Vervolg Notulen Algemene Vergadering Z. L. M. MIDDAGVERGADERING 41 VRIJDAG 1? JANUARI 1964 deze uit de rentabiliteit van het gebruik zouden worden afgeleid. Eigenlijk zou uit deze rentabi liteit ook de koopprijs beredeneerd moeten wor den. Het gaat volgens spreker niet op om nu de zaak om te draaien en aan de hoge grondprijzen ook hogere pachten te verbinden. Wanneer de pachten verhoogd moeten worden, dan moet dit wóór gemaakt kunnen worden uit een hoger in komen. Hoewel in Zeeland blijkbaar sprake is van zwarte pachten, hoort men daar elders praktisch niets over. De positie van de pachter is na het vrij worden der prijzen inderdaad verzwakt, maar spre ker zou deze positie willen versterken door (zoals in zijn rede reeds gesteld) de verlengingstermijn tc brengen van 6 op 9 of 12 jaar. Niettemin geeft spreker toe, dat de positie van de verpachter in Zeeland veelal slechter is dan elders, omdat de polderlasten hier vrijwel altijd hoger zijn dan in de rest van het land. De Voorzitter merkt nog op, dat het bijzonder jammer zou zijn indien het verdwijnen van de zwarte grondprijzen nu zou omslaan en tot ge volg zou hebben dat men tot het betalen van zwarte pachten komt. Tevens vraagt de Voorzitter nog of de inleider mogelijkheden ziet in het Ontwikkelings- en Sa neringsfonds om de moeilijke gevallen op te los sen, die ontstaan zijn in de Herverkaveling Wal cheren tengevolge van ontpachtingen na de her verkaveling. De heer Z(jp antwoordt hierop, dat er naar zijn mening wel degelijk mogelijkheden zijn en dat dit o.a. zou kunnen via aankopen van gronden door de S. B. L. De Voorzitter wijst er op, dat het prijsniveau zo danig is, dat dit niet zal helpen. Spreker zou het liever opgelost zien via verplaatsingen. De heer Zijp ziet inderdaad in het O. en S.-fonds wel mogelijkheden, hoewel nog niet bekend is hoe dit fonds precies zal gaan werken. In Frankrijk besteedt men veel aandacht aan deze zaken en geeft bij uitkoop, uitkeringen ter grootte van 2 x de Franse A. O. W. Hier is het streven om de oude dagsvoorziening op een hoger niveau te leggen en de uitkeringen waardevast te houden. De Voorzitter dankt de heer Zijp voor zijn inte ressante en leerzame inleiding. Met een opwekking tot de aanwezigen om ook de middag-bijeenkomst te bezoeken, sluit de Voor zitter vervolgens deze morgenvergadering. De Voorzitter heropent de middagvergadering en heet allen van harte welkom. In het bijzonder be groet spreker de heer Kaland, lid van het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland, de heer Ir. C. S. Knottnerus, Voorzitter van het Kon. Ned. Landbouw Comité, de heer Dr. Ir C. W. C. van Beekom, Hoofdingenieur-Directeur' van de Riiks- landbouwvoorlichtingsdienst, en de vertegenwoor digers van dc Landbouw Jongeren Gemeenschap. De Voorzitter stelt het voorts zeer op prijs, dat de Directeur van de Chr. Middelbare Landbouw school te Middelburg, de heer Steur, met een groep leerlingen de vergadering bijwoont. Hierna spreekt de Voorzitter, Ir. M. A. Geuze, zijn openingsrede uit. Deze werd eveneens reeds geheel in het kerstnummer van het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad opgenomen. UERVOLGENS leidt de Voorzitter met enkele woorden Dr. Ir. A. L. S. Bar, Directeur Export bevordering en Informatie Buitenland van de Di rectie Voedselvoorziening, in, die een inleiding houdt over „Enkele aspecten van do agrarische export." Dr. Ir. Riir wijst in het begin van zyn inleiding op het belang van de Nederlandse land- en tuin bouw. Aan de hand van de balans cijfers 1962 van de agrarische export blijkt, dat in dat jaar 46 van de produktiewaarde uitgevoerd werd, dat de agra rische sector een deviezen-saldo van meer dan 1560 mhi. gld. heeft opgeleverd. Er werd dus twee maal zoveel geproduceerd als Nederland zelf nodig heeft. Door deze „dubbele" produktie zijn lage detailprijzen en dus lage kosten van levensonder houd mogelijk. Daardoor heeft de Nederlandse in dustrie een sterke concurrente-positie, voorzover deze door lonen beïnvloed wordt. Onze lonen zijn nog duidelijk lager, maar geven toch een verge lijkbare koopkracht. Aldus Br. Ir. Bar, die ten aanzien van de loon kosten der industrie, najaar '62, de volgende cijfers gaf: Nominaal Index koopkracht centen/uur van het uurloon Nederland 275 100 België 310 110 Duitsland 360 120 Frankrijk 310 100 Italië 260 90 Engeland 335 125 Zweden 575 150 Denemarken 380 140 Zwitserland 350 125 Uit de agrarische export is er een groot deviezen saldo van 1500 miljoen Met 700 a 800 min. gld. positief saldo op de lopende rekening van do beta lingsbalans is er evenwicht in de structurele be talingsbalans na export van kapitaal voor inves teringen in buitenland. Behoud van het deviezensaldo uit de agra rische sector is derhalve van beslissend belang voor het behouden van het externe monetaire evenwicht. Deze belangrijke rol van de agra rische sector in onze economie, gaat echter ge paard met een moeilijke situatie van de boeren. De vraag is wat hiervan de oorzaken kunnen zijn. OVERPRODUKTIE l'RIJS BED ERF DE indexcijfers van dc producentenprijzen over 1962 laten t.o.v. de jaren 1952/'54 100) de volgende waarden zien. akkerbouwprodukten 115, zuivelprodukten 114, varkens 86, pluimvee en eieren 69, tuinbouw 162 en kostenfactoren 146. Uit deze cijfers blijkt, dat alleen in de tuinbouw de producentenprijzen de kostenstijging hebben V nnen „bijhouden". In de landbouw moet het ver schil worden opgevangen door toeneming van de produktie per manjaar. Daar hiermede geen gelijke vermindering van het aantal agrarische arbeids krachten gepaard gaat, neemt de totale produktie sterker toe dan de koopkrachtige vraag, met prijs- afbraak als gevolg. Het is nu eenmaal een harde economische wetdat overproduktie al vrij spoedig en on herroepelijk tot prijsbederf leidt. In de tuin bouw is er geen overproduktie. Dit hangt sa men met een aantal factorendie in grote trek ken bekend zijn. De feiten tonen, dat er in de tuinbouw géén prh'sbederf is. Alhoewel de wereldbevolking van 1880 1950 met 0,8 per jaar is toegenomen, is de wereld- landbouwproduktie met 1,5 en dc wereld-indus triële produktie met 7,5 toegenomen. Een veel sterkere toename dus van de industriële produktie, die echter niet het overschotten-probleem kent, zoals die in de landbouw aanwezig is. Een harde werkelijkheid, waar de landbouw mee rekening moet houden. INKOMENS LANDBOUW BLIJVEN ACHTER UOEWEL voedsel tot de eerste levensbehoeften behoort, kan een mens slechts een beperkte hoeveelheid opnemen. Dit in tegenstelling tot in dustriële produkten, die vrijwel onbeperkt opge nomen kunnen worden. En met deze factor: over produktie, is een goed deel van de moeilijkheden met de agrarische prijzen en inkomens verklaard. Dit ondanks de nog steeds grotere toeneming van de arbeidsproduktie in de landbouw dan in de industrie, al Is het verschil de laatste jaren iets langzamer. Ondanks deze gunstige cijfers voor de arbeïdsproduktiviteit Iaat de „gemiddelde" in komensstijging, bij vergelijking van de cijfers tus sen 1950 en 1962, voor de landbouw een stijging van slechts 65 zien, tegenover die in de indus trie van 130 De agrarische inkomens zijn achtergebleven bij de andere bedrijfstakken. ONVOLDOENDE BEDRIJFSSTRUCTUUR ILS eerste oorzaak noemt Dr. Ir. Bar de reeds besproken overproduktie, waardoor prijsbe derf optreedt. Als tweede factor de onvoldoende bedrijfsstructuur, die nog niet zó is, dat zij aan de verwachtingen beantwoordt. Het werk door de Cultuur Technische Dienst achtte Dr. Ir. Bar dan ook oen onmisbare factor om een en ander zo snel mogelijk in orde te maken. De stemming, die hier en daar te beluisteren valt en tegen deze gang van zaken in het geweer komt. noemde hij onverant woord. ONTWIKKELINGSHULP CPREKER wijst op de schijnbare tegenstrijdig- heid: overproduktie enerzijds en honger bij de helft van de wereldbevolking anderzijds. Velen menen, dat het teveel geproduceerde gebruikt moet worden ter bestrijding van deze honger. Het uitvoeren van deze plannen is echter niet zo een voudig als het lijkt. Het schenken van ontwikke lingshulp in de vorm van voedsel remt de prikkel tot eigen produktievergroting en geeft verder kans op verstoppingen in de normale handelskanalen met alle bezwaren van dien. In het „wereldvoedselprogramma" is als proef een bescheiden begin gemaakt met een 100 miljoen dollarhulp en plannen zijn in ontwikkeling om tot een hulpprogramma van 1500 miljoen dollar te komen. We zullen de resultaten moeten afwach ten. DE E.E.G. Voor ons is de werkelijkheid waar we in de eerst volgende jaren mee te maken krijgen: tic land bouwpolitiek van de E. E. G. en de verhouding tot U. S. A. In de E. E. G. zijn nu in Brussel de be sprekingen in volle gang. Het resultaat daarvan zal altijd gunstige en ongunstige elementen be vatten. want wegens de omvang en het aantal van de problemen zal er een „package-deal" van ge maakt moeten worden. Dit wordt van beslissend belang, want daar wordt de Europese landbouw politiek mee beslist. En die Europese landbouw politiek zal dan tevens onze Nederlandse land bouwpolitiek zijn. Na de Brusselse besprekingen zullen in Genève de onderhandelingen over de verhouding met Amerika gevoerd worden. Deze zgn. Kennedy- ronde moet wederom een aantal concurrentie vervalsende bepalingen en een te grote protectie afbreken. Wij kunnen dit alleen maar toejuichen, want we hebben alleen maar belang bij een zo groot mogelijke vrijheid van de handel in agrarische pro dukten. Dr. Ir. Bar wees er op, dat van Amerikaanse zijde wel het verwiit wordt gehoord, dat de graan- produktie in dc E. E. G evenredig te veel toe zou nemen. H«i wees dit verwiit van de hand, daar uit cijfers blijkt, dat in de E. E. G. de graanproduktie met 30 is toegenomen tegenover die in de U. S.A. met 35 DEELNEMING AAN E.E.G. GUNSTIG VOOR EXPORT Onze deelneming aan de E. E. G. is voordelig geweest door een aanzienlijke toeneming van de export, zowel agrarisch als industrieel, naar de partnerlanden. Deze toeneming vindt langzaam maar zeker en duidelijk plaats. Waarom horen we dan wel eens: Onze deel neming aan de E.E.G. komt ons duur te staan?, zo vroeg spreker zich af. Ik neem aan, dat deze geluiden komen van groepen, die een nóg grotere expansie hadden verwacht of van groepen, die niet in die expansie delen. Maar als algemeen beeld lijkt het mij onbetwistbaar dat de afbraak van bescherming (hoewel nog lèng niet volledig) voor onze export gunstig is geweest, aldus Dr. Ir. Bar. die vervolgens uitvoerig inging op de besprekin gen die in Brussel plaats vinden en waarbij aller lei „eigen" belangen van de deelnemende landen veelal prevaleren. EXPORTBEVORDERING OVER de exportbevordering sprekend, benadruk te Dr. Ir. Bar dat de grote bedragen die aan ontwikkelingshulp besteed worden, geen enkele bijdrage leveren aan de agrarische export. Dc Regering acht dit normaal voor hulp. Het is uiter aard waar, dat hulp niet verward moet worden met exportbevordering, maar geen enkel land trekt de grens zó principieel als Nederland. Als dit standpunt gehandhaafd blijft, zal het wenselijk zijn langs andere wegen onze ex porteurs op overzeese markten er voor te be hoeden. dat zij door dit soort concurrentie m korte tijd vele markten zullen verliezen. Het is een levensbelang dat wij blijven ex porteren, binnen de E. E. G. en naar derde lan den. W\j hebben boeren en tuinders die bereid en in staat zijn een goed en goedkoop produkt te leveren. Maar er moet ook een landbouw politiek zijn die hen die produktie mogelijk maakt. GOEDE VOORLICHTING AAN BUITENSTAANDERS DE boeren verwachten van de Regering dat in Brussel en in Den Haag de fundamenten ge legd worden, waarop zij een goed gebouw kunnen optrekken. Het is voor mij zeker dat onze Rege ring het maximum doet. Maar uit de lectuur van enkele landbouwbladen krijg ik de indruk dat ik ongelijk heb en dat de Regering niets of veel te weinig doet. Dit is een moeilijk punt, waar ik niet nader op zal ingaan. Maar het lijkt mij nuttig om één hoogst belangrijk aspect van dit alles even te noemen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 29