Past de Nederlandse fruitteelt zich voldoende aan?
1064
D
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
PEN zeei belangrijke vraag, voor Nederland, voor de Betuwe en ook voor
L Zeeland Het was geen optimistisch beeld, dat de rijkstuinbouwconsu-
ient te Geldermalsen, ir. J. D. Gerritsen, woensdagmiddag in „Ons Dorpshuis"
tt Kruiningen schilderde voor de bezoekers van de Z. L. M.-kringvergadering
Oost Zuid-Beveland. „Past de Nederlandse fruitteelt zich voldoende aan?",
luidde de vraag, die aan de orde kwam. Ir. Gerritsen zei er onder meer dit
van: ,Ër ontbreekt nog ontzaglijk veel aan het Nederlandse fruit. In Zeeland
ligt de situatie iets beter. Maar we zijn er nog lang niet".
Uiteraard werd deze vraag wat Betuws bekeken maar veel van wat voor de
Betuwe geldt, geldt voor heel Nederland en ook voor Zeeland.
HOE IS DE SITUATIE?
Allereerst gaf de spreker een overzicht van de oppervlakte hard fruit, de produkten hiervan en de
export in ons land. De oppervlakte loopt sinds 1952 terug, de produktie blijft nauwelijks gelijk (hoewel
de bevolking snel stijgt) en de export neemt sterK al. Als dit zo blijft doorgaan is de rol van Nederland
als fruitteeïtland gauw uitgespeeld (van appels en peren nu nog maar 5 van de totale produktie in
het E. E. G.-gebied). Nog minder gunstig is de situatie, als wij uit de cijfers van het Centraal Bureau
van de Statistiek zien, hoe de Nederlandse fruitteelt veroudert. Volgens de inventarisatie van mei
1963 is 25% van onze boomgaarden ouder dan 28 jaren. Ook zien wij dat er te weinig wordt gerooid
en te weinig wordt geplant in Nederland. Hierdoor zal de veroudering toenemen.
In Zeeland (en ook in de West BetuweV is de situ."-tie beter dan gemiddeld in Nederland. In de periode
1950/1955 was de ontwikkeling ongunstig, maar sinds 1956-1957 is er daar weer uitbreiding. Beide
gebieden zijn echter in dit opzicht uitzonderingsgebieden.
HOE STAAT HET MET HET SORTIMENT?
IN Nederland is 35 van het sortiment appels-
verouderd 'en dan zijn alle Goudreinette en
Jonathan nog bij de moderne rassen geteld).
Bij peren is de veroudering ook sterk, 40 van
het sortiment is niet meer gangbaar.
In Zeeland ligt dit weer beter, maar ook hier
zijn oude rassen, die beter zouden kunnen verdwij
nen (appels 25%, peren 29%).
Een ander zeer moeilijk punt, is het grote aan
tal kleine, te kleine fruitbedrijven. Of althans be
drijven met een te kleine oppervlakte fruit op een
gemengd bedrijf. „Dit punt is een van de grote
ziektes in de fruitteelt", stelde de inleider. Scha
kelen we de bedrijven met minder dan 25 are fruit
(16.000 stuks) uit dan zijn er in ons land een klei
ne 30.000 bedrijven met fruitteelt (29.600 stuks);
klein fruit hierbij buiten beschouwing gelaten.
Hiervan zijn er 25.000 dus 84 met een opper
vlakte fruit kleiner dan 3 ha.
Trekt men de grens op 5 ha dan wordt het
aantal met een kleine oppervlakte zelfs 27.500
of bijna 93
Slechts 7 van de Nederlandse bedrijven
met fruit voldoen, wat de oppervlakte betreft,
aan de minimum eis van minstens 5 ha
Met een oppervlakte van 50 are—100 are fruit
zijn er 1.130 bedrijven groter dan 15 ha cultuur
grond
DE ZEEUWSE SITUATIE
IN Zeeland is de si.tuat'e weer wat beter, maar
toch lang niet best. In Zeeland zijn 1.800
bedrijven met een oppervlakte van meer dan 25
are fruit. Hiervan zijn er 1.372 met minder dan 3
ha fruit 76,2 en 1.591 met minder dan 5 ha
fruit 88%.
Groot is het verschil niet. Slechts 12%-van de
bedrijven met fruit in Zeeland heeft eigenlijk een
voldoende oppervlakte om deze op ekonomische- en
juiste wijze te kunnen exploiteren. In Zeeland zijn
er 130 bedrijven met een oppervlakte groter dan
15 ha met 25—100 are fruit.
De ervaring is, dat de verzorging van het
fruit snel minder wordt als de oppervlakte be
neden een bepaald minimum valt. Dus wij kun
nen aannemen, aldus ir. Gerritsen, dat juist van
deze bedrijven met een kleine oppervlakte de
slechte kwaliteit komt. En deze is er nog veel.
DE KWALITEIT VAN HET
AANGEVOERDE FRUIT
DEZIEN wij de kwaliteit van het ter veiling
aangevoerde fruit, dan is dat in de jaren
1950/1955 gemiddeld slechts 56 van het fruit
van goede kwaliteit (klasse extra, I en II)). In de
periode 1956 t/m 1961 is* dat gemiddeld 64 Wij
gaan vooruit, maar ruim Va van ons fruit is keu
ken of fabriekskwaliteit, val of Kroet.
Vergelijken wij de veiling Goes, Kapelle-Bieze-
linge, Krabbendijke en Geldermalsen met Neder
land, wat de aanvoer betreft in 1964. dan krijgen
wij:
1961
Goes 71
Kapelle-Biezelinge 67
Krabbendijke 75
Geldermalsen 70
Nederland 70
SPECIALISATIE IS EEN EIS
E laatste moeilijkheid geldt de te weinig ge
specialiseerde aard van onze bedrijven. Er
zijn veel te veel bedrijven met akkerbouw, vee
teelt, groenten en klein fruitteelt, bloembollen en
fruitteelt.
We kunnen rustig aannemen dat bii onvoldoende
specialisatie de boomgaard niet de verzorging
krijgt die deze vraagt. Omdat men teveel bedrijfs
takken moet overzien èn daardoor de kennis voor
de fruitteelt ontbreekt.
WAT KUNNEN WIJ ALS FRUITTELERS
AAN DE SITUATIE VERANDEREN?
DRIE punten gaf ir. Gerritsen aan om in over-
weging te nemen:
a. hedrijfsgrootte verbeteren
b. bedrijf vernieuwen
c. bedrijf aanpassen
a. Bedrijfsgrootte verbeteren
Dit kan betekenen uitbreiding. Een boer met 1
of 2 ha fruit moet: öf de boomgaard afstoten
(rooien of verpachten) öf uitbreiden tot een ren
dabele oppervlakte (minstens 35 ha).
Is de oppervlakte niet groot genoeg dan kan
uitbreiding overwogen worden. Hij was geen voor
stander van grote bedrijven; als mooiste e*enheid
zag ir. Gerritsen een bedrijf van 8 of 12 ha.
b. Vernieuwing noodzakelijk
Het sortiment is te oud en de bomen zijn te oud.
Omenten of rooien moet daarom worden overwo
gen. Om enten is soms gewenst, vaak is rooien
beter. Omenten doen we alleen indien het betreft
een verouderd ras in een moderne aanplant (meest
al jonge percelen). Roo'en. radikaal rooien is vaak
het beste, 't Is vaak een vervelende en tegen de
borst stuitende bezigheid, maar net moet. Moeilik
is het te beslissen öf men rooien moet. Wanneer
is een boomgaard ekonomisch versleten? Dit kun
nen we nagaan door alle gegevens van onkosten
en opbrengsten per perceel te noteren en dan te
gaan rekenen. Fruittelers rekenen te weinig.
Er zijn grote verschillen te bemerken als we
gaan rekenen. Appels zijn eerder versleten dan
peren; Op lichte gronden zijn de bomen eerder
versleten dan op zwaardere grond; Op zwakke
onderstammen (M IX) eerder versleten dan op
matig sterke onderstammen (M II, IV, I).
Bepaalde rassen ziin ook eerder versleten; Jona
than en Golden Delicious eerder dan Cox's Orange
Pippin en Goudreinette bepaalde systemen zijn
eerder versleten (een dichte spillenaanolant is
eerder dan een wat ruimer opgezette struikenaan-
plant op):
Wij vragen het uiterste van onze bomen: het
moet allemaal snel, veel en mooi fruit voort
brengen. We putten de boom uit. Dit verkort
de levensduur en rooien zal dan ook vroeger
moeten plaats vinden dan voorheen! In Zee
land met zijn intensieve beplant;nqen op zwak
ke onderstammen zijn de boomgaarden vaak
eerder versleten dan in de Betuwe.
Bij vernieuwing op het bestaande bedrijf blijft
het probleem van de bodemmoeheid (aaltjes of
specifieke moeheid). Dit probleem kan thans wor
den opgelost met chloornicrinebehandeling.
'ƒ1800,/ha) Een andere moeilijkheid vormen de
financiële konsekwenties.
MEER PEREN PLANTEN 1
WAT u moet planten ter vernieuwing is niet
direkt het onderwerp van de lezing geweest
DE fruitteelt In Nederland breidt niet uit,
noch in oppervlakte, noch in produktie.
De ontwikkeling gaat wel door, maar het
tempo vertraagt wat. Zeeland is wel beter
dan het gemiddelde maar toch is ook hier
enige verstarring.
Wil de fruitteelt in Nederland en ook in
Zeeland zich staande houden of een rol spe
len in We: SEuropa dan zullen wij allen op
onze hoede moeten zijn, onze bedrijven
krachtig moeten aanpakken, vernieuwen,
verder mechaniseren en nog beter gaan ver
zorgen. Goede kwaliteit en een lage kost
prijs, daarmee zullen wij het moeten klaar
spelen.
maar toch staat het hiermede in verband. Aller
eerst is er de vraag appels öf peren. Antwoord van
de heer Gerritsen hierop is: appels èn peren.
De perenteelt wordt teveel verwaarloosd in Ne
derland, terwijl de afzetmogelijkheden in de perio
de 15 september15 december zeer gunstig z'in.
Er is minder konkurrentie van Italië en Zuid-
Frankrijk omdat men daar eerder aan de markt
komt.
Alleen voor vroeae peren ziin er zeer beverk-
te vooruitzichten (Clavv's-prij-'en in 1963), dus
het is zeer de vraag of wij wel rassen moeten
planten, die vóór begin september aan de markt
komen. Speciaal voor Zeeland geldt deze uit-
svraak: meer peren te planten. Pracht veren-
klimaat en verengrond. U moet dit uitbuiten
en de perenteelt meer ter hand nemen.
Bij de apnels is de konkurrentie scherper, maar
de gebru'ksmogelijkheden zijn ook veel groter.
Hier is konkurrentie gedurende het gehele ge-
bruiksseizoen en het is dus denkbaar, dat er in
Zeeland behalve voor herfst- en winterannels ook
interesse is om zomeranpels te planten. Er is dan
het bekende sortiment: (de grote drie) James
Grieve. Cox's Orange Pinnin en Goeden Delicious.
Er zijn de aanvullende rassenStark Earliest,
Tyd°mans Early Worcester, Jonathan, Goudrei
nette of Boskoon en Winston.
Er is een enkele nieuweling als: Benoni, Lobo en
Ingrid Marie.
Golden Delicious. Cox's Orange Pinnin en Bos
koon werden vergeleken op 100 bedrijven.
Gegevens L.E.I.-Betuwe:
Kg Prijs Opbrengst
Cox's Orange Pippin 13.000 61 ct f 8080.
Golden Delicious 27.000 57 ct 15.600,—
Goudreinette 21.000 35 ct 7.580,—
Over de Tydemans Earlev Worcester snrekend
kunnen we ons afvragen, aldus ir. Gerritsen, of
deze wel slecht vruchtbaar is. Deze anpel is zeker
niet laat vruchtbaar en als hij goed wordt behan
deld ook meer dan voldoende vruchtbaar. Op
type IX en IV gaf deze een vrijwel gelijke on-
brengst. over 3 jaar na planten, als Golden Deli
cious. Wat de nieuwelingen betref*, merkte snreker
op dat Benoni, Lobo en in mindere mate Ingrid
Marie worden geplant: Benoni op IX wegens kwa
liteit, Lobo wegens vruchtbaarhe'd en Ingrid Marie
wegens de aantrekkelijke vrucht.
Elke nieuweling is echter een gok. Je kunt win
nen en verliezen. Niet gokken dus en nooit op
grote schaal aanplanten deze nieuwelingen, was
het advies.
c. Aanpassing van de bedrijven
Sprekend over de verdere aanpassing van de
Nederlandse fruitteelt, merkte ir. Gerritsen op
dat we er met alleen rooien en planten niet
zijn. Wij moeten scherp letten op wat er op eko
nomisch en technisch gebied voor nieuwe mo
gelijkheden komen en wat de handel vraagt.
Vooral moeten we denken over de verbetering
en opvoering van de mechanisatie. De faktor ar
beid maakt nu al ruim uit van de kostprijs van
appels en peren. Dit wordt nog meer. Daarom
moeten we mechaniseren en dan zullen we
geen kleine oppervlakte fruitteelt of een klein
drijf moeten hebben, dan is dat minder goed moge
lijk. Niet alleen mechaniseren bij grondbewerking
en ziektebestrijding is nodig maar ook bij de
oogst met betonpaden, plukstellingen, hefmast aan
de trekker, stapelaars enz. Te denken is ook aan
een sterk gemechaniseerde afvoer van het fruit uit
de boomgaard naar de opslagruimten en veilingen.
Zou het bijvoorbeeld niet gewenst zijn, dat men in
een gebied als Oost Zuid-Beveland allemaal tege
lijk overschakelt op het gebruik van laadborden,
dus telers en veilingen, èn misschien ook de han
del? Het is maar een vraag en te overwegen of
hier een samenwerking mogelijk is. Verbetering
van de arbeidsmethoden zouden studieclubs kun
nen voorbereiden. Hier kan een bezuiniging in
schuilen. Evenzo is aan kleinverpakking te den
ken.