KNLC
MAU RITS PLEIN 23
<si2>
Nogmaals het akkoord
Gezamenlijk melken
950
C. O. P. A.Manifestatie voor een
Europees landbouwbeleid
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUW BLAD
mmi
In het vorige nummer hebben wij vrij uitvoerig mededeling gedaan van
het in de Stichting van de Arbeid bereikte akkoord tussen vertegenwoordi
gers van werkgevers- en werknemersorganisaties.
Inmiddels heeft de Stichting van den Arbeid zich met de regering verstaan
over de bereikte overeenstemming. Zoals te verwachten, is namens de re
gering verklaard, dat deze zich achter het tussen de beide partijen bereikte
akkoord kan stellen.
Tevens heeft de regering te kennen gegeven hoe volgens haar ten aanzien
van de prijzen en huren zou moeten worden gehandeld.
HUURBELEID
HIEROVER kon in de Stichting
van den Arbeid geen overeen
stemming worden bereikt. De werk
nemers willen van een huurverho
ging niets weten. De omstandigheden
werden in psychologisch opzicht niet
gunstig geacht om thans de huren op
te trekken. Onwillekeurig rijst hier
bij de vraag onder welke omstandig
heden dit dan wel kan. Bij vroegere
gelegenheden nam de vakbeweging
overigens hetzelfde standpunt in.
Wanneer het aan haar ligt, blijft ons
land permanent met een redelijk
laag huurpeil zitten. De werkgevers
hebben in dit opzicht een andere
zienswijze. Zij staan op het stand
punt, dat bij het streven naar aan
passing van ons loon- en prijspeil
aan dat van de andere E. E. G.-lan
den de huren niet buiten schot kun
nen blijven.
Vandaar dat zij voor een eventu
ele huurverhoging 1964 een looncom-
pensatie in het vooruitzicht stellen
van ten hoogste 1%. In deze com
pensatie is tevens verdisconteerd het
nadelige effect dat van eventuele
andere regeringsmaatregelen voor de
inkomenspositie van de werknemers
kan uitgaan.
Zonder een verhoging van de huur-
maxima zou de afstand tussen deze
maxima en de kostprijshuur in de
nieuwbouw verder stijgen. Een be
leid, gericht op de opheffing van het
woningtekort zal dit vraagstuk niet
kunnen veronachtzamen.
De regering heeft blijk gegeven
begrip te hebben voor deze lar.tste
zienswijze. Zij wil nu bevorderen, dat
per 1 juli 1964 een huurverhoging
kan plaatshebben. Over de omvang
van die huurverhoging en over de
andere daarvoor geldende voor
waarden zal nog nader overleg met
het bedrijfsleven worden gepleegd.
PRIJSBELEID
MET betrekking tot het algemeen
prijsbeleid heeft de regering
verklaard enige soepelheid in over
weging te willen nemen. De rege
ring ziet de eerste 5% loonsverho
ging als een loonaanpassing die in
het algemeen in aanmerking zou
kunnen komen voor doorberekening
in de prijzen. Dat zal niet het geval
zijn met de tweede 5%, of andere
verbeteringen, die dus uit de pro-
duktiviteitsstijging of uit de winst
marges moeten worden betaald.
Desgevraagd is van regeringswege
verklaard, dat ten aanzien van het
prijsbeleid geen verschil in behan
deling tussen de bedrijfstakken zal
worden gemaakt. Hieruit moet dus
afgeleid worden, dat ook ten aanzien
van de landbouwprijzen een doorbe
rekening van de eerste 5% loonsver
betering per 1 januari a.s. in begin
sel mogelijk is. In feite geldt dit in
het bijzonder de verrekenprijs voor
consumptiemelk. Een verdere ver
betering van de landbouwlonen is
pas per 1 april 1964 aan de orde, als
ook voor het dan beginnende nieuwe
melkprijsjaar nieuwe melkprijsmaat
regelen zullen worden getroffen.
De suikerprijs zal overigens ook
wel een stijging dienen te ondergaan
in verband met de onvermijdelijke
verhoging van de bietenprijs, waar
in reeds komende loonsverhogingen
verrekend kunnen worden geacht. Te
zijner tijd zal ook de broodprijs uiter
aard de invloed ondergaan van de
graanprijsaanpassing, die waarschijn
lijk in E. E. G.-verband voorgeschre
ven zal worden.
Eén dezer dagen heeft de minis
ter van Economische Zaken een ge
sprek met vertegenwoordigers van de
ondernemersorganisaties waaron
der deze keer ook de landbouworga
nisaties over nieuwe richtlijnen
voor het prijsbeleid.
Buiten de landbouw komt men re
gelmatig de opvatting tegen, dat de
georganiseerde landbouw het toch
maar goed voor elkaar heeft met het
richtprijs- en garantiebeleid.
Doorberekening van allerlei kos
tenverhogingen is hier, dankzij de
medewerking van de Minister van
Landbouw, niet zo moeilijk als in an
dere bedrijfstakken! Tot onze ver
wondering heeft de heer De Koster,
voorzitter van het Verbond van Ne
derlandse Werkgevers, zelfs in het
jongste overleg met de regering van
deze mening blijk gegeven. Deze
voorman der industriële w— gevers
zou beter moeten weten. Verder kun
nen wij slechts verzuchten dat wij
zouden wensen, dat die opvatting
maar een kern van waarheid be
vatte
GEEN UITKEKING INEENS
VOLLEDIGHEIDSHALVE nog de
volgende opmerking tot slot:
De eis van de vakcentrales om het
verstrekken van een uitkering in
eens over het jaar 1963 mogelijk te
maken is van werkgeverszijde, ons
inziens terecht, van de hand ge
wezen. De voordelen van een derge
lijke beslissing wegen niet op tegen
de nadelen. Een koopkrachtinjectie
zou onder de gegeven omstandig
heden de spanningen in onze econo
mie verhogen.
Zij zou onherroepelijk leiden tot
een niet verantwoorde consumptie
stimulering, waardoor de moeilijkhe
den nog groter worden. Uitkeringen
ineens bieden geen mogelijkheid om
het uitbetalen van zwart loon tegen
te gaan. Een deugdelijk middel om
een verhoging van de produktiviteit
te bevorderen is het evenmin.
De vakcentrales konden tenslotte
niet anders dan berusten in de af
wijzende houding van de werkgevers
de beslissing die de Stichting van den
Arbeid in deze heeft genomen is in
tussen ook van belang voor het loon-
overleg in de landbouw. Ingevolge
de bereikte overeenstemming zal ook
in de agrarische bedrijfstak geen
sprake kunnen zijn van het verstrek
ken van uitkeringen als vorenbe
doeld.
OMSTREEKS de jaarwisseling
staat de E. E. G. nogal eens voor
een belangrijke beslissing. Meestal
vormt de landbouwpolitiek dan één
van de voornaamste punten bij de
onderhandeling. Ook dit jaar is dit
weer eens het geval. De afloop van
deze onderhandelingsronde wordt
door velen gezien als een beslissing
over het lot van de E. E. G.
Het gevaar is echter niet geheel
denkbeeldig, dat men er weer niet
toekomt om enkele zeer belangrijke
terreinen van de Europese landbouw
markt in beginsel te regelen: Nog
steeds wachten de ontwerp-verorde-
ningen voor rundvlees, zuivel en
rijst op een definitieve goedkeuring.
Voor de overige produkten, waar
voor dan wel al sinds 30 juli 1962
een verordening van kracht is, is
Met grote belangstelling las ik de nadere uiteenzetting van de heer C. F.
Roosenschoon over de centrale coöperatieve melkerijen. Ik vind het een bij
zonder gelukkig verschijnsel dat op nuchtere wijze aandacht wordt besteed
aan de grote moeilijkheden die de kleinere veehouderijbedrijven ontmoeten
door het dagelijks melken. Hier zit één van de knelpunten welke de verbe
tering van de levensomstandigheden zeer belemmeren. Ik vind de aanbe
velingen die de heer Roosenschoon doet om zo spoedig mogelijk na te gaan
welke problemen er allemaal wel moeten worden opgelost voordat zijn idee
lege zuivelfabrieken dienstbaar maken aan de melkwinning van vele boe
ren gezamenlijk op grote schaal is toe te passen, zeer aanbevelingswaar
dig. Ik heb het gevoel dat dan nog wel zo het een en ander om de hoek zal
komen kijken. Mijn grote bezwaar is, dat voor zo'n grote centrale melk-
plaats beslist een hele organisatie opgezet moet worden waarbij het inscha
kelen van de boeren zelf niet zo eenvoudig is omdat die hun werkzaamhe
den thuis ook nog moeten doen.
Niettegenstaande alle goede bedoelingen kon het dan toch nog weieens
wezen dat de directeur van de centrale melkplaats 'n vérgaande invloed heeft
op de bedrijfsvoering ook van de individuele boeren, ongeveer in dezelfde
zin als de verwerker of handelaar bij de verticale integratie (mesten op con
tract e.d.).
Mijn ideeën gaar, inderdaad, zoals de heer Roosenschoon ook al opmerkt,
minder ver. Ik denk aan een aantal boeren dat gezamenlijk tussen de 100
en 150 koeien melkt en dat dit in het vervolg samen en dus 's zaterdags en
's zondags bij toerbeurt wil gaan doen. De problemen zijn hier veel geringer
en de boeren kunnen het gezamenlijk eens worden hoe zij het zullen doen en
hoe zij alle zaken willen regelen. Men kan zijn eigen compagnons kiezen,
zodat, moeilijkheden tot een minimum kunnen worden beperkt. De enige
moeilijkheid die ik zie is vooral die van de stalling en vandaar dat ik meen
dat hier het Ontwikkelings- en Saneringsfonds een taak zou kunnen hebben.
Naar mijn gevoel, maar ik heb hier geen cijfers over, zal het ombouwen van
een coöperatieve zuivelfabriek tot een veestal ook nogal wat kosten en men
moet vooral opletten dat de koeien zo doelmatig mogelijk worden opgestald,
omdat anders de melkgift eronder lijdt.
Het grote voordeel van mijn methode lijkt mij dat de stap niet zo groot is,
waardoor de veehouders zelf alles kunnen doen en geen duurbetaalde krach
ten behoeven te worden ingeschakeld. Want de opzet van een dergelijke
samenwerking is, dat in totaal minder arbeid wordt verricht. Als men nu
een gedeelte van de overblijvende arbeid nog weer door anderen laat ver
richten, blijft er voor de boer-ondernemer te Weinig te werken over en dan
moet bij omzien naar aanvullende bezigheden. Inderdaad zij die op gemengde
bedrijven nog wel te vinden, maar in de zuivere veehouderijen is dit vrijwel
niet mogelijk. x
Waarom de heer Roosenschoon mijn oplossing maar een halve vindt, is mij
dus niet helemaal duidelijk. Ir C. S. KNOTTNERUS.
het wachten nog op de eerste stap
pen op de weg naar de (graan)prijs-
toenadering. Al deze punten zullen
volgende maand voor een definitieve
beslissing op de agenda van de Mi
nisterraad staan. Vooral wat het
laatste betreft ligt er een belangrijk
voorstel van dr. Mansholt ter tafel:
één graanprijs voor de hele E. E. G.
met ingang van het volgende oogst
jaar. Dit laatste plan is zo ingrijpend
en verstrekkend, dat er zeer vele
belangen in alle lidstaten mee ge
moeid zijn. Iedere groepering kan
wel wijzen op nadelen die er voor
haar uit voort zullen vloeien. Nu is
het luidruchtig op dit soort nadelen
wijzen in het onderhandelingssta
dium op zichzelf geen ongewoon en
verontrustend verschijnsel. Waar het
omgaat is of men uiteindelijk tot
een positief resultaat wil komen. In
dit geval is het echter helemaal niet
zeker dat alle betrokkenen de over
tuiging hebben dat men wel genood
zaakt is de onderhandelingen te laten
slagen. President de Gaulle van
Frankrijk heeft nogal krasse woor
den gesproken: resultaten bij het E.
E. G.-landbouwbeleid of anders de
E. E. G. van de baan. Maar niet al
leen in Frankrijk worden zulke stem
men gehoord, ook in Nederland ver
schijnen steeds meer E. E. G.-twijfe
laars. Zijn we wel op de goede weg?
Nu hebben laatstgenoemden het
zeker bij het rechte eind wanneer zij
constateren, dat niet alles geheel vol
gens Nederlandse wens is opgezet en
verder uitgewerkt. Iets anders is ech
ter of er wel een goed alternatief
voor de E. E. G. denkbaar is. Ons in
ziens was dit 6 jaar geleden niet het
geval, maar ook nu nog niet.
Dit hinken op twee gedachten is
funest voor de verdere uitbouw van
wat reeds begonnen werd. Voor de
landbouw werden tot nog toe enige
vorderingen geboekt, maar als men
deze vergelijkt met die in de indus
triesector, dan valt moeilijk te ont
kennen dat de ontwikkeling van het
Europese landbouwbeleid achterge
bleven is. Dit ondanks Duitse bewe
ringen dat het tegendeel waar is.
Nu is de Europese landbouw zelf
ongetwijfeld zeer verdeeld wat be
treft de wijze waarop de landbouw
problemen worden opgelost. Maar
één ding staat vast: de Europese boe
ren wensen dat er voortgang komt in
de Europese landbouwintegratie.
Van deze wens om door te gaan
met het werk dat de Europese com
missie is begonnen, gaat het C. O. P.
A., de landbouworganisaties van de
E. E. G., blijk geven in een grootse
manifestatie die 14 en 15 november
in Straatsburg ■wordt gehouden.