47
VERGADERING HOOFDBESTUUR K.N.L.C.
VEEHOUPERBJ-CONFERENTIE
rtftJD.AG 17 JANUABT 1964
OP 7 januari j.L was het hoofdbestuur van het K.N.L.C. weer in zijn maan
delijkse vergadering bijeen. Het kon toen kennisnemen van belangrijke
besluiten, genomen in Brussel ten aanzien van de E. E. G.-landbouwpolitiek
en in Den Haag ten aanzien van de suikerbietenprijs van oogst 1964, en het
kon de betekenis van deze besluiten voor de Nederlandse landbouw trachten
na te gaan. Belangrijke onderwerpen waren echter de financiering van hogere
A.O.W.- en A.W.W.-uitkeringen en de algemene loonpolitieke situatie, als
mede de verkiezing van een nieuw dagelijks bestuur.
DAGELIJKS BESTUUR
Overeenkomstig de statuten trad
de heer H. J. Muntinga te Gronin
gen af als onder-voorzitter en da-
gelijks-bestuurslid van het K.N.L.C.
en diende in deze vacatures te wor
den voorzien. Tot opvolger als dage-
lijks-bestuurslid werd gekozen het
hoofdbestuurslid, de heer D. J. Jonk
hans, voorzitter van de Overijsselse
Landbouw Maatschappij. Het d.b.-
lid de heer G. M. Lambers werd nu
tot ondervoorzitter benoemd. Een en
ander geschiedde bij acclamatie
overeenkomstig het voorstel van het
dagelijks bestuur. Voor de volgende
driejarige periode is de samenstel
ling van het dagelijks bestuur van
het K.N.L.C. nu aldus:
Ir. C. S. Knottnerus te Steenber
gen, voorzitter;
G. M. Lambers te Annerveenseka-
naal, onder-voorzitter;
D. J. Jonkhans te Hardenberg, en
mr. E. Kuylman te 's-Gravenhage,
algemeen-secretaris.
SUIKERBIETENPRIJS
OOGST 1964
HET hoofdbestuur nam kennis van
de beslissing van de regering
met betrekking tot de suikerbieten-
prijs voor oogst 1964. Dat de nu. vast
gestelde prijs van 65 per ton een
bedrag van 6 als premie ter stimu
lering van de bietenteelt zou inhou
den, zoals de regering opmerkt, kon
het hoofdbestuur niet aannemen, in
het licht van de beweging, die in het
algemene loon- en prijspeil is ge
komen en zich nog steeds voortzet,
moet vastgesteld worden dat een deel
van die premie zeker nodig is om de
te verwachten kostenstijging in het
landbouwbedrijf op te vangen. Als
geconstateerd wordt, dat de nieuwe
bietenprijs overeenkomt met het
voorstel van het Landbouwschap
moet terdege worden gewezen op de
wijzigingen die zich in het sociaal-
economische klimaat voordeden sinds
het Landbouwschap bijna drie maan
den geleden zijn prijsvoorstel deed.
Het hoofdbestuur meent, dat de
verhoging van de suikerprijs past in
de huidige algemene prijsbeweging
en de gewenste geleidelijke ontwik
keling in de consumentenprijs ten
goede komt. Dat onder de huidige
omstandigheden ook weer een for
mule is vastgesteld voor de aanpas
sing van de suikerprijs aan het wer
kelijk beteelde suikerbietenareaal,
heeft de instemming van het hoofd
bestuur. Het ligt voor de hand, dat
nu de oppervlakte suikerbieten is
teruggelopen bij een sterk verhoogde
wereldmarktprijs van suiker, ge
tracht wordt door middel van een
behoorlijke prijsverhoging de bin
nenlandse suikerproduktie te bevor
deren. Of echter de reëel in de nieu
we bietenprijs aanwezige stimu
leringspremie voldoeree is om het
gestelde areaal van 87.500 ha suiker
bieten in 1964 te bereiken, is twijfel
achtig.
PRIJSBELEID 1964/1965
NADAT het hoofdbestuur kennis
had genomen van de belang
rijkste punten uit het resultaat van
het jongste Brusselse Marathon-
overleg, stelde het zich de vraag
welke handelwijze ten aanzien van
het Nederlandse prijsbeleid voor
1964/1965 gewenst zou zijn.
Wat de graanprijzen betreft, is
helemaal niet te voorzien welke be
slissing de E. E. G.-Ministerraad half
april a.s. ten aanzien van de graan
prijzen van oogst 1964 zal nemen.
Het hoofdbestuur begreep uiteraard,
dat de telers graag zo spoedig mo
gelijk enige aanwijzing omtrent het
toekomstige prijspeil zouden willen
hebben. Het ligt voor de hand om
bij de overweging van nationale
graanprijsmaatregelen bij afwezig
heid van een E. E. G.-besluit in de
eerste plaats nationale factoren te
laten meespreken. Deze betreffen
niet alleen de verlangens, die het
Landbouwschap indertijd ten aanzien
van de nieuwe prijzen uitte, maar
vooral ook de sociaal-economische
siuatie, zoals die thans is en zoals die
zich nog ontwikkelt in de richting
van hogere lonen en prijzen over de
gehele linie.
Het is juist deze laatste ontwikke
ling, die het naar het oordeel van
het hoofdbestuur* heel moeilijk maakt
om in dit stadium aan de hand van
concrete gegevens tot prijsvoorstel
len van de georganiseerde landbouw
te komen, zowel ten aanzien van
melk voor het melkprijsjaar van
april 1964 tot april 1965 als ten aan
zien van tarwe, gerst en rogge van
de komende oogst.
Afgezien van tijd en wijze van in
dit verband door de georganiseerde
landbouw te nemen stappen meent
het hoofdbestuur, dat straks mede
in aanmerking nemende de in de ko
mende periode vallende E. E. G.-be-
sluiteu met betrekking tot de richt
prijzen voor granen en meik de
mogelijkheden om de nationale Ne
derlandse prijzen overeenkomstig de
nationale noodzaak aan te passen,
dienen te worden benut.
DE LOONPOLITIEKE SITUATIE
BIJ het hoofdbestuur is enige be
zorgdheid ontstaan over de in
middels optredende loonontwikke
ling. Uit allerlei berichten blijkt n.l.,
dat bij de Stichting van de Arbeid
loonvoorstellen aanhangig gemaakt
worden, die uitgaan boven de moge
lijkheden die in het loonakkoord
1963 liggen besloten,
Hieruit moet worden geconclu
deerd, dat het in het georganiseerde
bedrijfsleven, zowel bij werkgevers
als bij werknemers, aan de nodige
discipline ontbreekt om zich aan ue
gemaakte afspraken te houden.
Dat een dergelijke ontwikkeling
tot funestegevolgen voor onze eco
nomie leidt, is zonder meer duide
lijk. Daar inmiddels ook een aantal
prijzen in beweging zijn gekomen,
lijkt het erop alsof ons land in de
bekende loon- en prijsspiraal is te
rechtgekomen. Hoelang een derge
lijke situatie kan voortduren hangt
uiteraard mede af van de conjunc
turele ontwikkeling in de ons omrin
gende landen en in het bijzonder van
die landen waarop onze export is ge
richt.
De voortschrijdende geldsontwaar-
ding moet intussen als een schrijnen
de zaakworden aangemerkt voor
degeren die langs de weg van be
sparingen enig bezit willen verwer
ven.
Het hoofdbestuur meent dat in de
loonsector niet kracht dient te wor
den gestreefd naar naleving van de
gemaakte afspraken en dat niets on
beproefd mag worden gelaten om
aan de geschetste situatie het hoofd
te bieden.
Besloten werd de te volgen ge
dragslijn in 3 C.L.O.-verband nader
onder ogen te zien.
VERHOGING A. O. W.- EN
A. W. W.-PENSIOENEN
(jTfcE regering overweegt een optrek-
king van de A.O.W.- en A.W.W.-
pensioenen per 1 januari 1965 tot een
zgn. sociaal minimum. De S. E. R. is
gevraagd over deze belangrijke ma
terie advies uit te brengen. Inmiddels
is komen vast te staan, dat uitvoe
ring van het regeringsprogram hoge
kosten met zich brengt; zou b.v. de
premielast voor de zelfstandigen,
voortvloeiende uit de volksverzeke
ringen beperkt blijven tot b.v. 12 °/o,
dan dient erop te worden gerekend,
dat de voorgenomen verhoging van
bedoelde pensioenen alleen mogelijk
is met behulp van een aanzienlijke
jaarlijkse overheidsbijdrage in
prijzen 1962 uitgedrukt liggende
in de orde van grootte van 1300
1650 miljoen. Dit is waarlijk geen
klein bedrag.
Op grond van d_ te verwachten
financiële gevolgen zijn van werk
geverszijde stemmen opgegaan de
verhoging van de pensioenen achter
wege te .aten en een oplossing te zoe
ken via verbetering van de bedrijfs-
en ondernemingspensioenen en door
aanvullende uitkeringen krachtens de
per 1 januari 1965 in te voeren Al
gemene Bijstandswet.
Ook het hoofdbestuur van het K. N.
L. C. heeft deze belangrijke zaak
besproken. Het kwam hierbij tot de
conclusie, dat bij de uitbouw van
ons sociaal verzekeringsbestel een
hoge prioriteit moet worden toege
kend aan verbetering van de A.O.W..
en A.W.W.-pensioenen. Het betreft
hier voorzieningen, die onder de hui
dige omstandigheden zeker niet al
leen door de pensioen-gerechtigden
als onmisbaar worden aangemerkt;
met name ook voor de zelfstandigen
in de landbouw zijn de bedrijf suit-
komsten veelal niet toereikend om
een bevredigende pensioenvoorzie
ning op te bouwen.
Het hoofdbestuur realiseert zich
dat bij een verhoging van de pensioe
nen aan een zekere verzwaring van
de premielast niet zal kunnen wor
den ontkomen, maar is voorts van
oerdeel dat een aanvullende over
heidsbijdrage in de kosten gerecht
vaardigd is. Het K. N. L. C. stemt iu
beginsel in met het regeringsvoorstel
als zodanig, doch meent hieraan te
moeten verbinden dat de premielast
zo billijk mogelijk moet worden ver
deeld. Dit betekent, dat een lasten
verzwaring voor degenen met de laag
ste inkomens zoveel mogelijk dien*
te worden vermeden. Ook beteken*
dit, dat verlichting dient te worden
gebracht in de progressieve premie
druk, waaronder zij, die een inko
men genieten dat daar iets bovenuit
gaat, gebukt gaan.
VEE- EN VLEESBESLUIT
WORDT BETREURD
UET hoofdbestuur betreurt, dat het
bestuur van het Produktschap
voor Vee en Vlees na een eerst an
dersluidend besluit toch nog heeft ge
meend de invoer van rundvlees door
een wijziging van de ruilvoet bij in-
en uitvoer te moeten vergemakkelij
ken. Op deze wijze wordt het Neder
landse rundvleesprijspeil, dat zich
juist weer op een voor de veehouder»
enigszins lonende hoogte bevindt, on
gemotiveerd onder druk gezet.
Het hoofdbestuur heeft zijn be
zorgdheid uitgesproken over de ook
naderhand nog weer gebleken nei
ging in het Produktschapsbestuur om
ten behoeve van de vleesverwerkera
en de consumenten de prijzen, nu van
varkens, te drukken. Het hoofdbe
stuur meent, dat er geen aanleiding
is om de varkensexport af te remmen
en het hoopt, dat het Produktschaps
bestuur de belangen van de veehou
ders in de huidige moeilijke bedrijfs
omstandigheden toch voortaan wel
voldoende in zijn overwegingen zal
willen betrekken.
In het licht van de huidige alge
mene ontwikkeling van lonen en prij
zen en aan de vooravond van de in
werkingtreding van E. E. G.-regle-
menten, die met name voor rundvlees
een relatief hoog prijspeil beogen,
is het onjuist om ten nadele van de
veehouderij toch een vrij laag vee-
en vleesprijsniveau te willen na
streven.
LANDBOUWVOORLICHTING
UET hoofdbestuur heeft zich op~
nieuw uitvoerig beraden over
de opvattingen die in overheidskrin
gen leven t.a.v. de uitbreiding en de
coördinatie van de zgn. technisch-
economische voorlichting (X 10). Ge
concludeerd werd, dat het brengen
van het nodige verband tussen de
verschillende soorten technisch-eco-
nomische voorlichting, zoals die ge
geven wordt in het kader van ver
enigingen voor bedrijfsvoorlichting,
veevoedings- en varkenshouderij ker
nen etc., van groot belang is. De
wenselijk geachte uitbreiding van
deze voorlichting zal zo doelmatig
mogelijk moeten worden opgezet. Het
is voorts van betekenis, dat de voor
lichting die in toenemende mate
wordt gegeven door handelaren ea
fabrikanten (vooral in de veehoude
rijsector), in hetzelfde verband wordt
gebracht als de voorlichting, die van
overheids- en organisatiezijde wordt
gegeven. Als dus de overheid er naar
streeft om regionale „verenigingen
voor rationele bedrijfsvoering" te
stichten om een versnippering van
mankracht en een ondoelmatige be
nutting van financiële middelen te
voorkomen, moet hier positief tegen
over worden gestaan.
In principe kan het hoofdbe
stuur onderschrijven, dat deze op
zet overeen zou komen met de
verantwoordelijkheid die de land
bouworganisaties onder de huidir-
ge omstandigheden op zich moe
ten nemen. De grootste bezwaren
liggen echter op het financiële
vlak, omdat niet de zekerheid be
staat dat de overheid zich niet
geleidelijk zou ontdoen van haar
financiële bijdrage d.m.v. subsi
diesHet landbouwbedrijfsleven
kan nog niet in staat worden ge
acht om op een wat grotere schaal
de financiële verplichtingen aan
te gaan ten behoeve van het
handhaven en het uitbouwen van
de huidige omvang van de voor
lichtingsdiensten. Het hoofdbe
stuur besloot in een volgende ver
gadering zich nogmaals bezig te
houden met deze aangelegenheid.
J J ET is de laatste jaren gewoonte geworden, dat het K.N.L.C. af en toe
*1 ter bespreking van een bepaald onderwerp van complex van onder
werpen belanghebbende en belangstellende leden van zijn aangesloten or
ganisaties in de gelegenheid stelt samen te komen buiten het formele ver
band van besturen, afdelingen, commissies e.d.
Spectaculaire gebeurtenissen op dit terrein waren de in het najaar van
1959 en 1962 gehouden openbare congressen te Emmeloord resp. Hoofddorp.
De massale demonstratieve bijeenkomst op 16 november 1962 in Den Haag
zou hieronder ook gerekend kunnen worden.
Daarnaast zijn echter ook enkele wat kleiner opgezette, besloten conferen
ties gehouden, zoals in oktober 1961 een bijeenkomst ter behandeling van
internationale aangelegenheden te Oosterbeek en in de voorzomer van 1962
een Akkerbouw-conferentie op „Woudschoten".
Thans wordt weer een dergelijke besloten conferentie van het K.N.L.C.
voorbereid met de bedoeling leden van de aangesloten organisaties kennis te
laten maken met K.N.L.C.-activiteiten en met elkaar, ondertussen van ge
dachten wisselende over actuele onderwerpen op een bepaald terrein.
Deze keer is het een Veehouderijconferentie, te houden van maandagmid
dag 24 februari tot dinsdagmiddag 25 februari 1964 in het Conferentie-oord
„Woudschoten" te Zeist. Het algemene onderwerp in het programma van
deze conferentie is het vraagstuk van de mogelijkheden en de moeilijkheden
om voor de veehouders een hogere opbrengst uit de markt van melk- en zui-
velprodukten en vee en vlees te verkrijgen.
Óp de eerste dag zullen na de opening door de heer J. L. Nysingh, voor
zitter van de K.N.L.C.-commissie Veehouderij, drie inleidingen worden ge
houden over mogelijkheden om bij de verwerking en afzet van melk- en
zuivelprodukten tot betere resultaten voor de boer te komenAls inleiders
zullen optreden de heren P. B. de Boer, landbouwer te Stiens, W. de Jong,
directeur van de coöperatieve zuivelfabriek te Marum, en drs. H. Schelhaas,
economisch medewerker van de Kon. Ned. Zuivelbond (F.N.Z.). Op de
tweede dag zullen inleidingen gehouden worden over de vee- en vlees
markt en de daar aanwezige mogelijkheden om vee beter tot waarde te
brengen ten behoeve van de veehouders. Over dit onderwerp zullen spreken
de heren J. R. Wallinga, landbouwer te Blesdijke (Fr.), mr. H. A. Wildeman,
secretaris van organisaties van de veehandel, en G. Ziengs, directeur van de
Coöperatieve Vleescentrale. De inleidingen zullen gevolgd worden door dis
cussie. De heer ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van het K.NX.C., zal een
samenvattend slotwoord spreken.
Voor deelname aan deze conferentie gelieve men zich te wenden tot zijn
provinciale landbouwmaatschappii.