De snij- mais- teelt 142 ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD de kuil gereden. Goed aanrijden van de massa achtte hij van zeer veel belang. Het beste leek hem de kuil zo mogelijk flink diep te maken met zijwanden in de grond en flink breed, zodat het aanrijden geen probleem meer is. Hierdoor wordt voorkomen dat schimmel ontstaat. Als de massa boven de grond komt, is goed aandrukken (echter liever aanrijden met de trekker) een eerste vereiste. Ook nu kunnen zijwanden van grote waarde zijn. Hoewel de Heer Hamelink geen ervaring heeft hiet torensilo's zei hij „Het lijkt me een prima produkt voor een torensilo." OPNAME DOOR HET VEE In het rantsoen voor het melkvee zijn de voeder bieten vervangen door 12-15 kg ingekuilde mais. Hij was zeer tevreden over de opname door het vee. Tij dens de gehele stalperiode is de snijmais in het rantsoen opgenomen. Indien mogelijk haalt hij iedere dag vers voer uit de kuil. Hij adviseert een ieder: „Haal nooit meer voer op de voederplaats, dan nodig is voor 1 a 2 dagen." De waarde van de kolf sloeg de heer Hamelink hoog aan. Het percentage kolf dat in de mais ver kregen wordt, wordt bepaald door een juiste rassen- keuze en een aan het ras goed aangepast plantgetal. Een plantgetal van 9-10 planten per vierkante meter is bij het door hem gebruikte ras voor een goede kolfontwikkeling het gunstigst. Bij een wat vroeger ras (b.v. Caldera 402) kan men tot 12 planten per vierkante meter gaan. een te dichte stand gaat steeds ten koste van de kolfontwikkeling. De heer Hame link voederde in 1963 geen voederbieten meer aan het rundvee. WENKEN Tot slot geven we nog graag enkele raadgevingen door, die de heer Hamelink (als ervaren snijmais- teler) aan iedere a.s. teler wil geven: 1. Let vooral op het aandeel van de kolf, de voeder- waarde gaat hierdoor zeer omhoog, (denk aan het plantgetal). 2. Kuil de snijmais goed in Want hiermede staat of valt de kwaliteit van het voer. 3. Gebruik een goede maaikneuzer. Zie toe dat de snijmais ook werkelijk „gekneusd" in de kuil gaat. 4. Laat U voorlichten over het juiste ras. EXCURSIES Aan het begin van dit artikel schreven we dat er vele excursies komen op het bedrijf van de heer Hamelink. Geen wonder Daar diep in Zeeuws- Vlaanderen woont een landbouwer, die met zijn tijd meegaat en die de bakens durft verzetten als daar voor voldoende redenen zijn. We wensen hem graag veel succes toe N7AAR aanleiding van deze bijdrage zouden wig willen wijzen op hetgeen het jaarverslag van het Provinciaal Veevoeder bur eau Zeeland over 1961/1963 over snijmais schrijft. In dit verslag is n.l. een beschouwing gewijd aan de vergelijking tussen snijmais en voederbie ten. Samenvattend kunnen de verschillen als volgt worden aangegeven: le. Snijmais vraagt weinig arbeid in tegenstel ling tot de voederbieten, n.l. 48 uur tegen 337 uur per ha. De chemische onkruidbestrijding en de maajkneuzer nemen bij de verzorging en de oogst van de snijmais veel van het werk weg. Aan de mechanisatie van de voederbie ten is blijkbaar weinig gedaan. 2e. Rekening houdend met bewaringsverliezen voor voederbieten van 10% en voor snijmais van '20 houdt men bij opbrengsten van 80 resp. 60 ton verse massa over: 70 ton voeder bieten en 60 ton snijmais per ha. De samen stelling hiervan is: ds vre ZW Snijmais 210 11 120 Voederbieten 155 7 95 De voederwaarde van snijmais is dus hoger maar kan toch de lagere opbrengst niet com penseren. 3e. De rekening bij 30 cent per kg zetmeelwaarde is dan ook 270,ten gunste van de voeder bieten. Daarbij komen circa 400,aan extra loonkosten. De meerdere uren voor voeder bieten zouden op deze basis met f2,25 per uur betaald worden. 4e. Het gehalte aan ruwvezel maakt dat er van snijmais minder door het vee wordt opgeno men. Snijmais uit een maiskuil met een laag ds-gehalte verlaagt de opname eveneens. De conclusie in het verslag is dan ook dat bij een krappe erbeidsbezetting de mais op een bedrijf goed past. Daar waar arbeid beschikbaar zou zijn kunnen de uren aan de voederbieten besteed, ren derend te maken zijn. Waarbij wij zouden loillen aantekenen dat het er nog niet naar uitziet dat er op redelijke termijn sprake is van enige ontspan ning op de arbeidsmarkt. Mede gezien het voort durend stijgende uurloon, veroorzaakt door de moeilijke loonsituatie, lijkt snijmais voor vele ge vallen een oplossing te kunnen geven. De heer C. Hame link (41) te Overslag (Z.-Vl.) is een enthou siast snijmaisteler. Wie met hem praat, is al spoedig over tuigd van de grote waarde van de snij- maisteelt voor het ge mengde bedrijf en voor het veeteeltbe drijf. Wie het bedrijf van de heer Hamelink bezoekt (dicht tegen de Belgische grens) ziet al spoedig dat hij te doen heeft met een moderne boer. Iedere be zoeker (er komen veel excursies) is vol lof over de moderne open loopstal en de speciale melkplaats. Hij heeft 60 stuks rundvee, waaronder 25 melk koeien. Dit is een respectabel aantal voor een vee- arme provincie Toch doet hij alle werk met be hulp van slechts 1 werkkracht. Wel een bewijs voor de efficiënte bedrijfsvoering. SNIJMAIS Reeds een drietal jaren heeft de heer Hamelink snijmais verbouwd. (Pioneer 395 waar hij best tevreden over was). Als men hem nu vraagt: „Waar om bent U snijmais gaan verbouwen krijgt men ten antwoord: „De hoofdoorzaak is steeds geweest: arbeidsbesparing Dit was vooral in het voorjaar van belang (niet dunnen oa.), maar ook bij de oogst." MEERDERE VOORDELEN Behalve de arbeidsbesparing zag de heer Hame link nog meer voordelen van de snijmaisteelt. Hij noemde o.m.: 1. Voor de vruchtwisseling is snijmais prima Je kunt er alles achter zaaien. 2. Op grond die niet geschikt is voor de teelt van voederbieten, kan snijmais nog best groeien. In twee achtereenvolgende jaren, nl. 1962 en 1963, zaaide hij na de snijrogge snijmais en dat ging prima. 3. De oogstmethode is zeer eenvoudig. Met een goede maaikneuzer is de oogst geen enkel pro bleem meer. 4. Ook voertechnisch zag de heer Hamelink nog voordelen. Snijmais bevriest praktisch niet. Tevens kan men zo uit de kuil voeren, zonder eerst een bewerking te moeten toepassen. 5. Ook roemde hij de kwaliteit van de mest. Door snijmais te voeren kreeg de heer Hamelink goede, vaste mest, wat vooral bij een loopstal van veel belang is. Bij vriezend weer behoeft hij in de loopstal slechts ca. 3 kg stro per dier te ge bruiken. OPBRENGST /~\VER de opbrengst was hij zeer tevreden. Hij schatte zijn opbrengst op 60 a 65 ton per ha, terwijl hij op gescheurd weiland 80 a 90 ton haalde. Hij had de indruk dat hij met snijmais ook een hogere voederwaarde verkreeg. INKUILEN Uiteraard kuilt ook de heer Hamelink zijn snij mais in. Direct van het land wordt de snijmais in

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 14