O nderwijónotitieó Volksgeloof en volksverbeelding om het dagelijks brood Iets lekkers voor Oudejaarsavond 1053 DINSDAG 24 DECEMBER 19tt3 (Vervolg van pag. 1051.) DAT soms het aan dwergen en kabouters geofferde brood, de vorm van ko bolden aannam, blijkt duidelijk uit de in Limburg voorkomende „boek mannen'' (buikmannen) of „stevenmannen'' die daar tot in de dertiger jaren in haast elke bakkerswinkel te koop waren. Met name in de Kersttijd kan men ze nog vaak in bakkersetalages te zien krijgen. Nog in het laatst van de vorige eeuw moeten er volgens de vermaarde Duitse folklorist Dr. Max Höfler, in Duitsland bijgelovige lieden zijn geweest, die s avonds voor de kobolden sneden brood plaatsten, of brood aan hen offerden. Een bakker in Franken wierp zelfs iedere dag drie broden in de schoorsteen, roepende: „geesten, deze behoren U toe" en het ging hem goedweet de overlevering te verhalen (Of de schoorsteen op de duur niet verstopt .raakte, wordt niet vermeld Ook de in de bossen verblijvende dwergen en aardmannetjes brachten zegen aan de mensen, die hen brood en voedsel gaven Als tegenhangers van het goedige dwergenvolkje zag men in vroeger dagen de heksen en het door hen gemaakte brood. Groot gevaar dreigde hem die brood van de straat opnam of mee naar huis toe nam. Dit brood werd immers neergelegd door heksen zo beweerde men en als dit werd geconsumeerd, dan kwam men onder de macht van de heks. Heel bekend is in dit verband toch wel het verhaal van „Hans en Grietje". Zij kwamen ook in de macht van de boze heks, nadat ze van het peperkoek- of pannekoekhuisje hadden gesnoept. D IJZONDER is de betekenis van het brood in het volksgeloof met betrekking tot het huis en zijn bewoners. Allerlei magische riten verbond de volks verbeelding aan het in bezit nemen van een nieuwe woning. Bij voorkeur moest 'dit geschieden bij wassende of bij volle maan. Trok men de nieuwe woning bin nen, dan moesten brood en zout worden meegedragen.Brood als offer voor de goede huisgeesten, zout als afweermiddel van boze invloeden. Veelal ziet men bij al deze gebruiken een vermenging van heidense en christelijke elementen. Zo was het plaatsen van brood op een schotel tussen twee lichten een over blijfsel van het oude heidense offer aan de goede huiskobolden, terwijl het aanbrengen van een kruis op het brood het onmiskenbare later ingevoegde christelijke element was in dit op zichzelf toch door en door heidens gebruik. De bedoeling van deze broodofferande was: steeds het dagelijkse brood te zul len hebben in de nieuwe woning. Het verliezen van brood bracht ongeluk, evenals het laten vallen van kruimels. Oudtijds werd dit beschouwd als een bespotting van „goede hemelse gaven". Karl Bauer vertelt in z'n boek „Gebackbezeichnungen in Gallo-Romanischen" dat in enkele Franse streken de huismoeders voordat ze aan de grote schoon maak begonnen, enkele kleine broodjes bakten, „bauduches" geheten. Deze schonken zij aan voorbijtrekkende bedelaars, die daartegenover de verplich ting op zich namen om te bidden tot de heilige Bauduche of Baudiche opdat het mooi weer zou worden of blijven HPAL van volksoverleveringen hebben ook betrekking op Fenris, de zoon van A Loki, de vuurgod. Zowel bij brand als bij rampen, veroorzaakt door 't hemel vuur, de weerlicht, moestèn aan Fenris verzoenende broodoffers gebracht wor den. Vandaar het algemeen heersende volksgeloof, dat brood, in de vlammen geworpen, het vuur zou bezweren. Dit volksgeloof kon men in later tijden in gekerstende vorm terugvinden, onder meer bij het brood van Sint Agatha, dat, meestal ringvormig van model, naar het volk zich verbeeldde, goede diensten bcv.ees ter wering van de „rode haan". Het was ook daarom dat men zo'n ringvormig brood om de top van dc verfc gestapelde graanschelven legde in de Achterhoek is dit gebruik vooral lang in ere gebleven om hooibroei en blikseminslag te voorkomen Zo was ook het St. Martinusbrood een „gekerstend gebak" dat aanvankelijk verbonden was als offergave aan de „wilde jager" voor het volk van grote be tekenis, omdat het van ziekte en kwalen bevrijdde, terwijl het Hubertusbrood of de Hubertusbollen (in Brabant heten ze nu nog „Huubkes") hét middel vormden ter bescherming tegen hondsdolheid. Zo heeft het naieve volksgeloof een bonte reeks gebruiken die we nog maar zeer ten dele en uiterst onvolledig weergaven om het brood gesponnen. Het diende als offergave, maar ook als afweermiddel, het vervulde een rol als ritueel object, doch tegelijk als „heilbrood", allerlei ziekten en kwalen verdrij vend, waartegen oudtijds nog maar weinig goede kruiden gewassen waren. Het volksgelóóf deed heel wat, de volksverbéélding nog meer \7ELE van de genoemde gebruiken en gewoonten zijn vanuit de Germaans- v heidense tijd eigenlijk ongemerkt in de christelijke beschaving der eerste eeuwen onzer jaartelling opgenomen. Dat kan men opmaken uit de verslagen van kerkvergaderingen en synodebesluiten der eerste christelijke kerken, waarin „brood-orakels" als heidens 2 gewoonten werden veroordeeld en be streden. Een van de oudste kerkelijke verboden dienaangaande dateert uit het jaar 650, in de tijd van bisschop Eligius van Noyon. In een „bijgeloof-verklaring" die uitgegeven werd, speciaal met het oog op de zending onder de Saksers, werd christenen verboden afbeeldingen en afdrukken van godheden in brood te maken. Ondanks dit verbod is het maken en het gebruik van dergelijke gebak- en broodsoorten opgenomen geworden in het volksleven, nadat sommige oor spronkelijke heidense cultusbroden bij de kloosterbakkerijen der vroege mid deleeuwen waren gemetamorfoseerd in „heiligenbroden", als de eerdergenoemde Agathabroden, het Hubertus- en het Martinusbrood. f)IT verklaart ook waarom in verschillende landen van Europa nog zgn. ge- A-/ kruiste broden worden gemaakt en bij voorkeur gegeten wordt. Peter Roscgger vertelt in zijn boek „Sonnenschein" dat hij als rondtrekkend predi kant eens een kleine gemeente bezocht in het gebergte van Stiermarken. Hij zou voor die gelegenheid het avondeten gebruiken in een eenvoudig gezin. Voordat vader Friedel zijn mes in het brood zette om het te snijden voor de huisgenoten, was het brood door een geestelijke gezegend en werd het met be hulp van het mes voorzien van een kruis, ten teken dat ook dit brood-eten mogelijk was, door Christus' verdienste. Dit kruisen van het brood blijkt een oude gewoonte, „voornamelijk nog in ge bruik bij de bewoners van de bergdorpen in Oostenrijk" vertelt ons de Zwitserse Dr. Max Wahren, in een van zijn folkloristische werken. Deze oude gewoonte is volgens overlevering ingesteld door paus Gregorius de Grote. Zeer waar schijnlijk is dit kruisen gekomen inplaats van een afbeelden van heidense mo tieven in het brood. Dit gekruiste brood kan men in België nog aantreffen en zelfs in het overwegend'protestantse land Engeland kent men nog de Hot-Cross- buns een soort broodbol, als onze kadet, maar dan gekruist. De vele merkwaardige gebruiken en wonderlijke verhalen die het volks geloof en de volksverbeelding rond ons dagelijks brood heeft gebracht, doen ons dc schrille armoede van het heidendom zien. Gelukkig dat de boze geest van het bijgeloof voor het grootste gedeelte werd uitgedreven dank zij het Kruis, zodat er nu plaats is voor een andere geest, namelijk de Geest van het Kruis, waardoor het gewone, dagelijkse brood in onze christelijke religie een plaats beeft gekregen en niet langer „bijgeloof- object" of aanleiding tot „verbeelding" behoeft te zijnmaar tot „teken en zegel" verwaardigd is. |-|ET ontbreken van een volledig vastomlijnd leerplan aan onze lagere landbouwscholen wordt door velen nog als een gemis gevoeld. Gelukkig wordt aan dc leerstof omschrijving door de betrokken mstanties en de regionale inspecteurs momenteel hard gewerkt. Na de gereedkoming van deze omvangrijke taak ligt de voorbereiding tot een landelijke examenregeling in dc lijn der verwachtingen. Ten aanzien van de technische vakken als hand- en vakvaardigheid is reeds het nodige voor de leer stofomschrijving en de leermethodiek verricht, hetgeen bij een technisch ingesteld ministerie als dat van Landbouw niet te verwonderen is. Maar met de invoering van het nieuwe leerplan aan de scholen met zijn 2 leerplichtige jaren is het accent zwaarder komen te liggen op de algemeen vormende vakken, tot dusverre het uitsluitende domein van het Onderwijsministerie. Het is voor het landbouwonderwijs van het grootste gewicht, dat ook de algemeen vormende vakken door bevoegde tevens bekwame leerkrachten worden gegeven volgens de lijnen van een wel omschreven leerplan. Dat dit leerplan een essentieel belangrijke zaak is, blijkt ook uil het dezer dagen .verschenen rapport van de Commissie 12-16-jarigen onder voorzitterschap van de inspecteur-generaal van het onderwijs, Mr. Ir. M. Gootc. Hierin worden vele behartenswaardige opmerkingen gemaakt, die ook door allen, die nauw bij het landbouwonderwijs zijn betrokken, ter harte kunnen worden genomen. Gesteld wordt door de commissie, dat vooral het beroepsonderwijs buitengewoon gevoelig blijkt te zijn voor kritiek van buiten. Dit is inderdaad het geval. Wie herinnert zich niet de kritiek waaraan b.v. het lager landbouw onderwijs bloot stond en de dikwijls geprikkelde manier, waarop de onderwijsmensen overigens zeer begrijpelijk reageerden. "INTERESSANT is rtu in het rapport van de commissie Goote te lezen, dat zij deze gevoeligheden 1 rechtstreeks in verband brengt met het leerplan. De commissie schrijft n.l. het volgende: „Vooral het beroepsonderwijs blijkt buitengewoon gevoelig te zijn voor kritiek van buiten. De commissie is daarom van mening, dat elke school een leerplan moet hebben, waarin zij haar eigen visie tot uitdrukking brengt en rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften der leerlingen en met de plaatselijke omstandig heden. Dit leerplan en de praktische uitvoering ervan zullen het onderwerp moeten zijn van geregelde bespx-ekingen tussen de directeur en de leraren. Zonder de in een dergelijk leerplan neergelegde visie is het ook niet wel mogelijk redelijke eisen van de maatschappij tegen onredelijke af te wegen. Men mag stellen, dat de school in deze tijd van mechanisatie en specialisatie niet meer kan doen dan een voor bereiding geven, die eerder introduceert op de werksituatie (b.v. door zin aan te kweken voor netheid, preciesheid en orde, door materiaalgevoei en de handvaardigheid te ontwikkelen) dan op de feitelijke uitoefening van een beroep. De geestelijke voorbereiding is belangrijker dan dc puur zakelijke. Hoe het onderwijs terzake moet worden gegeven is het centrale probleem. jLIET vervolgonderwijs van de naaste toekomst zal binnen het raam van zijn mogelijkheden aan de volgende eisen moeten kunnen voldoen: het versterken van het gevoel van zekerheid, saamhorig heid en van het voor elkaar instaan van de mensen; het zichtbaar maken van de moderne arbeidswereld, van de technische grondhandelingen, van de sociale organisatie, waarin het beroep zich afspeelt, van de menselijke hiërarchische en andere verhoudingen in het arbeidsproces; het leren van fundamentele kennis en kundigheden als goed taalgebruik, eenvoudige sociale, geografische en historische oriëntatie; het leren beoordelen van (technische) situaties en het gezamenlijk oplossen van de problemen die zij stellen; het leren samenwerken met anderen." Hoezeer de vervulling van een functie in het maatschappelijk leven afhangt van en verweven is met de persoonlijkheid van de betrokkene moge uit het voorgaande blijken. Het is een gebiedende eis, dat de school de persoonlijkheid van haar leerlingen in optimale zin tracht te ontwikkelen. Dit klemt des te meer als men bedenkt, dat het beroep het leven slechts ten dele vult en dat het zwaartepunt van het bestaan waarschijnlijk steeds minder in de beroepsarbeid zal liggen. Het leven buiten het beroep moet voor dc jeugdigen en toekomstige volwassenen ook zinvol zijn. En dit niet in de eerste plaats, omdat b.v. een gelukkig huiselijk leven en een vruchtbaar gebruik van de vrije tijd aan de uitoefening van het beroep ten goede zullen komen hoe waar dit ook is maar omdat de beroepsbeoefenaar ook andere levenstaken heeft, die hij in zijn omstandigheden op menswaardige wijze moet kunnen volbrengen. L. A. Vervolg pagina 1046 Wilt u beslist uw hartige tractatie voor oude jaarsavond kant en klaar hebben voor u met de viering van deze laatste avond van het jaar be gint, dan kunt u ook sandwiches geven. U kunt deze besmeren met boter waaraan een smaakje is toegevoegd, zodat u een sandwich-spread krijgt. Laat ik u een paar botertjes geven. Om le begin nen zou ik voor zo'n extraatje altijd roomboter ge bruiken. Deze kimt u luchtig maken door ze in kleine blokjes te snijden en met een garde of mixer tot schuim te roeren. U kunt hiervan b.v. ansjovisboter maken. Daar toe roert u wat ansjovispastei uit een tube door de luchtige boter. Voor hamboter gebruikt u fijnge hakte ham, voor tomatenboter neemt u zoveel to matenpuree als nodig is om het mengsel een mooie rode kleur te geven. Houdt u van irosterd, maak dan wat mosterdboter. CERVELAATWORSTSANDWICII Met een glas rondjes uit dunne sneetjes brood steken. Deze met mosterdboter bestrijken en met een passende plak cervelaatworst beleggen. Maak een klaverbladgarnerin,, door op iedere sandwich 3 of 4 plakjes augurk tegen elkaar aan te leggen. Een steeltje kunt u van een reepje augurk maken. GANDWICH-CAKE Verwijder van een casinobrood de korsten en snijd het brood in 5 of 6 horizontale lagen. Besmeer de lage.i royaal en gelijkmatig met in kleur con trasterende footers. Vervang desnoods één boter door een smeuïge paté. Stapel de lagen op elkaar en besmeer ook de kanten met een aromatische boter. Versier nu dc cake met augurkwaaiertjes, plakjes hardgekookt ei, uitgestoken plakjes kaas, plakjes tomaat enz. Om het geheel nog mooier te maken, kunt u de cake met een ha:'«ge gelei glaceren. Zet de lekkernij koel weg op een schaal, he met sla- bUn es is bedekt. (De gelei kimt u maken door. blaadjes of poedergelatine op te lossen in een pit tige bouiHon.) Ik hoop, dat ik u door bovenstaande recep ten heb geholpen uw oudejaarsavondviering tot een succes te maken, althans wat de trac- taties betreft. En vervolgens (om het maar eens met Wim Kan te zeggen): „Waardi- over de drempel."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 13