Melkprij sbeleid
Internationale studiedagen over
boerderijbouw
Herverkavelingsblokken
Schouwen-Duivetand
en Tholen
Nederland mag niet het slachtoffer
worden van de lanbouwprotectie
in de E. E. G.
V R J DAG 1 NOVEMBER I 9 6 3
915
DE He r vetku y e ii ng.sc o in missie Zeeland maakt
voor het taerverkaveimgsbtok Schouwen-Dui-
veland het volgende bekend: De pachtregeling voor
het jaar 19631964 aal overeenkomstig vroegere
mededelingen bij de iervisielegging van het plan
van toedeling ca latere berichten, worden gebaseerd
op de nieuwe toedeling.
De bestaande pachtkontrakten worden, behoudens
enkele gevallen waarover reeds mededeling is ver
strekt, op 25 november 1963 opgeheven.
Omtrent de door partijen in onderiing overleg op
te maken nieuwe pachtkontrakten en over de door
de Herverkavelingscommissie op te maken pacht-
verbintenissen worden spoedig aan belanghebben
den nadere mededelingen verstrekt
AMTRENT het herverkavelingsblok Tholen wordt
bekend gemaakt dat de pachtregeling voor het
jaar 19631964, overeenkomstig in het plan van toe
deling opgenomen bepalingen, zal worden gebaseerd
op de nieuwe toedeling. De bestaande pachtkon
trakten zullen door de Commissie spoedig aan be
langhebbenden worden verzonden.
Herverkavelingscommissie Zeeland,
Mr. J. VAN DER WEEL, Voorzitter.
Ir. D. VAN DER ZAKEN, Sekretarïs.
V47ELISWAAR zijn in de Europese Economische
Gemeenschap de invoertarieven voor in
dustriële produkten met zestig proeent gedaald,
maar voor de landbouw is het sedert 1958 niet
verder gekomen dan een gedeeltelijke omzetting
van het oude stelsel van nationale beschermende
maatregelen in een gelijkvormig E.E.G.-systeem
van heffingen Dit zei minister Biesheuvel, daarbij
gebruik makende van een uitspraak van Dr. Mans-
holt, tijdens de vierdaagse besprekingen, die de
Raad van Ministers (landbouw) der E.E.G. in de
afgelopen week onder voorzitterschap van de Ne
derlandse minister van landbouw en visserij heeft
gehouden. Minister Biesheuvel concludeerde, dat er
op die manier voor een agrarisch exportland als
Nederland eeu zeer onevenwichtige situatie dreigt
te ontstaan, die tot een onaanvaardbare toestand
kan leiden.
De E.E.G.-landbouwministers hebben een oriën
terend debat gevoerd naar aanleiding van de door
de Duitse staatssecretarissen Hüttebrauker en Lahr
afgelegde verklaringen in de Raad van Ministers
der EJeLG., waarbij de Duitse Bondsregering als het
doel van haar landbouwpolitiek heeft gesteld de
Duitse landbouw in sterkere mate op veretlelings-
produkten te laten overschakelen, verbeteringen
eist In de werking van de bestaande landbouw-
verordeningen en de aanneming van nieuwe ver
ordeningen bijv. voor de zuivel afhankelijk
stelt van een onderzoek naar alle steunmaatregelen,
hetgeen dan tevens betrekking heeft op de „con
currentie-vervalsende factoren in de EJE.G.-
landbouwhandel. Bovendien beklaagt Duitstand
zich over de „geforceerde" entwikkeling van de
onderlinge E.E.G.-handel, waarbij de ontwikkeling
van de handel met derde landen achterblijft ten
nadele van Duitsland.
Omdat de Duitse zienswijzen duidelijk een ten
dens naar een verstrekte bescherming aan de dag
leggen» heeft minister Biesheuvel met kracht in
herinnering gebracht, dat de overgangsperiode ra
de ontwikkeling van het gemeenschappelijke land
bouwbeleid niet bedoeld is om de bescherming te
handhaven, maar geleidelik af te breken als voor
bereiding van de vrije markt. Als Duitsland van de
graanprodnktie over wil schakelen naar de voort
brenging van veredelingsprodukten, is het moeilijk
er principieel bezwaar tegen te maken als een
dergelijke ingrijpende verandering gebeurt in Het
kader van de beoogde afbraak der bescherming,
maar het gaat niet op, dat proces uit te voeren bij
gelijktijdige handhaving en versterking van de pro
tectie in de mfercommunautaïre handel.
Beuut uw kan* om onder droge omstandig
heden uw tarwe dit najaar nog tegen jonge
muur en kamille te behandelen met DNOC.
Wees echte» voorzichtig voor vóór en na
nachtvorst
DE jongste regeringsbeslissing inzake de melkprijzen heeft een groot aantal reacties losgewoeld. De in de ver
schillende bladen ook landbouwbladen genoemde bedragen die de regering met dit besluit aan de
landbouw doet toevloeien variëren van 32 tot 82 miljoen gulden, terwijl de regering zelf op jaarbasis een bedrag
van 130 miljoen gulden schrijft. Zoals met het hele melkprij sbeleid is het ook hier met de miljoenen moeilijk
om een uitweg uit de doolhof te vinden. Heel in het kort komt het hier op neer: aanvankelijk werkten wij in
Nederland met een garantieprijs voor de melk die, naarmate de bijdrage van de overheid groter werd, voor een
beperkter hoeveelheid ging gelden. Vorig jaar d.w.z. november 1962 werd in verband met de E.E.G.-ontwikkeling
meer droom dan realiteit dit beperkte garantieprijssysteem verlaten en vervangen door een richtprijs
systeem. Dit hield in dat de regering vooraf maatregelen zou nemen om op basis van gegevens uit het afgelopen
melkprijsjaar het behalen van een richtprijs voor het bedrijfsleven mogelijk te maken. Een belangrijk deel van
het risico werd dus van de schouders van de overheid afgenomen en kwam bij het bedrijfsleven terecht waar
het thuishoort. De regeringsmaatregelen bestonden uit
a) de vaststelling van de verrekenprijs; 1/3 gedeelte van de Nederlandse melkproduktie, namelijk dat gedeelte
dat in de vorm van consiunptiemelk en consumptiemelkprodukten in het binnenland wordt afgezet, brengt
deze verrekenprijs, zijnde de kostprijs plus een bedrag aan ondernemerswinst voor de Nederlandse boer op;
b) een op basis van de opbrengst van de door de zuivelfabrieken tot produkten verwerkte melk in het vooraf
gaande melkprijsjaar vastgestelde „industrie"-melkprijstoeslag. Deze mdustriemelktoeslag wordt dus gegeven
over 2/3 van de Nederlandse melkproduktie.
t^IRECT al bij de vaststelling van de melkprijstoeslag voor 1962/1963 kwam men tot de conclusie dat er een
correctie nodig zou zijn. omdat men niet tijdig genoeg precies kon weten welke basis men moest aannemen
voor het vaststellen van deze toeslag. De toenmalige minister van landbouw, mr. V. G. M. Marijnen, zegde toe
achteraf een dergelijke correctie te willen overwegen.
Minister Biesheuvel heeft nu deze toezegging gestand gedaan door de op 6,30 per 100 kilogram melk vast
gestelde toeslag te verhogen tot ƒ6,60. Deze verhoging staat geheel los van de controverse tussen regering en
Landbouwschap over de hoogte van de richtprijs. Het Landbouwschap bepleitte bij voortduring een richtprijs
van 28 cent per kilogram melk, minister Marijnen vond 27 cent genoeg. Minister Biesheuvel vond dat niet en
maakte van de 27 cent een wat hoger bedrag (nog lang geen 28 cent) door de industriemelktoeslag nog eens
met 40 cent per 100 kilogram melk te verhogen. Feitelijk is dit een nog maar uitermate schamele tegemoet
koming in de moeilijkheden waarin de Nederlandse melkveehouderij, vooral die in de weidegebieden van het
westen van ons land, verkeert. Het is begrijpelijk dat men in deze kringen ten zeerste teleurgesteld is over de
genomen maatregelen en dat men geen begrip kan opbrengen voor de houding van een nieuw kabinet dat toch
na de stembusuitslagen bij de verkiezingen, kon weten hoe de kaarten lagen. Het spijt het Landbouwschap dan
ook terecht, al had men dat wel wat duidelijker mogen zeggen, dat de regering het voorstel van een richtprijs
van 28 cent niet onverkort heeft overgenomen. Overigens had ook deze na een jarenlange knibbelpolitiek geen
uitkomst gebracht.
MELKPRIJS IN INTERIMPERIODE
Over de prijsmaatregelen voor de interimperiode, november 1963—april 1964, is men in het algemeen beter
te spreken. Alweer in verband met de E.E.G.-ontwikkeling bleek het noodzakelijk het melkprijsjaar van novem
ber/november te verschuiven naar april/april. Overeenkomstig de wens van het Landbouwschap heeft het kabinet
besloten om het voor de veehouder bestemde gedeelte van de consumentenprijs van melk en melkprodukten te
verhogen met 2,— per 100 kilogram. Op grond van de prijzen die voor industriemelk gemaakt konden worden
in het melkprijsjaar 1962/1963, voorzover men dat kon becijferen, vroeg het Landbouwschap een industriemelk
toeslag van 8,60 per 100 kilogram melk. Met de regeringsbeslissing bleef men daar 60 cent beneden. Dat komt
omdat men ten departemente gunstiger verwachtingen heeft van de opbrengst voor industriemelkprodukten ge
durende deze vijf maanden dan de cijfers waarop het Landbouwschap haar vraag overeenkomstig de afspraken
baseerde. Wie van de twee gelijk krijgt zal de praktijk uitwijzen. Maar men kan wel de vraag stellen waarom
het toch altijd nodig blijkt om te blijven knibbelen op een bedrijfstak die al jaren en jaren achtereen in ons
industrialiserend landje aan de ketting „mag" lopen van het ministerie van economische zaken en dat van land
bouw. Voor een goed begrip zij hier nog aan toegevoegd dat de prijs die de consument betaalt voor de zuivel
produkten (boter, kaas enz.) in concurrentie met buitenlandse produkten tot stand komt.
HE sectie boerderijbouw van de Commission Internationale du Génie Rural (C. I. G. R.) heeft van
1519 oktober j.l. onder voorzitterschap van prof. ir. K. L. Petit (België) te Wageningen een
studiebijeenkomst gewijd aan de bouw van rundveestallen en de inrichting daarvan.
Ir. Wellen, Directeur-Generaal van de Landbouw, kon in zijn openingswoord plm. 80 deelnemers uit
vrijwel alle West-Europese landen begroeten. Aanwezig waren zowel vertegenwoordigers van de on
derzoek- en voorlichtingsdiensten als het bedrijfsleven, teneinde de ervaringen op dit actuele gebied
uit te wisselen.
Door 16 inleiders werden de recente ontwikkelingen op het gebied van de rundveestallen naar voren
gebracht, o.a. de ervaringen met stallen voorzien van roostervloeren en/of ligboxen, de mechanisatie
en rationalisatie van het werk in de stallen en de toepassing van geprefabriceerde bouwelementen
voor landbouwbedrijfsgebouwen.
Wij volstaan hier met het signaleren van enkele tendenzen;
1. De mechanisatie van het voeren en uitmesten in grupstallen neemt naast het melken in be
tekenis toe. In diverse landen heeft men systemen ontwikkeld, die arbeidbesparend maar vooral
arbeidverlichtend werken. De algemene verwachting was, dat het gebruik van mechanische of
automatische hulpmiddelen bij het transport in de stallen in de naaste toekomst belangrijk groter
zal worden. Dit laatste vooral door sociale motieven en minder uit een oogpunt van rentabiliteit.
2. Niet alleen de aanpassing en de rationalisatie van de bestaande typen stallen vormen een stu
die-object. Duidelijk is gebleken dat men overal in West-Europa experimenteert met nieuwe vor
men van huisvesting. Hiervan zijn met name te noemen de proeven met stallen voorzien van
roostervloeren en/of ligboxen. Hoewel het wellicht nog te vroeg is om conclusies te trekken,
worden de perspectieven met ligboxenstallen gunstig geacht. Met name het principe om zoveel
mogelijk het karakter van de grupstal te handhaven en toch de doorloopmelkstal en de voorraatl
of zelf voedering van ruwvoer te kunnen toepassen, werd aantrekkelijk genoemd. Tot welke
vorm de combinatie grupstal/loopstal zal leiden zal in de komende jaren dienen te worden vast
gesteld.
3. Gezien de snelle en vaak ingrijpende veranderingen in de techniek en de bedrijfsvoering moet de
mate van flexibiliteit van een landbouwbedrijfsgebouw van grote betekenis worden geacht. Wan
neer men daarbij denkt aan de schaarste aan arbeidskrachten in het bouwbedrijf en de verwach
ting van sterk stijgende lonen wint de gedachte veld om fabriekmatig vervaardigde onderdelen
in de boerderijbouw toe te passen. Dat dit een onderwerp van studie en discussie vormt in me
nig land bleek duidelijk.
Hoewel niet verwacht mag worden dat de traditionele bouwwijze geheel zal worden verdron
gen, ligt het voor de hand dat in de naaste toekomst het gebruik van in de fabriek vervaar
digde onderdelen voor stallen en de inrichting daarvan zal toenemen. In verband met de flexi
biliteit en de omstandigheden in de landbouw verdient een bouwsysteem met kleine hanteerbare
en zoveel mogelijk uniforme elementen de voorkeur.
Vooral tijdens de discussies kwam naar voren hoe vruchtbaar het is om kennis te nemen van de
onderzoekresultaten in de diverse landen Het moet dan ook als zeer wenselijk worden beschouwd dat
internationale bijeenkomsten als deze op gezette tijden kunnen plaats vinden. Naarmate Europa groeit
tot een grotere eenheid en de technische en economische ontwikkelingen zich in vevsneM tempo vol
trekken, neemt de betekenis van een contactorgaan als de C. I. G. R. toe. Het ligt in de bedoeling dat
het Instituut voor Landbouwbedrijfsgebouwen in Wageningen t.z.t. een verslag van de bijeenkomst
zal poHEceren.