorzie ning in de akkerbouw. De akkerbouw moet er rekening mee houden, indien zulks niet reeds het geval is, dat er een tekort aan werkkrachten zal ontstaan, omdat de arbeiders aan het werken in andere bedrijfstakken de voorkeur geven. Wij geloven, dat dit voorkomen kan worden door het personeel, maar dan ook alle personeel, in gezamenlijke dienst te nemen en over te gaan tot meer gespecialiseerde funkties en werkzaam heden, men kan gezamenlijk ook meer doen aan de opleiding van werkkrachten en tevens voor be tere huisvesting via de gemeentebesturen zorg dragen. De beloning moet goed zijn, maar het euvel van zwarte lonen moet worden voorkomen en kan dan ook beter worden bestreden. Het belangrijkste is echter, dat men gezamenlijk beter in staat is alle werkers 'n vol jaar werk te garanderen, dan dat de individuele boer dit kan. Door uitbreiding van vakkennis door een gerichte opleiding moet het mogelijk zijn ook in de winterperiode zinvolle ar beid te laten verrichten bij leden of derden. Een beter kontakt met andere agrarische instel lingen is hierbij noodzakelijk. Tenslotte nog iets over de financiering van de boerenhulpverlenings diensten. Wij merkten reeds op, dat er niet geïnvesteerd behoeft te worden. Er wordt naar gestreefd de ver goeding, die de leden per uur moeten betalen aan cle koöperatie, wanneer zij van een arbeidskracht gebruik maken, zodanig vast te stellen, dat hieruit het loon plus sociale lasten en een redelijke af standsvergoeding kan worden betaald. Dit is niet zo erg moeilijk, omdat men vrij nauwkeurig de werkuren per jaar kan berekenen en ook de kos ten wel kan vaststellen. Naast de direkte arbeids kosten heeft de koöperatie nog andere kosten, zo als telefoonkosten, extra reisvergoedingen, sekreta- riaatskosten e.d. Deze kosten, welke niet direkt verband houden met de hulpverlening, worden bestreden uit vaste kontributies, terwijl de oprich tingskosten kunnen worden betaald uit een één malige kontributie bij toetreding, zgn. entreegel den. Zou er niettemin op het eind van het jaar een tekort zijn, dan moet dit tekort ook worden be streden uit een extra kontributie.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 15