Grasland, een knelpunt voor de Zeeuws*
92
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
De uitkomsten van de boekhoudingen der Zeeuwsch-Vlaamse L. E. I.-bedrijven van het oogstjaar 1962
waren in enkele opzichten opvallend. Een aantrekkelijk verschijnsel vormden de hoge opbrengsten der
akkerbouwgewassen, waardoor het mogelijk werd een gemiddeld netto-overschot te behalen van ruim
400,per ha. Een dergelijk netto-overschot is sinds 1955 niet meer voorgekomen op de L. E. I.-be
drijven uit onze streek. De uitkomsten der tussenliggende jaren waren aanzienlijk lager. Naast deze
meevaller doet zich echter ook een minder gunstig verschijnsel voor, namelijk de slechte uitkomsten
van de rundveehouderij. Deze zijn zeer teleurstellend, en zelfs nog nooit zo laag geweest in de voor
gaande jaren.
Hierbij moet in aanmerking genomen worden dat op deze bedrijven gemiddeld 12 van de totale
oppervlakte cultuurgrond voor het rundvee bestemd is. Het is dus een zeer belangrijk bedrijfsonder
deel, omvangrijker nog dan bijvoorbeeld het gewas erwten. Een slecht resultaat van een dergelijke
oppervlakte haalt de bedrijfswinst natuurlijk sterk omlaag.
In hoeverre dit verschijnsel van tijdelijke aard zal zijn, is niet te voorzien, maar een feit is dat de
akkerbouwbedrijven in dit gebied al jaren met dit euvel te kampen hebben. Bovendien begint een vrij
omvangrijke veehouderij op deze akkerbouwbedrijven ook bedrijfsorganisatorisch een probleem te wor
den in verband met de afnemende arbeidsbezetting. Wij ifienen er goed aan te doen dit knelpunt eens
aan de orde te stellen en de mogelijkheden na te gaan, die kunnen bijdragen tot een oplossing van
dit probleem. Met nadruk zij nog vermeld dat met de in dit artikel aangeduide rundveehouderij be
doeld wordt het mesten van jongvee op de akkerbouwbedrijven.
De uitkomsten der gemengde bedrijven tonen aan dat de rentabiliteit van de veehouderij aanmerke
lijk gunstiger kan zijn wanneer melkvee gehouden wordt.
DE SLECHTE UITKOMSTEN
VAN DE RUNDVEEHOUDERIJ
DAT de rentabiliteit van de rundveehouderij de
U laatste jaren 'steeds lager wordt, vergeleken
met die der akkerbouwgewassen, kan het beste
met enkele cijfers worden aangetoond. Voor deze
vergelijking is het bekende „saldo" per ha wel het
meest aangewezen kengetal. Met dit saldo wordt
bedoeld de opbrengst, verminderd met de toe te
rekenen kosten zoals die van zaaizaad, bemesting,
loonwerk, hagelverzekering, rente, veevoer, dek-
geld, veearts, gezondheidsdienst e.d.
In onderstaande tabel zijn de saldi per ha van
de voornaamste akkerbouwgewassen vermeld met
daaronder ter vergelijking die der voedergewassen.
Deze cijfers zijn afkomstig van de L. E. I.-bedrij
ven uit ons gebied.
Saldo vergelijking
akkerbouwgewassen - voedergewassen rundvee)
1957
tarwe 1173
gerst 1117
erwten 1117
bonen 1021
aardappelen 1204
suikerbieten 1666
vlas 1133
akkerbouw
gewassen
gemiddeld 1192
voedergewassen
(rundvee) 982
Duidelijk kómt uit deze vergelijking naar
voren dat het saldo per ha van de rundvee
houderij steeds belangrijk lager is geweest dan
het gemiddelde saldo der akkerbouwgewassen.
In 1957 en 1958 kwamen de resultaten van de
rundveehouderij echter nog ongeveer overeen
met die van het gewas gerst, en dit was nog
acceptabel. Vanaf 1959 zijn ze echter zeer te
leurstellend geweest. Na enige opleving in 1961
volgde in 1962 een zodanige teruggang, dat het
saldoverschil tussen de akkerbouw- en de voe
dergewassen zelfs meer dan 1000 per ha be
droeg.
1958
1959
1960
1961
1962
1089
1527
1614
1328
1544
881
1296
1101
919
1266
1350
1490
1102
959
1874
2232
1224
1519
869
2288
1722
1342
—63
1552
1812
2634
2050
2195
2219
1791
955
1107
1147
1223
1166
1353
1456
1321
1300
1551
992
470
655
864
375
DE OORZAAK VAN DIT LAGE RENDEMENT
MATUURLIJK kan niet gezegd worden dat de
rundveehouderij op elk bedrijf zo doelmatig
mogelijk wordt bedreven. Op verschillende bedrij
ven zal de produktïviteit van dit bedrijfsonderdeel
nog kunnen worden opgevoerd.
Evenwel menen wij ons de opmerking te kunnen
veroorloven, dat ook bij een doelmatige veehoude
rij geen aantrekkelijke resultaten meer te behalen
zijn op de akkerbouwbedrijven In dit gebied. Als
hoofdoorzaak kan genoemd worden de ontwikke
ling van de vleesprijzen. die in de laatste jaren een
zeer laag niveau bereikt hebben, terwijl ze in ons
gebied bovendien nog meestal onder het landelijk
niveau liggen.
Momenteel trekken de vleesprijzen aan. Hier
staat tegenover dat ook de kosten, die aan de vee
houderij gebonden zijn, sterk stijgen (bijv. prijzen
van kalveren, hooi en stro). Een sterke verbete
ring der resultaten van de rundveehouderij ligt
dus niet voor de hand en het ziet er nog niet naar
uit dat de uitkomsten per ha van dit bedrijfsonder
deel zich zullen kunnen meten met die der akker
bouwgewassen, temeer daar de prijzen van bepaal
de akkerbouwgewassen aantrekkelijker worden.
RUNDVEEHOUDERIJ EN
ARBEIDSORGANISATIE
IIET aantal arbeidskrachten in de landbouw is
1 sterk aan het afnemen. Er zijn zelfs reeds
verschillende bedrijven van 20 k 25 ha, waarop be
halve de boer geen arbeidskrachten meer aanwezig
zijn. De ervaring heeft geleerd dat op deze bedrij
ven de veeverzorging als een zware last begint te
drukken. Hetzelfde geldt natuurlijk eveneens voor
het grotere akkerbouwbedrijf met een krappe per
soneelsbezetting.
Uit diverse opgestelde arbeidsbegrotingen blijkt
eveneens dat de veeverzorging naar verhouding
zeer veel arbeidsuren vergt. Het is geen uitzonde
ring dat door omschakeling op zuivere akkerbouw
de totale arbeidsbehoefte van een bedrijf met 20 k
25 afneemt. Bovendien is een groot bezwaar dat
een groot deel der uren die besteed moeten wor
den aan de veeverzorging, samenvallen met drukke
werkzaamheden op het bouwland. In de voorjaars-
Verdwjjnend bee
Ongelijk liggend grasland
zaaiperiode moet het dagelijkse voeren en uitmes
ten toch doorgang vinden.
Tijdens de bietenoogst komen het transport van
koppen en blad en het inkuilen vaak zeer onge
legen bij een krappe arbeidsbezetting. Vooral deze
najaarstop veroorzaakt de meeste hoofdbrekens.
Tenslotte is het weinig attractief om een vrij
groot aantal arbeidsuren te besteden in een ob
ject, waarin maar een zeer laag uurloon te ver
dienen valt, en dat bovendien een regelmatige
vrije zaterdag en zondag onmogelijk maakt.
Zowel bedrijfseconomisch als arbeidstech-
nisch bezien, begint de aanwezigheid van gras
land op de akkerbouwbedrijven een struikel
blok te vormen en hier vloeit automatisch de
vraag uit voort:
WAT TE DOEN MET HET
ONRENDABELE GRASLAND?
IS het noodzakelijk dat op de akkerbouwbedrij
ven nog zo'n omvangrijke oppervlakte ge
handhaafd blijft? Veelal heerst de mening dat het
bestaande grasland ongeschikt is voor bouwland
exploitatie. Vaak wordt dan over het hoofd gezien
dat vergeleken bij het huidige rendement van de
veehouderij, zelfs van een matige kwaliteit bouw
land een hogere winst verkregen kan worden, ge
paard met een gelijktijdige afname van de arbeids
behoefte. Wij hebben een onderzoek ingesteld, welk
gedeelte van het bestaande grasland naar onze
mening voor bouwlandexploitatie in aanmerking
zou kunnen komen. Wij kozen voor dit onderzoek
de 40 Zeeuwsch-Vlaamse L. E. I.-bedrijven, in de
mening dat deze als maatgevend beschouwd mogen
worden voor een groot aantal akkerbouwbedrijven
in dit gebied. In deze beoordeling werden betrok
ken de hoogteligging, de kwaliteit van de bouw-
voor en de profielopbouw. Er werd niet nagegaan
of er eventuele bezwaren zouden kunnen bestaan
tegen het scheuren, bijvoorbeeld van de zijde van
de eigenaar. Bij deze inventarisatie is gebleken dat
globaal Zi deel van het grasland direct scheurbaar
is. Vervolgens is Zi deel geschikt om te scheuren,
mits een lichtere of zwaardere egalisatie wordt uit
gevoerd, terwijl tenslotte V» deel alleen als grasland
te gebruiken is.
De praktijk heeft zelf reeds de noodzaak van het
grasland scheuren onderkend. Dit blijkt wel uit de
relatief vrij grote oppervlakte grasland die het
afgelopen najaar werd omgeploegd, terwijl velen
met plannen rondlopen om het alsnog te doen.
Deze laatsten kunnen we misschien nog met de
volgende aanwijzingen van dienst zijn.
HOE TE SCHEUREN
UR is in de loop der jaren reeds veel grasland
gescheurd, en hierbij zijn de nodige ervarin
gen opgedaan. Nu is het omploegen van een perceel
grasland, dat een mooie gelijke ligging heeft en
waarin geen obstakels voorkomen, op zichzelf een
vrij eenvoudige bezigheid. De ervaring heeft ech
ter geleerd dat de tiid en de manier waarop ge
scheurd wordt, wel degelijk van invloed is op de
groei van de nagewassen. Het is algemeen bekend
dat de gewassen op gescheurd grasland, speciaal
in vochtige zomers een te weelderige groei ver
tonen. Dit komt omdat deze percelen meestal een
zeer goede structuur hebben, en een grote voor
raad aan humus gebonden stikstof bevatten.