EETAARDAPPELEN - GROTERE KNOLLEN Precisiezaai suikerbieten met verschillende zaaiafstand 117 zéker 'alleen leven sverzekeri ng bij uw uu, yde vertrouwenszaak VB IJ DAG 7 FEBRUARI 1964 O Dr. ir. D. E. VAN DER ZAAG 0 Rijksla ndbouwconsulent voor aardappelen Het is van belang dat de telers van eetaardappelen, ook die welke voor de fabriek matige verwerking bestemd zijnnaar een grove aardap pel streven. Dit kan men be reiken door goede teeltmaat regelen en door over te gaan op minder planten per ha (eventueel kleinere poter). Dit laatste gaat evenwel ten koste van de totale opbrengst. NORMALE TEELTMAATREGELEN DOORDAT de mogelijkheid van minder planten per ha of het gebruik van kleinere poters be handeld wordt, willen wij eerst nagaan of er geen andere maatregelen te nemen zijn. Om een gelijk matige sortering te krijgen is het van belang dat men werkt naar een gelijkmatig ontwikkeld ge was. Dit kan men bereiken door voldoende zorg te besteden aan bewaring, voorkieming en poten van de pootaardappelen en door een goede grondbe werking. Het is het mooiste als de opkomst van de planten gelijkmatig is en als ook alle stengels van een plant ongeveer gelijktijdig boven komen. Na tuurlijk kan men hieraan niet de allerhoogste eisen stellen. Vaak ziet men echter ook, dat met weinig of geen extra werk het resultaat beter had kunnen zijn. Vooral ook het feit dat de poter in iets voch tige fijne grond moet komen te liggen om een ÜiilZE herfst bleek ook weer duidelijk dat bij aardappe»en de voorkeur van de han del uiiging naar grote kno len. lip een ge geven moment was de pr.js voor part .jen mntje, (he fun waren f 11,ierw»jl men voor de grovere partijen 13,bood. uit behoeft geen verwondering te wekken als men be denkt, dat op de exportmarKten steens meer 40 mm of zelfs 15 non geleverd moet worden. Ook op de binnenlandse markt is een ver schuiving waar te nemen. Dit wordt niet al leen veroorzaakt door een groter verbruik van patates frites. Ook voor iiet gewone ge bruik van aardappelen wenst men een tame lijk grote knol. Uit het opinie-onderzoek dat door het Nederlands Instituut voor Markt onderzoek onder huisvrouwen heelt plaats gevonden is wel gebleken, dat de meeste huisvrouwen de voorkeur geven aan de maat 5060 mm. De telers doen er daarom goed aan er rekening mee te houden, dat de maat 3545 min steeds moeilijker te verkopen zal zijn. Welke maatregelen kan een teler nu nemen om aan (leze wens tegemoet te komen? In het kort wordt getracht hierop een antwoord te geven. Men doet er evenwel altijd verstan dig aan dit nader te bespreken met de plaat selijke Rijkslandbouwvoorliehtingsdienst. snelle gelijkmatige groei mogelijk te maken, wordt dikwijls onderkend. In gevallen dat de poters bezet zijn met sclerotiën van de Rhizoctoniaschimmel, moet ontsmetting overwogen worden, omdat de ervaring is dat de sortering hierdoor gelijkmatiger wordt. Naast een gelijkmatige sortering is het van betekenis een grove sortering te krijgen. Dit moet men in de eerste plaats zien te verwezen lijken door een sterk gewas te delen dat zolang mogelijk kan blijven groeien. Bij een ras als Bintje dat zeer vatbaar is voor aardappelziekte komt het dus vooral aan op een intensieve be strijding van deze ziekte, opdat het gewas zo laat mogelijk behoeft te worden doodgespoten. In verschillende jaren zal men evenwel toch moe ten doodspuiten op een tijdstip dat de groei nog niet is afgelopen. Voor dergelijke rassen is het daarom zo van belang te streven naar een vroeg gewas (voorkiemen) om de schimmel als het ware voor te blijven. Als men beide wapens in de strijd werpt (een vroeg gewas en intensieve chemische bestrijding) zal men er veelal wel in slagen het gewas niet itijdig te behoeven doodspuiten. Het voordeel van de hier besproken maatregelen is dat aanwending ervan niet ten koste gaat van de totale opbrengst, in tegendeel; terwijl de hierna te behandelen maatregelen de totale opbrengst wel doen dalen. Bij het streven naar een grovere sor tering moet daarom eerst gedacht worden aan de normale teeltmaatregelen, voordat tot verlaging van het aantal planten per ha overgedaan wordt. AANTAL PLANTEN PER HA T vele gegevens van proefvelden uit het ar chief van ir. A. J. Reestman zijn verschillende conclusies te trekken. Wij gaan ervan uit dat nor maal circa 40.000 planten per ha voorkomen als men poters van 35/45 mm gebruikt en circa 45.000 planten per ha met een poter van 28/35 mm. Wordt dit aantal met 10.000 planten verminderd, dan ziet men dat gemiddeld bij al deze planten de totale opbrengst daalt met circa 5 Bij de maat 28/35 is dit iets meer. Opvallend is echter de enorme variaties. Op sommige proefvelden is het soms veel meer (1020%); op andere proefvelden daarentegen valt geen noemenswaardige verlaging te constateren. Men dient er dus rekening mee te houden dat wanneer men tot verlaging van het aantal plan ten overgaat, niet gezegd is dat de totale op brengst niet meer dan 5% zal dalen. Verder zien wij dat de opbrengst in de sortering 45 mm stijgt en wel met gemiddeld ca. 5%. Ook hier komen weer dezelfde variaties voor. Door de stijging van de maat 45 mm en door de dalijig van de totale opbrengst wordt de sor tering grover. Indien bij 40.000 planten per ha ongeveer 2/$ deel 45 mm zou zijn, dan zal volgens deze gegevens bij 30.000 planten per ha een redelijke kans bestaan dat de sortering 45 mm nu Va deel van het geheel zal uitma ken. Naast vermindering van het aantal planten per ha kan men ook overwegen een kleinere poter te gaan gebruiken. In werkelijkheid doet men dan echter ongeveer hetzelfde, namelijk men vermindert het aantal stengels per m2. Door mindere stengels per ha te telen, teelt men minder knollen en daardoor grotere knol len. INDIEN suikerbieten met een precisiezaai- machine worden gezaaid doet de vraag zich gelden; welke zaaiafstand is het biste? Dit „beste zijn" impliceert evenwel dat gelijktijdig aan een groot aantal faktoren zal moeten worden gedacht. In dit verband kunnen o.a. worden genoemd: kiem- kracht en verdere hoedanigheid van het zaad, de toestand van de grond, de weersomstandigheden tijdens en na het zaaien en de voorgenomen werk wijze met betrekking tot het bietendunnen. Afgaande op deze faktoren is het te begrijpen dat van jaar tot jaar grote verschillen bestaan in de veldopkomst en dat ruime zaaiafstanden grote opkomstrisiko's met zich kunnen brengen. Een meer praktische benadering van dit probleem zal dan ook zijn een zodanige zaaiafstand te kie zen waarbij men ervan op aan kan, ondanks de sterk wisselende omstandigheden van jaar tot jaar toch voldoende planten te krijgen bij de begin- stand. Een tweede vraag is dan welke zaaiafstanden acceptabel zijn uit een oogpunt van arbeidsbespa ring bij het dunnen van de bieten. Ook de wijze van dunnen, al dan niet met behulp van een dun- machine, moet hierbij worden betrokken. IN het kader van het gekoördineerd onderzoek va.i de Rijkslandbouwkonsulentschappen in het Zuidwestelijk Kleigebied is in 1963 een onder zoek uitgevoerd om nader georiënteerd te raken over de meest gewenste zaaiafstand bij precisie zaai van suikerbieten. Het onderzoek is uitgevoerd op drie proefvelden, welke waren gelegen op het demonstratiebedrijf Zeeuwsch-Vlaanderen in de Braakmanpolder (ZV1 991), de proefboerderij „De Scheldemonden" te Bruinisse (Z 2431) en het bedrijf van de heer G. Vogelaar te Melissant (ZZH-Cerbe). Het laatste proefveld is aangelegd in samenwerking met het Cerbe van de Zuidhollandse eilanden. Ir. M. A. v. (T. Beek heeft in Mededeling No 4 van de serie „Verslagen Landbouwkundig Onder zoek" Rijkslandbouwconsulentsehappen in het Z.W. Kleigebied verslag uitgebracht. IVE in dit verslag vermelde resultaten hebben betrekking op proeven, waarbij is nagegaan d invloed van de zaaiafstand, op de beginstand en de invloed van dit laatste op de benodigde tijd voor het opéénzetten met een lange hak in één be werking. Bij de proeven ZV1 991 en Z 2431 is ook nagegaan de invloed van het langwerkende chemisch on kruidmiddel Pyramin, toegediend na het dunnen, op het aantal manuren nodig voor het nawieden. Bij de eerstgenoemde proef is tevens een op brengstbepaling uitgevoerd. De proef ZZH-Cerbe is gedeeltelijk machinaal gedund waardoor geen tijdwaarnemingen mogelijk waren met betrekking tot de oorspronkelijke be ginstand. Van deze proef worden dan ook alleen de beginstanclen vermeld. Het verslag geeft vele bijzonderheden en ge gevens omtrent opzet en uitvoering der proeven, gebruikt zaad, opkomst gewerkte tijden bij het opéénzetten enz. enz. Wij moeten ons beperken tot de samenvatting e-. konklusies van dit rapport. IVE toestand van de grond was bij deze proeven optimaal en de weersomstandigheden na het zaaien zeer gunstig voor de kieming. Bij de inter pretatie van de resultaten dient men met deze gunstige omstandigheden rekening te houden. V De beginstand lag duidelijk lager naarmate de zaaiafstand groter was. Voorts is bij de proeven in Zeeland nagegaan de invloed van de beginstand op het aantal be nodigde manuren voor het opéénzetten met een lange hak in het 6-bladstadium van de planten. Bij beide proeven lagen de tijden het gunstigst bij circa 7 cm zaaiafstand. Ruimere zaaiafstan den bleken geen zin te hebben, terwijl ook zaai afstanden kleiner dan 5 cm het aantal m. u. on gunstig beïnvloeden. Het verschil tussen 5 en 7 cm bedroeg bij ZV1 991 en Z 2431 respectieve lijk slechts 2 en 4 m. u. per ha. Gezien dit geringe verschil en de zeer gunstige opkomstomstandigheden bij deze proeven, komt ons inziens, mede gelet op de sterk wisselende omstandigheden van jaar tot jaar, een zaai afstand van 5 cm het meest in aanmerking. Deze afstand is bovendien zeer geschikt met be trekking tot machinaal dunnen. De beide laat ste proeven zijn tevens bespoten met pyramin (4 kg/ha) enkele dagen na het opéénzetten. Alleen bij Z 2431 bleek bij het nawieden een matig effekt van de behandeling. Een bij ZV1 991 uitgevoerde opbrengstbepaling toonde geen nadelige invloed van de pyramin - bespuiting op de opbrengst. Eenzelfde resul taat bleek ten aanzien van de invloed op de op brengst van de zaaiafstand. Bij Z 2431 was tevens opgenomen een objekt met een dubele zaairij per „rij' te weten 10 en 20 cm zaaiafstand met 5 cm onderlinge aistand tussen de~e beide rijen. B Gelet op het benodigde aantal m. u. voor het opéénzetten kwam (fit systeem zeer gunstig naar voren. Voortgezet onderzoek is echter noodzakelijk om hierover een meer konkreto uitspraak te kunnen doen. (Adv.) Onderling Boerenverzekerings» Fonds Leeuwarden telefoon 05100 27044 V;A j ia

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 13