Het heteluchtkanon Rijenafstand bij moderne aardappelteelt 91 Voordelen van een ruime rijenafstand. Opbrengsten bij een ruimere rijenafstand Rooieu V li I J D A G 3 1 JANHAB1 19 61 MOMENTEEL ziet men zowel op zand- en dalgrond als op kleigrond 'n ver schuiving naar een grotere rijenafstand. Er zijn evenwel nog vele telers die tegenover deze verandering afwijzend staan. Dit artikel is vooral voor hen geschreven; wellicht dat het helpt bij het nemen van een juiste beslissing. 1. Trekkerbanden doen bij het verzorgen en rooi en minder schade. Op kleigrond bestaat deze schade vooral uit het aandrukken van de grond, waardoor men bij het rooien meer last van kluiten heeft. Op zandgrond worden soms de aardappelen door de profielen van de banden direct beschadigd. 2. Meer mogelijkheden om een goede rug te vor men. Op zandgrond is dit bijna onmogelijk bij een rijenafstand die kleiner is dan 60 cm en op kleigrond kan zelfs bij 67 cm reeds onvol doende kluitvrije grond beschikbaar zijn om een goede rug te maken. Een goed gevormde rug is van veel belang voor de kwaliteit van het produkt (o.a. minder kans op groen, min der kans op natrot etc.). Bovendien is dit van betekenis bij het rooien. 3. Bij het verzorgen in de voorzomer minder kans op beschadiging van wortels en stolonen. Dit geldt in het bijzonder voor dal- en zandgron den, waar men soms nog een zeer nauwe rijen afstand heeft. 4. Op kleigrond maakt een rijenafstand van 75 cm een normalisatie op 25 cm mogelijk, terwijl op zand- en dalgrond eventueel een normali satie op 22 cm bij een rijenafstand van 66 cm mogelijk is. Op een modern akkerbouwbedrijf moet men goede normalisatie niet onderschat ten. 5. Een bredere rijenafstand geeft werkbesparing. De voordelen van een ruimere rijenafstand wegen tvel zo zwaar, dat iedere teler er ver standig aan doet zover te gaan met deze afstand als verantwoord is voor de opbrengst. Aan de andere kant hoort men in de praktijk soms ook stemmen, waaruit men de indruk krijgt dat op kleigrond 75 cm de oplossing is van alle problemen. In het licht van de gehele teelt bezien zijn het slechts kleine voordelen, waarmede echter toch ieder zijn voordeel kan doen. MET de rassen Bintje en Eigenheimer zijn op klei- en zavelgronden in het verleden over verschillende jaren op verschillende plaatsen proe ven genomen. In onderstaande tabel zijn dê hier over verkregen gegevens samengevat. Invloed van rijenafstand op de opbrengst by de rassen Bintje en Eigenheimer <ryp gerooid), knol- opbrengst 67 cm 100. Rassen Rijenafstand 67 cm 75 cm Eigenheimer (10 proefvelden) 100 102 Bintje 8 proefvelden) 100 100 Hieruit blijktdat deze rassen bij rijp rooien zonder enig bezwaar op 75 cm rijenafstand geteeld kunnen worden. Dit is ook de ervaring van vele telers, die deze afstand al enige jaren toepassen. Bij een wijdere rijenafstand moeten de planten echter wel dichter in de rij komen te staan. Het aantal planten per ha mag niet gewijzigd worden. GELDT dit ook bij onrijp rooien, zoals bij de pootaardappélteelt voorkomt? Hierover be staan niet zoveel gegevens. In Friesland heeft men in de jaren 19471949 vier proefvelden met het ras Bintje gehad. Gemiddeld bleek de opbrengst bij 75 cm gelijk te zijn aan die bij een rijenafstand van 67 cm. Dit is ook weer de ervaring van enige pootgoedtelers. die deze afstand reeds enige jaren toepassen. Bij de pootaardappelteelt, evenals bij de zeer vroege consumptietêelt, moet men wei re kening houden met een opbrengstderving alg het gewas zich bij 75 cm veel later zal sluiten dan bij 67 cm. Dit zal alleen vóórkomen bij rassen die wei nig in het loof groeien en op gronden waar de loofgroei altijd maar matig is. Dit zullen in het algemeen uitzonderingsgevallen zijn. Iedere poot- goedteler doet er evenwel verstandig aan na te gaan of zijn rassen op zijn gronden hieronder zul len vallen. Volgens de telersdie een rijenafstand van 75 cm reeds toepassen, geeft het groter aantal plan ten in de rij bij de selectie geen moeilijkheden. Men moet er als pootgoedteler echter goed op bedacht zijndat een grotere rijenafstand nooit ten koste mag gaan van het aantal planten. PEN goed gevormde rug en een ruime rijen- afstand biedt voordelen bij het rooien. Over leg wel niet de plaatselijke voorlichtingsdienst of uw rooimachine of de rooimachine van de loon werker geschikt is voor een ruimere rijenafstand. Samenvattend vereist de moderne aardappel teelt een ruime rijenafstand. In verreweg de meeste gevallen zal men op kleigrond zonder be- zwaai over knnnen gaan op 75 cm en op zand en dalgrnd op 6667 cm. Waarschijnlijk zal men zelfs op de goede zand- en dalgronden tot 75 cm kunnen gaan, mits het gewas het land maar tijdig; vol krijgt. Een uniforme rijen afstand binnen een bepaald gebied is van veel belang. Dr. ir. D. E. VAN DER ZAAG. Rijkslandbouwconsulent voor Aardappelen P. A. W. te Wageningen. ANDER „Het heteluchtkanon als noodzakelijk hulpmiddel" werd in dit blad op 20 september 1963 melding gemaakt van het „Jennen Master" heteluchtkanon. Dit heteluchtkanon kan echter niet zonder meer overal wor den ingezet. Het is een verwarmingstoestel, dat kan worden gebruikt in ruim ten, die onder normale omstandigheden niet worden verwarmd, dus alleen in geval van strenge vorst voor ruimten, zoals open loodsen, filtergebouwen van waterzuiveringsinstallaties, bouwwerken waar men gedurende een vorst periode wil doorwerken enz. Bij toepassing van dergelijke toestellen moet er wel rekening mee worden gehouden, dat de verbrandingsgassen eveneens in de te verwarmen ruimten worden geblazen. Alhoewel men bij goed func tioneren een nagenoeg volledige verbranding van de brandstof heeft dus geen ontwikkeling van het gevaarlijke koolmonoxyde moeten de ruimten toch een bepaalde minimum inhoud hebben, afhankelijk van de capaciteit van het toegepaste toestel, teneinde beneden de maximaal aanvaardbare concen tratie van de gevormde giftige bestanddelen van de verbrandingsgassen te blijven. In nevenstaande tabel is het toestel aangegeven, benevens de capaciteit en het brandstofverbruik, terwijl in de laatste kolom de minimuminhoud van de te verwarmen ruimte is opgenomen. 'KTAAR aanleiding van ons artikel in het v nummer van 29 september 1963 over het heteluchtkanon ontvingen toij van de Technische Ambtenaar le kl. bij de Arbeids inspectie Breda, de heer L. J. Wiersema, bij gaand artikel op 21 januari j.l. toegezonden. De heer Wiersema acht het te pas en te on pas gebruik van het heteluchtkanon niet zonder gevaar. Wij nemen daarom gaarne de ze bijdrage op, teneinde het veilig gebruik van deze toestellen te bevorderen. RED. Type B 80 E B 150 E B 320 E Capaciteit Brandstof Minimum inhoud van de in Kcal/h. verbruik te verwarm, ruimte in 1/h, in m3. 19.000 2,1 600 38.000 3,95 1200 81.000 8,5 2400 Is de inhoud van de te verwarmen ruimte kleiner dan die in de tabel by de verschillende typen aangegeven, dan moet er voor worden gezorgd, dat er voldoende luchtverversing is bv. door het open zetten van ramen of deuren door het aanzuigen van de benodigde verbrandingslucht van buiten, hetgeen onder meer bereikt wordt door het toestel in de buitenlucht op te stellen. AANZUIGEN BRANDBARE STOFFEN EN BRANDGEVAAR TEVENS moet er bij toepassing van de „Jennen Master" rekening mee worden gehouden, dat het toestel gemakkelijk brandbare stoffen kan aanzuigen en vervolgens deze brandend in de ruimte kan Wazen. Dit maakt het toestel minder geschikt voor toepassing in landbouwschuren, omdat daar veelal hooi en stro aanwezig zal zijn, die door het toestel kunnen worden aan gezogen en daardoor gemakkelijk in brand kunnen geraken, tenzij men het toestel zodanig afschermt, dat geen brandbare stoffen door de ventilator kun nen worden aangezogen, bv. door het aanbrengen van fijnmazig gaas over de aanznigopening. Teneinde te voorkomen, dat toch nog gloeiende deeltjes (roet- en roest deeltjes) in de ruimte zouden kunnen worden geblazen, kan op ënige afstand (30 a 40 cm) voor de uitblaasmond een kegelvormig deksel worden aange bracht. Indien het apparaat wordt gebruikt zonder voortdurend toezicht, is het noodzakelijk dat maatregelen zijn genomen, waardoor geen onverbrande olie kan worden uitgeblazen indien de vlam uitvalt en waardoor geen over verhitting van het toestel plaats kan vinden. Hiertoe moet een vlambeveiliging en een oververhittingsthermostaat met bijbehorende regelapparatuur zijn aangebracht. In de olieleiding kan een magneetklep worden aangebracht, die de olietoevoer moet afsluiten zodra de ontsteking van olie uitblijft en tevens indien de temperatuur van het apparaat te hoog wordt. Tepeinde het brandgevaar bij eventuele olielekkage te verminderen, ver dient het aanbeveling het apparaat in een oliedichte bak te plaatsen. Het is in geen geval toelaatbaar de „Jennen Master" toe te passen in ruim ten, waarin gevaar bestaat voor zich snel uitbreidende brand, door de aanwe zigheid van vluchtige vloeistoffen of andere licht ontvlambare stoffen en alzo niet toegestaan voor garageverwarming, indien hier werkzaamheden aan ver brandingsmotoren worden verricht. Verder moet er aan worden gedacht, dat het bijvullen met brandstof alleen mag geschieden wanneer het toestel vol ledig is afgekoeld.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 12