Veehouderij middag Z.L.M. Perspektieven voor Vee en Vlees VRIJDAG 31 JANUARI 1964 HOEWEL het aantal bezoekers aan de Veehouderijmiddag der Z. L. M., die op dinsdag 14 januari te Goes werd gehouden, groter had kunnen zijn, bleek uit de vele vragen, die op de heer Ir. G. D. J. Struikenkamp. Secretaris van de Veehouderijcommissie van het Kon. Ned. Landbouw Comité, werden afgevuurd, met hoeveel belangstelling men naar diens inleiding over „De Veehouderij in een veranderend landbouwbeleid" had geluisterd. De vergadering werd geleid door de heer Js. Vos, Voorzitter van de Vee- haiiderijcommissie der Z.L.M., die in z}jn openingswoord een speciaal wel kom toeriep aan de heer Lampert, Dir. Coöp. Zuivelfabriek „Walcheren", de heer C. Zee als vertegenwoordiger van de Melkfederatie, de heer Ir. H. P. de Bruin, Rijkslandbouwconsulent, de heer C. den Engelsen, vertegenwoordiger Rijksveeteeltconsulent, de heer A. J. B. Hammink, Adj. Directeur van de Ge zondheidsdienst voor Dieren, en de heer Ir. J. Prins, Secretaris der Z. L. M. Hoewel de provincie Zeeland een akkerbouwprovincie is, vormt een vee bezetting van ongeveer 90.000 stuks toch steeds een niet te onderschatten bron van inkomsten Het is dan ook de taak van de Veehouderijcommissie, aldus de Voorzitter, de problemen rondom de veehouderij van tijd tot tijd op de voor grond te plaatsen. De tot tevredenheid stemmende vleesurijzen kunnen wel licht de animo voor het mestvee, dat in de totale veebezetting steeds een belangrijke rol heeft gespeeld nog doen toenemen. DE heer Struikenkamp begon zijn betoog mét erop te wijzen, dat de maand decerhber vóór de verdere ontwikkeling van de E. E. G. van grobt belang is geweest. Er zijn verschillende beslissin gen van grote importantie genomen en tal van zaken worden thans nader uitgewerkt. Tijdens de laatste zgn. Marathonzitting te Brus sel werd overeengekomen de marktordening waar toe men de vorige maal tijdens de eerste zitting had besloten, uit te breiden tot een aantal andere produkten, waaronder de zuivel en het rundvlees. Voor circa 85 der produkten uit de agrarische sector kan men stellen, dat zij in reglementen zijn vervat. Het is hierbij in de eerste plaats gegaan om de vervanging van de verschillende nationale systemen, en methoden door een E. E. G.-stelsel. Men dient hierbij te beseffen, dat het om de vorm van dit stelsel ging en nog niet over de inhoud, waarover nog tal van besprekingen moeten wor den gevoerd. De mate van steun, de mate van be scherming van de landbouw in de E. E. G. zijn onderwerpen, waarvoor een reeks technische maat regelen zullen moeten worden getroffen. Ten aanzien van de zuivel ging het in Brussel in de eerste plaats over de vraag hoe de zeer uiteen lopende systemen, die men in de 6 landen kende om een melkprijs te bepalen, tot een globale eens luidende methode kon worden omgevormd. De ver- gesteld. In het algemeen kan men zeggen, dat het bepalen van een gezamenlijke gedragslijn nil een daarom reeds zo moeilijk was en in verband hier mede bij de vorige marathonzitting ook werd uit gesteld. In het algemeen kan men zeggen, dat het Nederlandse beleid het meeste afweek van de sy stemen der andere E. E. G.-landen, waar het beleid er steeds meer op gericht is geweest de opbreng sten van melk en zuivelprodukten direct aan de producent ten goede te doen komen. In Nederland bereikte men dit door Overheidssubsidies en een van de belangrijkste consequenties voor ons land is wel, dat aan het einde van de overgangsperiode de richtprijs voor de melk rechtstreeks zal moeten voortvloeien uit de verkoopopbrengsten der zuivel produkten. Dit betekent dus voor ons land een totale omschakeling van het tot dusverre gevoerde beleid en vereist een aanpassing aan het systeem, dat in de andere E. E. G.-landen, zij het wat op ver schillende manieren, toch reeds in grote trekken werd nagestreefd. Een systeem, dat in grote trek ken zal neerkomen op regulering door heffingen, invoerheffingen te betalen door importeurs, waar door de prijs voor het binnenland kan worden op getrokken en waartegenover restituties staan bij uitvoer. In de toekomst dus geen contingenterin- gen meer, geen invoerstop, geen toeslagen, doch variabele heffingen met als tegenhanger de resti tuties. Voorlopig zal voor de melk een maximum en een minimum richtprijs worden vastgesteld, hoewel op dit moment nog niet is vastgesteld wanneer de thans aanvaarde reglementen in werking zullen treden, doch vermoedehik zal dit 1 november wor den. Dit houdt in, dat Nederland en natuurlijk ook de andere landen nog richtprijzen kunnen vaststel len, doch vallende binnen dit maximum en mini mum. Een gedeelte van de vrijheid od dit punt moet dus worden prijsgegeven, hoewel men kan aannemen, dat de vast te stellen maximumprijs de eerste maal wel ongeveer overeen zullen komen met de thans geldende prijzen. |YE moeilijkheden om tot overeenstemming te komen en de concessies, die men soms ge dwongen was te doen, al of niet uit nationaal-poli- tieke overwegingen, werden hierna uitvoerig door de heer Struiken'kamp belicht. De relatie tussen de problemen rond de zuivel en met name de boter en de oliën en vetten en in het bijzonder de olijf olie was een biizonder belangrijke factor bij de be sprekingen over het zuivelreglement. Ten aanzien van het rundvlees merkte de heer Struikenkamp op, dat hierbij veel met eontingen- teringen werd gewerkt. In de nieuwe overeen komsten zal met name Nederland met zgn. oriën tatieprijzen rekening moeten gaan houden, een systeem, dat tot dusverre onbekend was. Het be grip oriëntatieprijzen is nog wat vaag, doch men moet aannemen, dat ze 'wat zwakker zijn bedoeld als richtprijzen en als zodanig ook moeilijker te bereiken zullen zijn en dat er groter schommelin gen mogelijk zijn. Er heerst min of meer een streven om de rund vleesproduktie wat aan te moedigen en het lijkt er voor Nederland wel op, dat de huidige overeen stemming op een gunstig tijdstip is gekomen en dat men met het nodige voorbehoud mag wensen, dat de rundvleesproduktie zich gaat uitbreiden ten koste van de melkproduktie. De visie van de heer Struikenkamp op de voor uitzichten voor de varkensmarkt was niet ongun stig, temeer omdat de getroffen maatregelen reeds min of meer overeenstemmen met de gang van zt.ken in de voorgaande jaren. Minder duidelijk is de toekomst ten aanzien van de conserven en vlees waren, omdat de hiervoor ingestelde heffingen naar Nederlands inzicht aan de hoge kant zijn. jN zijn slotbeschouwing over de algemene vooruitzichten voor de veehouderij zei de heer Struikenkamp, dat hij niet pessimis- tisch was over de varkensmarktal moet wor den verwacht, dat de schommelingen, de ups en downs, wat groter zullen kunnen worden dan thans. Een wat uitbreidende produktie zal vermoedelijk wel gelijke tred houden met de consumptie. Ten aanzien van de melk moet worden ver wacht, dat tengevolge van structurele oorza ken in de verschillende E. E. G.-landen de melk produktie nog wel zal stijgen. Door technische factoren, zoals verbetering van rassen, verbe tering in de gezondheidstoestand, graslandver betering e.d. moet deze verhoging der melk produktie wel als vrij zeker worden aange merkt. De consumptie daarentegen hangt in hoge mate af van de ontwikkeling van de welvaart en met name in Frankrijk en Italië mag men aannemen, dat het melkverbruik nog yrtf aanzienlijk zou kun nen stijgen. De positie van de boter zal door ver schillende oorzaken in Europa niet gemakkelijker worden. Door verbetering van de margarine in Frankrijk zal ook daarvan de consumptie toe nemen. Het is moeilijk te voorspellen of de toe nemende welvaart de uitbreiding der boterproduk- tie zal kunnen bijhouden. De heer Struikenkamp sprak zich positiever uit over de rundvleesproduktie, waarvan de consumptie ongetwijfeld nog geruime tijd en in behoorlijke mate zal toenemen. Het zal zelfs in de naaste toekomst de vraag zijn, of de pro duktie de stijgende vraag zal kunnen bijhou den. Een verantwoorde omschakeling van melk produktie naar vleesproduktie moge dan ook worden aanbevolen. De E. E. G. houdt in ruime mate mogelijkheden in, doch dwingt ons anderzijds tot het prijsgeven van bepaalde instrumenten om zelf regelend op te treden. Er moet worden aangenomen, dat het be leid wat globaler gaat werken en dat meer ups en downs zullen voorkomen. Dit leidt ons in een richting om zonodig een tegenwicht te vormen en naar andere middelen te zoeken. Dit moet volgens de heer Struikenkamp leiden naar een grotere zelf werkzaamheid van het bedrijfsleven. Dat hierin kostprijsverlaging, kwaliteitsverbetering en regu lering van het aanbod, dit laatste ter bereiking van een stabieler situatie en tenslotte de presentatie van het produkt, factoren van belang zijn, behoeft geen nader betoog. Een uitvoerige gedachtenvvisseling volgde op de inleiding van de heer Striiikenkamp, waarbij nog tal van facetten aan de orde werden ge steld, w.o. het nemen van proeven met kruisin gen. De Voorzitter, de heer Js. Vos, dankte de heer Struikenkamp en sloot de geslaagde bijeen komst. I\E nieuwe voorzitter van het Produktschap voor Vee en Vlees, de heer E. Douma, gaf bij de intrede van het nieuwe jaar een belangrijk overzicht van de situatie in de rundvee- en varkenssektor, waaraan we het volgende ontlenen. Rundvlees. In de rundveesektor zijn grote veranderingen ingetreden. Het eerste halfjaar van 1963 kenmerkte zich bij een te zware rundveebezetting (vooral op de weidebedrijven) door onvoldoende afzetmogelijkheden en lage prijzen. Het Produktschap voor Vee en Vlees beperkte de invoer en bevorderde de uitvoer van slachtvee en rundvlees, waarvoor 7 miljoen gulden (inclusief 2 miljoen gul den Rijksgeld) werd besteed. Hierdoor werd bij een zeer grote uitstoot van slachtvee een verdere prijs- val voorkomen. Als gevolg van steeds beter wordende afzetmogelijkheden in het buitenland en grotere opname van rundvlees in het binnenland herstelden zich de prijzen. In de twee laatste maanden van het jaar ging de vraag het aanbod overtreffen wat een aanzienlijke stijging van de slachtvee-opbrengst tot gevolg had, zodanig dat het Produktschap werd genoopt de invoerbeperkende bepalingen te verzachten. In het begin van dit jaar blijkt uit de inventarisatiegegevens van het C. B. S. dat de rundveestapel ca. 275.000 stuks minder Is dan een jaar geleden (een afname van 80.000 melkkoeien en 195.000 stuks jongvee). Hiermede zijn we weer op het peil van 1961 gekomen. Verwacht wordt dat de landelijke aanvoer van slachtvee m de nawinter nog vrij ruim zal blijven. Daar staat tegenover dat de buiten landse vraag naar rundvlees gestadig blijft aanhouden. Een grotere invoer door wijziging in het ruil verkeer en verlaging van invoerheffing op bevroren vlees brengt thans enige stabilisatie in de prijzen- Tegen de weideperiode ligt evenwel, gezien de kleinere bezetting met jongvee, een aanmerkelijk korter aanbod in het verschiet. In welke mate het prijspeil verder zal stijgen is o.a. afhankelijk van de binnenlandse vraag. In de eerste 3 kwartalen van 1963 is de stijging van het vleesverbruik aanzienlijk geweest. Of dit in 1964 even sterk zal doorgaan is moeilijk te zeggen, ook omdat de consumentenprijzen niet aan maxima zijn gebonden. Het publiek kan de vraag (als uitwijkmogelijkheid) richten op goedkopere, minder courante delen. In het kader van de E.E. G. is besloten om dit jaar (evenals voor zuivel) een regeling voor rund vlees te doen ingaan, waarbij een door elk land „streefprijs" wordt vastgesteld. Deze zal in de over gangsperiode (tot 1970) tot een gemeenschappelijke Prijs leiden. In feite betekent dat dat de Neder landse rundvleesprijzen verder omhoog zullen gaan (vooral voor kwaliteitsvlees van jonge dieren) om dat de prijzen voor slachtvee in de andere lidstaten hoger liggen dan in ons land. Belangrijk voor het prijspeil is ook dat de consumptie van rundvlees in de E. E. G., in tegenstel ling tot de zuivelsèktor, niet door de produktie wordt gedekt. Het geheel overziende kan geconstateerd worden dat de komende E. E. G.-regeling een verdere ver betering van de economische resultaten van de rundvleesproduktie doet verwachten. Varkensvlees. In de varkenssektor werd een jaar geleden het ruime aanbod bij een overigens matig prijspeil door flinke afzetmogelijkheden opgevangen. Opnieuw optredend mond- en klauwzeer gaf tijde lijk ernstige stagnatie. In de zomer konden de grenzen echter weer worden geopend en ontstond er een grote vraag naar slachtvarkens voor export. Een beduidend tekort aan aanbod leidde tot sterke prijs stijgingen. Begin september werd de E. E. G.-regeling tevens van kracht voor varkensonderdelen, vleeswaren en conserven. Ondanks nog bestaande heffingen op invoer in andere E. E. G.-landen was er veel uitvoer. Regelmatig vonden meer dan 400.000 slachtvarkens per maand een goede afzet. Om aan de grote vraag naar vleeswaren, -conserven en bacon te voldoen werd een verhoogde restitutie bij export ingevoerd Bij een steeds meer gespannen markt werd ook de invoer uit de partnerlandeq vergemakkelijkt. Het is niet wenselijk dat het te krappe aanbod in de Euromarkt zal omslaan in een teveel. Het handelsverkeer in de E. E. G. is er mee gediend dat middelen worden gevonden tot een evenwichtige produktie en afzet. Opmerkelijk is de grote vraag naar kwaliteitsvarkens in de E. E. G. Deze doet verwachten, gezien het uitstekende niveau waarop de Nederlandse varkens fokkerij staat, dat ook bij ruimer aanbod de afzet van onze varkens (mits van prima type en slachtkwaliteit), goed zal blijven lopen. Er kan worden geconstateerd dat de E. E. G.-regeling voor de varkenshouders goed functioneert bij vrije uitwisseling van produkten. Een schaduwzijde is nog dat de afzet van vleeswaren en -conserven wordt belemmerd door invoerheffingen in de deelstaten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 16