^Ocor de <"LVouuj Kijk eerst goed vóór U koopt 57 van het platteland ONDER REDACTIE VAN MEVROUW L. N. HUIISMAN-GRIEP Oud en nieuw in de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen Mej. A. v. d. Leeden tien jaar werkzaam in Zeeland VRIJDAG 17 JANUARI 196-1 ANZE lezeressen zijn de laatste jaren vertrouwd geraakt met de naam van mevrouw D. Elema Bakker uit Groningen. Op ons verzoek verzorgde zij meermalen artikeltjes over mode, stoffen, sie raden enz. Daarom willen wij graag het voornaamste overnemen uit het praatje, dat zij kortgeleden voor de A. V. R. O.-microfoon in de serie „Voor ons platteland" hield. Zij had als titel gekozen: „Oud en Nieuw in de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen". Zij beschreef hoe de plattelandsvrouwen op een gure decemberavond ter vergadering gaan. Dat doen ze zo elke maand in de ongeveer 670 afde lingen en wel sinds 1930, toen met niet meer dan honderd leden die bond werd opgericht. In de oor log lag het werk, door maatregelen van de bezetter stil, maar nu is het ledental gegroeid tot 56.000 en er wordt hard gewerkt. Wat deden we al die jaren en wat doen we nu „Oud en Nieuw" is edit zo'n titel voor om en bij de jaarwisseling. Laten wij trachten uit te maken wat oud is in de bond en wat nieuw. Maar vloeit niet vaak het nieuwe iogisch voort uit het oude? Zal het oude van de ene streek niet nieuw zijn voor een ander gewest, juist nu het platteland zo in beweging is WIJ kunnen aannemen, dat de eerste tijd van vóór de oorlog de periode was van opbouw van de organisatie en dat is bepaald geen gemak kelijke taak geweest in die donkere crisistijd. Na de oorlog groeide het werk in de breedte en in de diepte. Het oude principe: „de bevordering van de belangen van het platteland in de ruimste zin" kreeg nieuwe betekenis. Ons platteland verandert snel door ontsluiting en industrialisatie en wil onze bond de begelei ding geven die onze leden behoeven, dan zal hij zich rekenschap van die ontwikkeling moeten geven en eigenlijk zou hij in de toekomst moeten kunnen kijken om tijdig onze plattelandsbevolking te kunnen helpen om zich aan te passen aan de snel veranderende omstandigheden. Evenals in an dere landen was onze bond een school voor vol wassenen en een instituut ter bevordering van de zelfwerkzaamheid. Dat ligt nu eenmaal opgesloten in de aard en in de achtergrond van onze leden. Vrouwen, en vooral eenzaam wonende vrouwen, willen contact met anderen, gezelligheid ook, maar als ze de mogelijkheid hebben, steken ze ook graag nog wat op. Ze willen ook wel meedelen uit eigen kennis en ervaring, als dat zo uitkomt. Daarin ligt nu juist de bekoring van die maandelijkse verga- dei ingen. Het verschijnsel als zodanig is bijna zo oud als de wereld zelf: pratende vrouwen, die ervaringen uitwisselen, maar de plattelandsvrou wen hebben die uitwisseling op hoger niveau ge bracht. MA de oorlog groeide het commissiewerk, een 1^ woord dat onvoldoende aangeeft hoe hard er in de bond wordt gewerkt om met opgeleide vrij willige krachten door le geven wat men zelf heeft geleerd. Talloos zijn de vrouwen, die zichzelf heb ben ontwikkeld in bepaalde vakken om voordrach ten te houden, demonstraties te geven, zangavon den te leiden en wat niet meer. De meesten wisten niet wat zij begonnen toen ze de eerste stap zetten, maar dat werk voor an deren heeft ook voor die trouwe werksters zelf veel voldoening gebracht. In de commissies voor handwerken, kleding, dek en dien, woning en zang hebben heel wat vrouwen een vervulling gevonden. Dat specialis tenwerk vraagt tijd, energie en volhoudingsver- mogen. Omdat dat werk op landelijk en provin ciaal niveau gebeurt, zijn er heel wat energieke persoonlijkheden voor nodig. De snelle veranderingen op het platteland vra gen om nieuwe maatregelen. De Bond is enkele jaren geleden een nieuwe tak van werkzaamheden begonnen, namelijk de Agrarisch-Sociale Voor lichting. Het doel daarvan is de plattelandsvrouw zich bewust te laten worden welke taak zij in het plattelandsopbouwwerk te vervullen heeft in haar gezin en daarbuiten. Om zoveel mogelijk leden te kunnen bereiken heeft men ook hier dezelfde methode van de „voorwerksters" toegepast. Vrij willige medewerksters worden als gesprekleidsters geschoold door deskundige krachten en onder die leiding wordt in de afdelingen gediscussieerd over de brandende vragen van de dag. Klemmende problemen zijn: beroeps- en beroepenkeuze, erf opvolging, middenstandsproblemen, sociaal-hy giënische en culturele voorzieningen en de entree van de nieuwelingen in de dorpsgemeenschap. In een goedgeleide groepsdiscussie komen de menin- gen.beter los en zo proberen we te komen tot een verantwoorde opinievorming. De talloze vraag stukken, die het platteland bezig houden, zullen beter kunnen worden opgelost als wij als platte landsbevolking, onze eigen inzichten goed naar voren weten te brengen, op het juiste moment en op de goede plaats. We zijn hier dus bezig aan een nieuwe vorm van zelfwerkzaamheid. Aanslui- tend aan dat onderwerp zouden we kunnen door gaan met de nieuwste cursussen in de economi sche sector wat gaat uit en wat komt in, in be drijf en gezin? Juist nu in het bedrijf zoveel aan het veranderen is, hoort de vrouw, die uit de aard der zaak evenveel betrokken is als de man, op de hoogte te zijn van de financiering van het bedrijf waarop het bestaan van het gezin rust. MAAST een meer bewust beleven van de eco- nomische en van de sociale vraagstukken, komen ook praktische vragen om de hoek kijken: hoe beoordeel ik de koe, die ik elke dag moet melken? Op school wordt het niet aan de meisjes gelegerd, nu gaan de leden naar de cursus in vee beoordeling. Nu de volle Randstad Holland in de zomer recreatie komt zoeken in lege gewesten zette onze Bond cursussen voor pensionhoudsters op. De plattelandsvrouw was en is niet gewend om stil te zitten met de handen in de schoot, thuis niet en in de Bond niet Dit is af te lezen in ons Bonds- werk. In één van de provincies zingt men in het Bondslied: „Ontwikkeling en ontspanning vol gen". Nu is er een toenemende vraag naar cul turele programma's, waarschijnlijk een gevolg van het bezit van radio en televisie. Die vraag zal ook wel weer worden opgelost door samen een plan te ontwerpen waarin zoveel mogelijk plattelands vrouwen weer wat nieuws leren. Dit alles gebeurt ter verheffing van ons platteland. U7E leven weer in de tyd van de uitverkopen en menigeen onder ons speurt in diverse winkels of er ook iets van haar gading te vinden is. Er liggen verrukkelijke couponnetjes waar net 'n jurk je voor Cor of een rokje voor Jeanne uit kan. Er worden enige procenten korting gegeven op stof fen, die we van een rol kopen. Nu is het gelukkig lang niet altijd zo, dat we bedrogen uitkomen met onze koopjes, maar voorzichtigheid is geboden. Het is volstrekt niet onze bedoeling de zakenmensen van opzet te beschuldigen, maai- het komt nogal vaak voor, dat er weeffouten of plaatselijke kleurafwijkingen in stoffen voorkomen. Treffen wij dit in een coupon, dan kan het beoogde kledingstuk er net niet uit en daar het een restant betreft is er in 99 van de 100 gevallen ook niets van dezelfde stof bij te krijgen. Bekijk dus de coupons, die u heel goed lijken, vóór u gaat kopen ook al is het vanwege de uitverkoop nog zó druk in de zaak. Betreft het een stofje, dat nog op de rol zit, vraag dan vriendelijk aan het winkelmeisje of u even met haar mag nagaan of er zich geen weeffouten of kleurafwijkingen voordoen. In een bonafide zaak zal men dit vast op prijs stellen. Immers zo'n controle voorkomt narigheid. Zelf heb ik het eens bij de hand gehad, dat ik met het winkelmeisje ontdekte, dat een rol stof vol weeffouten zat. De winkelier liet hem meteen opzij leggen om hem vervolgens aan de betreffende fabrikant terug te sturen. Het kost een paar minuten extra in de zaak, maar als u later thuis de afwijkingen ontdekt kost het u misschien een reis naar de stad, en bent u per ongeluk de cassabon kwijt, dan zit u nog met een schadepost ook. Dus eerst goed kijken vóór u koopt. II ET was op een zomerdag in 1953 toen ik ken- nis maakte met mej. A. v. d. Leeden. Zij had bij de Z. L. M. gesolliciteerd naar de betrekking van consulente voor het Landbouwhuishoudonder- wijs. Daar deze betrekking ook het secretaresse schap van de provinciale afdeling van de Ned. Bond van Plattelandsvrouwen inhoudt, had ir. Geuze mij uitgenodigd om de sollicitante op het Landbouwhuis te ontmoeten. Het gesprek verliep vlot en wij kregen de indruk, dat het werk, dat zij te doen zou krijgen, haar wel leek. Op een vraag van de voorzitter der Z. L. M., „wanneer zij in dienst zou kunnen treden", antwoordde zij na enig nadenken: „Theoretisch kan dit op 1 decem ber, doch ik zou liever een maand later beginnen. Dan zijn de kerstrapporten uitgereikt. Ga ik een maand vroeger weg, dan krijgen de kinderen een paar weken vóór dat rapport een nieuwe lerares en de kans bestaat, dat zij daardoor gedupeei'd worden. Dat wil ik liever niet." Ik mag nu wel verklappen, dat zij hierdoor een bijzonder goede indruk op ons maakte, want uit deze opvatting van haar taak sprak verantwoor delijkheidsgevoel. Wij waren dan ook heel blij toen wij haar „jawoord" kregen. Immers er was zo kort na de ramp, die onze provincie getroffen had, ontzaglijk veel te doen. Er moesten in Krui- ningen en Zierikzee landbouwhuishoudscholen worden gebouwd en het werk in de getroffen af- delingen van onze Bond van Plattelandsvrouwen moest weer op gang worden gebracht Voordien was mej. v. d. Leeden lerares aan de huishoudschool in Dordrecht. Het moet dus voor haar wel een grote overgang zijn geweest om in een voor haar onbekende provincie onder vrij moeilijke omstandigheden al dat werk te gaan doen. 7ELF schijnt zij het niet zo gevoeld te hebben, want toen wij haar dezer dagen hierover spraken lachte ze heel hartelijk en voegde er eer lijk aan toe: „Ik realiseerde mij eigenlijk niet goed wat mij precies te wachten stond en ik heb er mij ook nooit druk om gemaakt. Zo vind ik bijvoor beeld „bouwen" heerlijk werk. Ik bouw nu al tien jaar en ik hoop het nog tien jaar te doen. Het werk voor de plattelandsvrouwen heb ik eigenlijk altijd beschouwd als een verlengstuk van het werk, dat ik in Zuid-Holland deed. Ik werkte daar veel onder de jeugd en was ringpresidente van het C. J. V. Natuurlijk was het hier in Zeeland een tikkeltje anders. Ik kreeg met andere instanties te maken en in het begin had ik weieens wat last met de vele afkortingen, die ik niet altijd dadelijk kon thuisbrengen. Het klinkt misschien gek, maar ik wist niet eens wat het K.NX.C. was. Ik had er nooit iets over gehoord. Toen wü onze eerste provinciale voorjaarever gadering hadden, zei mijn assistente: „Juffrouw v. d. Leeden, vandaag zijn we allemaal een beetje zenuwachtig", waarop ik zei: „Moet ik dat dan óók zyn?" Ik was dat echter helemaal niet van plan en ik heb daar in de Middelburgse Concert zaal heel plezierig gezeten en liet over mij komen wat kwam. Waarschijnlijk is het deze levenshouding, die haar in staat stelt, zoveel werk te verrichten. Zij schept geen problemen en maakt zich niet druk om problemen, die eventueel kunnen opduiken. IN de achter ons liggende tien jaren is het werk, dat zij te doen heeft enorm gegroeid. Dit houdt verband met de dynamische ontwikkeling, die het platteland doormaakt. De Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen probeert gelijke tred te houden met die ontwikkeling en zo is er voor mej. v. d. Leeden naast de administratieve ook een voorlichtende taak ontstaan. Zo heeft zij bemoeienis met de streekverbeteringsgebieden. Het is niet bij benadering te zeggen hoeveel uren zij in de achter haar liggende tien jaren aan de Zeeuwse veren heeft gewacht, maar haar goed hu meur heeft daar nooit onder geleden. Zij schikte zich er in als zij door het lange wach ten ergens te laat kwam. Het reizen in Zeeland brengt nu eenmaal dit onvermijdelijke risico mee. In de Zeeuwse afdelingen van onze Bond is zij een graag geziene gast. Zij verzorgt er regelmatig een avond en heeft zodoende een goed contact met besturen en leden. Wij wensen haar toe, dat zij nog vele jaren haar krachten zal mogen geven aan de opbouw van ons Zeeuwse platteland.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1964 | | pagina 21