DINGEN VAN DE WEEK
KOUDE-TOMATEN-TEELT IN KASSEN
PRAKTISCHE MECHANISATIE-CURSUS FRUITTEELT
mtWS LAND' EN TUINBOUWBLAD
Tomaten zijn niet gevoelig voor een bepaalde grondsoort. Op zeer zware klei met een slechte
structuur kan men ze echter niet telen. In het algemeen kan gezegd worden dat de tomaat de vol
gende eisen aan de grond stelt:
d. Geen korstvormende bovenlaag.
e. Aanwezigheid van organische stof.
a. Goed diep bewortelbaar (ruim 1 m.).
b. Ongestoord profiel.
c. Goede waterhuishouding.
Bovenstaande houdt in dat de grond vooraf zo nodig getweediept moet worden. Tijdens de teelt
wordt de grond regelmatig los gehouden. Structuurbederf kan men tegengaan door een grondbedek-
king met kasgrond of afgewerkte champignonmest. Het organische stofgehalte kunnen we verhogen
door gebruik van stalmest of veencompost.
Bemesting. Voor een goed bemestingsadvies is
grondonderzoek noodzakelijk. Tijdens de teelt laat
men dan nog enkele keren een bijmestmonster ne
men om goed te kunnen bijmesten. Tijdens de
teelt treedt wel eens N-gebrek op, b.v. bij de zet
ting van de 4e en 5e tros. Men geeft dan een over
bemesting van 45 kg zwavelzure ammoniak per
are.
Magnesiumgebrek kan tegengegaan worden door
te spuiten met 2% Magnesiumsulfaat of te nevelen
met 7% Magnesiumsulfaat. Tegen Mangaangebrek,
dat vooral in Zeeland nogal optreedt, geve men 2
kg Mangaansulfaat per are en bij voorkeur zure
meststoffen bij het bijmesten.
Opkweek planten. Voor de koude teelt zaait men
half februari. Voor 1000 m- kas is 25 gram zaad
nodig (3000 planten). We zaaien b.v. 2 gram per
m- in een kweekkas op een tablet met grondver-
warming of direct in de kasgrond met grondver-
warming. Beschikt men niet over een kweekruim-
te, dan kan men op een gaasverwarming een plat-
glasbak maken in de kas en hierin zaaien. Later
scheidt men een gedeelte van de kas af met plas
ticfolie. Hierin de gaasverwarming aanbrengen en
daarop de potten zetten waarin verspeend wordt.
Het zaaibed wordt afgedekt met een dun laagje
zand en wordt gelijk gedrukt. Na 47 dagen komt
het zaad op. De ruimtetemperatuur moet bij het
zaaien 1820° C. zijn, de grondtempèratuur iets
lager. Bij het opkomen is 1517° C. voldoende. Na
het verspenen dient tot de hergroei ook weer een
iets hogere temperatuur aangehouden te worden.
Na 12 dagen verspeent men en 15 dagen daarna wor
den de plantjes in de perspotten gezet. Voor ar
beidsbesparing verspeent men tegenwoordig veel
in één keer in de pot. Meestal worden perspotten
gebruikt. De kwaliteit van de potgrond is zeer be
langrijk.
Planten. Bij de koude teelt plant men op zijn
vroegst begin april. De plantafstand is 80 x 45 cm.
Soms maakt men de rijenafstand in de plukpaden
90 cm en de andere rijen 70 cm. Afwijkende plan
ten halen we er uit. Door de bovenkant van de
perspot 1 cm boven het grondoppervlak te laten
uitsteken, gaat men rotpoot tegen.
Luchten. Luchten doet men voor de regeling
van de luchtvochtigheid en de temperatuur. Een
dagtemperatuur van 1827° C. is gunstig, afhan
kelijk van de hoeveelheid licht. Koude glasop
standen moeten in het voorjaar 's morgens tijdig
worden gelucht om schimmelziekten tegen te gaan.
Tijdens de zomer moet men dag en nacht luchten.
Schermen. Bij het plotseling optreden van scherp
zonnig weer kan schermen noodzakelijk zijn, voor
al aan de zuidzijde, om bloemrui tegen te gaan en
om de vruchten te beschermen. Ook kan dit nodig
zijn wanneer het gewas last heeft van mozaïk,
knol of verticillium. Men gebruikt voor het scher
men krijtwit. Later kan men in de kop wat dief-
groei toelaten voor scherm. j
Water geven. De hoeveelheid water die men
geeft, hangt af van het gewas, de grond en de
temperatuur. Om een diepe be worteling te be
vorderen is het beter in het begin niet te veel
water te geven. Bovendien zou dit kans geven op
waterziek. De regenleiding hangt in het begin bo
ven in de kas. Later laat men de leiding zakken,
zodat bij het beregenen niet het hele gewas nat
wordt. Bij scherp zonnig weer overdag een keer
broezen, om de bevruchting te bevorderen.
De bestuiving. Voor een goede vruchtzetting is
nodig:
a. Vorming van goede bloemen.
b. Vorming van voldoende stuifmeel.
c. Loslating van het stuifmeel.
d. Kieming van het stuifmeel.
Grote invloed op de vruchtzetting hebben de
temperatuur, de luchtvochtigheid en het licht. Bij
te sterke groei ontstaat een slechte zetting. Om
het loslaten en verspreiden van het stuifmeel
te bevorderen, kan men dagelijks de bloemtrossen
tikken. De beste tijd voor het tikken is rond het
middaguur of bij scherp zonnig weer om 9 a 10 uur
's morgens. Ook kan men op die tijd de wind even
door het gewas laten blazen. Bij een hoge lucht
vochtigheid is er onvoldoende spreiding, bij een
lage luchtvochtigheid onvoldoende kieming. Bij
onvoldoende bestuiving ontstaan knopen en scheve
vruchten.
Andere cultuur zorgen. Wanneer de planten in de
kas aan de groei zijn, worden ze aangebonden. Een
ruime lus is noodzakelijk, anders groeit het touw
tje in de plant. Nieuw touw gebruiken, niet te
strak aanbinden en wekelijks indraaien. Wanneer
de diefjes 10 cm lang zijn, moeten deze verwijderd
worden. Doe dit bij droog weer, dan drogen de
wonden snel op. Zieke planten worden apart ge
diefd. Het gewas wordt getopt, wanneer het de
draad heeft bereikt. De bloemen, die bij de koude
teelt na half augustus ontstaan, worden verwij
derd. Het bladplukken is afhankelijk van de groei
en de leeftijd. Regelmatig neemt men wat blad
weg; niet te veel ineens. In de herfst mogen de
planten wel behoorlijk kaal staan, om het afrijpen
te bevorderen. Bij het einde van de teelt (half
oktober) wordt het gewas grondig opgeruimd.
Vooraf beregenen, dan kunnen de wortels beter
gerooid worden, zodat er geen achterblijvende wor-
telresten zijn.
Oogst. Bij de koude teelt oogst men van eind
juni tot half oktober. De vruchten die op die da
tum nog niet helemaal rijp zijn, kunnen op een
warme plaats narijpen. De opbrengst varieert van
810 kg per m2. In een nieuwe kas is dit dikwijls
nog hoger. De vruchten worden op maat en kwa
liteit gesorteerd. Voor export worden ze in een
malige kistjes van 6 kg verpakt.
Ziekten. Bladvlekkenziekte of meeldauw. Hoge
luchtvochtigheid tegengaan. Meeldauwvrije telen.
Spuiten met 0,2% maneb of 0,5% Bulbosan, we
kelijks.
Grauwe schimmel. Hoge luchtvochtigheid tegen
gaan. Dieven bij droog weer. Aangetaste delen ver
wijderen. Aangetaste plekken op de stengel in
smeren met vbc of papje van TMTD. Bij ernstige
aantasting spuiten met TMTD in olie, niet neve
len. Deze bespuiting geeft wel enige groeirem-
ming.
Virusziekten. Zieke planten apart dieven. Over
jarig zaad gebruiken. Bladluizen bestrijden. Niet
roken tijdens verzorging. Geen plantedelen op de
grond laten liggen.
Waterziek. Ontstaat als de plant meer water ver
dampt dan opneemt. Het blad onttrekt dan water
aan de vruchten, zodat deze plekken krijgen die
niet kleuren. Te sterke groei tegengaan. Het vocht-
houdend vermogen van de grond en diepe bewor-
teling bevorderen. Bij scherp weer schermen en
zorgen voor een regelmatige watervoorziening.
Arbeid. Voor 1000 m2 warenhuis zijn ongeveer
700 arbeidsuren nodig als er tomaten in geteeld
worden.
Rassen. Geschikt zijn o.a. Moneymaker-selecties
en Eurocross B. Hiervoor wordt verder verwezen
naar de Rassenlijst voor Groentegewassen.
IYE snelle technische ontwikkeling heeft ook de
fruitteelt niet onberoerd gelaten. De mecha
nisatie heeft in de laatste 10 jaar in deze produk-
tietak een grote vlucht genomen. In dit verband
behoeft men slechts te denken aan de ontwikkelin
gen en de praktische invoering van:
1. tractoren in fruitteeltuitvoering;
2. grondbewerkingswerktuigen, waaronder zelf
denkende werktuigen;
3. snel- en nevelspuiten;
4. kunstmeststrooiers;
5. smalgebouwde fruitteeltwagens, laadborden,
snoeihoutschuif etc.
Op grote schaal is handenarbeid in de fruitteelt
door machinale arbeid vervangen. Hierdoor was
het niet alleen mogelijk kostprijsverhogende ten
denties op te vangen, maar bleek men bovendien
in staat de arbeidsproduktiviteit behoorlijk op te
voeren. Uiteraard lenen zich de snoei en het pluk
ken van het fruit niet voor mechanisatie.
Het efficiënt laten fimctioneren van de technische
apparatuur vereist echter zowel van de onder
nemer als van de werknemer die met de machines
werkt een goed ontwikkeld technisch inzicht. Voor
al de afstelling van diverse onderdelen van machi
nes en werktuigen laat in de praktijk nog veel te
wensen over.
Hierbij moet men zich wel realiseren dat de be
dragen in machines en werktuigen geïnvesteerd
in de toekomst steeds hoger zullen worden en dat
men juist daarom ook door middel van een juiste
afstelling en onderhoud er technisch uit moet halen
wat er in zit. Immers zal een rationele mechani
satie er in hoge mate toe bijdragen een kwaliteits-
produkt te kunnen telen tegen concurrerende prij
zen.
In het najaar 1964 zal door de Praktijkschool
voor Landbouwtechniek en Arbeidsrationalisatie
Prins Willem te Schoondijke de mogelijkheid wor
den geopend een praktische mechanisatie cursus
speciaal voor de fruitteelt gedurende één week te
volgen.
Deze cursus, waarbij de zelfwerkzaamheid cen
JN fruitkwekcrskringen valt de laatste jaren een
zekere ongerustheid waar te nemen die ver
hand houdt met de uitbreiding van de fruitteelt in
Frankrijk. Er komen steeds opnieuw berichten uit
dit land over de enorme ontwikkeling die de teelt
van tafelappelen er in bepaalde gebieden te zien
geeft en steeds opnieuw valt dan het woord: Gol
den Delicious. Frankrijk wordt een producent van
Golden Delicious van grote betekenis.
Is er nu reden voor de Nederlandse telers om
bang te zijn van deze Franse uitbreiding? Het is
moeilijk er een antwoord op te geven. Het was een
goede gedachte om op de Fruitteeltdag 1964, in
Goes gehouden, een deskundige als ïr. Van Hennik
hierover te laten spreken.
Belangrijk vinden we de conclusie van het ver
haal van ir. Van Hennik: er is misschien aanlei
ding wat voorzichtiger te worden in ons gebied
met de aanplant van Golden Delicious. Dit ras
maakt de laatste jaren 35 uit van de nieuwe
fruitaanplant in Zeeland. Even oppassen met dit
ras is waarschijnlijk wenselijk. Daarbij moet be
dacht worden dat Cox's Orange Pippin, James
Grieve en Boskoop de Franse Delicious niet raakt.
Ook de perenaanplant is niet groot in Frankrijk.
Ir. Van Hennik heeft ook gesteld dat het nog
steeds zo is dat de teelt wordt gemaakt door de
man, die het doet en gezien de kwaliteit van de
Zeeuwse fruittelersstand was hij niet bang voor
de concurrentiepositie van de Zeeuwse fruitteelt.
Over de kostprijs van de Franse tafelappels zei
Lr. Van llennik dat deze inclusief eenmalig fust
komt op 33 tot 36 cent per kg. De kostprijs van de
appels in Zeeland was in 1963 30.6 et per kg. Hel.
verschil in kostprijs tussen Zeeland en Frankrijk
is dus niet groot meer. Wel zijn de transportkosten
in Frankrijk aanzienlijk hoger dan in ons land.
Hoe zit het eigenlijk met de uitbreiding van de
Franse appelteelt? Deze is niet gering. In 1955 be
droeg de produkiie van tafelappels in dit land 400
miljoen kg. In 1962 was dat 850 miljoen kg; in
1965 wordt gerekend op een produktie van 1200
miljoen kg en in 1970 1500 miljoen kg.
De produktietoename komt vrijwel geheel voor
rekening van de Amerikaanse rassen met in de
eerste plaats de Delicious typen. Het percentage
Golden Delicious bij de fruitaanplant in Frankrijk
bedraagt in het Noorden 70 in het zuidwesten
45 en in 't nieuwe gebied in de buurt van Mont-
pellier wel 80 tot plaatselijk 90 van de aanplant.
Opmerkelijk is dat bi het zuiden van «lit land door
het klimaat geen behoefte bestaat; aan bestuivers
voor dit ras.
Hoe meer men ndar het zuitlen komt, hoe glad
der de vruchten worden. In de Noordelijke teelt-
gebieden komt liet aroma van de vruchten over
een met wat wij kennen. Meer naar het Zuiden
worden de vruchten grover, zachter en ook fï au wei-
van smaak.
De bedr ijls grootte op «le Franse fruitbed rijven
is aanzienlijk groter dan in ons land. In het Noord-
Franse teeltgebied komen bedrijven voor van 10
tot 60 ha; in het Zuid-Westen heeft men 50 tot
250 ha fruit per bedrijf en sommige bedrijven heb
ben «laarbij weer pro<ïuktie-eenheden gevormd van
700 tot 800 ha.
In het zuiden vindt men grote struiken op zaai
ling onderstam, geplant op een afstand van 7x7
meter. Hoe meer men naar het noorden komt, hoe
meer liagen er voor komen. In het meest noorde
lijke teeltgebied, boven Parijs, overweegt de appel
haag op M IX.
Tot zover hetgeen ir. Van Hennik over de Fran
se fruitteelt heeft verteld in Goes. Hoe moet de
Zeeuwse teler er tegenoverstaan? Ir. Van Hennik
gaf het advies om niet al te vlug ongerust te wor-
«len. Het zit er niet in dat de Nederlandse frult-
produktie een sterke stijging zal ondergaan in de
komende jaren.
De Nederlandse en dus «>ok Zeeuwse fruitteelt
heeft voor een belangrijk deel een ander sortiment
«lan de Franse teelt. Een zwak punt voor Nederland
is dat de kwaliteit van de Nederlandse Delicious
dikwijls niet meevalt. Enkele krasse staaltjes wer
den hierover door ïr. Van Hennik .vernield. Een
teder die in «leze weken «le aanvoer van Golden
Delicious op de veilingen bekijkt zal weten «lat er
niets teveel werd gezegd.
Tot «le volgende week.
traal wordt gesteld, zal stellig in een grote behoefte
voorzien. Bij voorkeur dient men over enige theo
retische kennis en praktische vaardigheid te be
schikken.
Er zullen slechts twee cursussen gedurende één
week worden gegeven, te weten van 23 november
1964 tot en met 27 november 1964 en van 30 novem
ber 1964 tot en met 4 december 1964. Per cursus
kunnen 30 cursisten worden geplaatst. In totaal
zullen dus 60 personen van deze mechanisatie-
cursus kunnen profiteren. De kosten van de cursus
bedragen: a./10,cursusgeld; b. 30,— kosten
van huisvesting in internaat van de Praktijkschool.
Reeds nu kunt U zich voor deze cursus opgeven
bij het Rijkstuinbouwconsulentschap, p/a Land
bouwcentrum, Westsingel 58 te Goes.
De fung. Rijkstuinbouwconsulent,
Ir. L. VELLEKOOP.