Wat leert ons het bodemvruchtbaarheidsbedrijf te
Tzummarum?
873
Wisselbouw verhoogt het humusgehalte van de grond
Produk tie vermogen zavelgronden op peil bij voldoende organische niest
VRIJDAG 18 OKTOBER 1963
ALS we de bevolking van de hele wereld bij elkaar zouden brengen op het grondgebied der Ver-
enigde Staten (van Noord-Amerika)dan was de bevolkingsdichtheid daar nog niet zo groot
r .Is heden ten dage in Nederland! In dit licht bezien zijn handhaving en verbetering van de vrucht
baarheid onzer gronden van veel belang. Maar niet alleen de eigen volkswelvaart, ook onze con-
- urrentiekracht is gebaat met een gezond produktie-apparaat, waartoe ook de grond behoort En
ook in het algemeen zal de toeneming van de bevolking van de wereld behoud van de vruchtbaar
heid van goede gronden vragen. Er zijn allerlei oorzaken waardoor de rijkdom van de bodem min
of meer kan afnemen. De geleidelijke vermindering van het productievermogen van de grond over
een reeks van jaren is een verraderlijk proces, omdat men het meestal pas goed bemerkt, wanneer
het al vrij ver gevorderd is en het dan soms jaren vraagt om het opbrengstvermogen van de grond
weer op een goed peil te brengen. Dat is vooral het geval wanneer de achteruitgang van het pro-
duktievermogen het gevolg is van geleidelijke daling van het humusgehalte van de grond. In elk
geval is voorkomen beter dan genezen.
Op verschillende grondsoorten van ons land heeft men na de laatste wereldoorlog zgn. bodem-
vruchtbaarheidsbedrijven gesticht waar de invloed van verschillende manieren en hoeveelheden van
organische bemesting op bodem en gewas wordt nagegaan. Veranderingen in vruchtbaarheid vol
trekken zich in de bodem uiterst langzaam. Als deze een gevolg zijn van veranderingen in gehalte
(of gezondheid) van de organische stof, is dit meestal een kwestie van tientallen van jaren. Een
vergelijking op korte termijn (minder dan 20 jaar) kan dus onmogelijk volledig zijn. wat niet weg
neemt dat op deze bedrijven reeds interessante feiten aan het licht komen.
De meeste bedrijven zijn gelegen op zandgrond, enkele op veenkoloniale grond en behalve de drie
organische-stofbedrijven in de Noordoostpolder ligt slechts één dezer proefboerderijen op zavel.
Over de tot nu toe gevonden resultaten op dit laat ste bedrijf, de boerderij van de heer T. Jorritsma
te Tzummarum zal in dit artikel iets verteld worden. Het bedrijf is circa 8 ha groot, gunstig ver
kaveld en bestaat uit kalkhoudende zavel waarvan de humushoudende bovenlaag circa 40 cm dik is.
De gemiddelde analyse van de grond is, pH-KC 1 7,0; 2,1% humus; 2,0% CaCOa en 23% afslib-
bare delen. De bemestingstoestand betreffende fosfaat, kali en magnesium is ruim. Er worden 68
zeer produktieve melkkoeien gehouden, met bijbehorend jongvee.
ORGANISCHE STOI
OORSPRONKELIJK was het een zgn. gardeniersbedrijf, een in deze streek
veel voorkomende bedrijfsvorm, waarbij de teelt van pootaardappelen een
grote rol speelde. Door de wet op de aardappelmoeheid moest daarin ver
andering komen en werd overgeschakeld op gemengd bedrijf, vooral door aan
leg van kunstweiden. Sinds 1949 is het een proefbedrijf voor organische be
mesting geworden. De percelen zijn in drie groepen verdeeld. Een deel (laten
we het I noemen) krijgt geen organische bemesting maar alleen kunstmest.
Proeven en berekeningen toonden aan, dat ondanks het feit dat geen organi
sche mest wordt gegeven, toch jaarlijks per ha circa 1400 kg organische stof
in de grond achterblijft door stoppel, en wortelresten.
Een ander deel van het bedrijf (II) krijgt zoveel mogelijk organische mest
in de vorm van stalmest en groenbemestingde jaarlijkse toevoeging van or
ganische stof per ha is op circa 2600 kg berekend. Tenslotte is er een deel
rill) waarvan de percelen steeds drie jaar in kunstweide liggen en daarna
drie jaar als bouwland worden gebruikt. Jaarlijks krijgt dit deel 5000 kg per
ha aan organische stof.
Opgemerkt moet worden dat de kunstweiden niet het hele bedrijf „rond
lopen", maar alleen op de percelen van groep III voorkomen. Het spreekt van.
eelf dat deze wijziging van het bedrijf grote invloed op de keuze der gewassen
en op de vruchtopvolging heeft gehad.
Het op dit bedrijf aanwezig blijvende grasland nam iets af. kunstweide
daarentegen sterk toe. De intensieve pootgoedteelt die hier vroeger werd be
dreven, is deels vervangen door suiker- en voederbieten, anderdeels door vlas,
uien, koolzaad en koolrapen, dus gewassen met een meer speculatief karak
ter! De oppervlakte granen bleef ongeveer gelijk.
WELKE INVLOED HEBBEN I>E KUNSTWEIDEN OP HET VERLOOP
VAN HET HUMUSGEHALTE VAN DE GROND
TENGEVOLGE van de schommelingen die er van jaar tot jaar bij de ana-
lysecijfers optreden, is het niet zo gemakkelijk een absolute verandering
in humusgehalten in de loop der jaren aan te geven. Tussen de drie groepen
bestaat echter wél een duidelijk verschil. Het blijkt dat de stijging van het
humusgehalte groter is, naarmate meer organische stof wordt toegevoegd.
Het verschil in stijging tussen de groepen I en II is gering, dat tussen I en
III veel groter. Bij groep III (met veel kunstweide) is de humusvoorraad in
minder dan zeven jaar met 0,5 gestegen. Bij het oorspronkelijke humus
gehalte van 2,4 betekent dit een stijging van 20 De steeds wederkerende
kunstweiden zijn belangrijk voor de toeneming van de humus, al kan die toe
neming natuurlijk niet onbeperkt doorgaan. Om enig vergelijkingsmateriaal
te hebben, heeft men de organische stof uit de zode van kunstweide in waarde
gelijk gesteld met organische stof uit stalmest. Rekenen we het organisch-
stofgehalte van stalmest op 15 dan tonen de gevonden resultaten aan, dat
een eenjarige kunstweide overeenkomt met 50 ton, een twee jarige met 70
ton en een driejarige met 86 ton stalmest per ha. Er zijn echter onderzoekers
die betwijfelen of zelfs ontkennen dat de organische stof van zode en stal
mest gelijk in waarde en werking zouden zijn. Nader onderzoek zal moeten
aantonen of het wel of niet verantwoord is organische stof van zoden van
kunstweiden om te rekenen in organische-stof-hoeveelheden van stalmest en
omgekeerd. Verder hangt het ervan af of de eenjarige kunstweide ingezaaid
is in de herfst of in het voorjaar en natuurlijk in de eerste plaats of de kunst
weide goed of minder goed geslaagd is. Tijdens de groei wordt niet alleen
organisch materiaal aangevoerd, maar ook afgebroken. Uit de stijging van
liet humusgehalte blijkt dat de vorming bij groep III groter Is dan de afbraak.
Tenslotte nog iets over de stalmestgiften op dit bedrijf. De percelen van
groep I kregen in.1950 een gift stalmest, daarna nooit meer; groep II ont
vangt 10300 kg en groep III 5400 kg per ha per jaar. De giften wijken iets
af van de in de betreffende streek gebruikelijke.
STIKSTOFHUISHOUDING
DE verschillen in de voorziening met organische stof deden ook verschillen
in stikstof voorraad van de grond ontstaan, hetgeen allerlei gevolgen had
voor de vruchtwisseling. Het blijkt n.l. steeds duidelijker dat gewassen die
weinig stikstof kunnen verdragen, bij voorkeur op het gedeelte zonder kunst
weiden en wisselbouw geteeld moeten worden.
De afwisseling van drie jaar bouwland mei; drie jaar kunstweide doet de
aan deze uitkomsten ook weer niet te veel waarde hechten, want b.v. bij de
proefbedrijven in de Noordoostpolder komt men tot heel andere resultaten.
Hieruit blijkt weer hoe voorzichtig men met dergelijke gegevens moet zijn;
stikstof rijkdom van de grond toenemen, waardoor een gewas als vlas, dat
weinig stikstof kan verdragen, ook zonder toevoeging van kunstmeststikstof
te zwaar wordt en niet meer op de kunstweidepercelen verbouwd kan worden.
Met tarwe gaat het dezelfde kant uit. Ook erwten en bonen lopen dit gevaar,
maar hier brengen enkele nieuwe rassen uitkomst, terwijl ook peulvruchten
voor de conservenindustrie niet gauw last van te veel stikstof hebben. Hief
zijn dus voldoende uitwijkmogelijkheden. Enige keren werden ook zomer
granen zonder toediening van stikstof erg zwaar. De próefbedrijfshoudee
moest bij enkele gewassen overgaan tot verlaging of zelfs weglating van da
stikstofgift. Uit een proef in 1954 op dit bedrijf is bijv. gebleken dat de be
hoefte aan kunstmeststikstof bij aardappelen met 60 kg per ha werd ver
laagd door een gescheurde driejarige kunstweide. Het is wel duidelijk dat het
bouwplan zich op het wisselbouwgedeelte (object III andere ontwikkelt dan
op dat met akkerbouw. Op het eerste bestaat een duidelijke voorkeur voor
hak vruchten.
De verschillen in verbouwde gewassen en de onzekerheid waarmee voor elk
van de drie groepen een speciale hoeveelheid stikstof kan worden vastgesteld,
maken het zeer moeilijk een strakke vergelijking tussen de drie methoden
van bemesting te maken, maar om toch zoveel mogelijk te weten te komen
werd gedurende enkele jaren elke maand de hoeveelheid opneembare stikstof
in de grond bepaald. Hierbij kwam o.a. aan het licht dat de hoge gehalten in
de grond die door de bemesting ontstaan, al na anderhalf tot twee maanden
weer dalen tot het oorspronkelijke niveau. De aanwezige beschikbare stik
stof wordt snel door het groeiende gewas opgenomen. Ook de mineralisatie
van stikstof, het proces waarbij niet opneembare organische stikstofverbin
dingen worden omgezet in gemakkelijk op te nemen anorganische stikstof,
werd in het onderzoek betrokken. Tussen de drie groepen bleken de verschil
len klein. Toch was er een tendens in de uitkomsten die erop wijzen dat bij
toenemende voorziening met organische stof ook de omzetting van stikstof
intensiever wordt. Het bleek dat de stikstof uit de organische bemesting niet
alleen in het eerste jaar is vrijgekomen, maar ook in het tweede en derde
jaar na het scheuren komt nog veel stikstof vrij. De gescheurde kunstweide
maakt dus dat in alle drie jaren flink op de minerale stikstofbemesting be
spaard kan worden.
De metingen die over de stikstofhuishouding werden verricht, hebben tot
doel een verklaring te vinden voor optredende verschillen in opbrengsten.
STRUCTUUR
DAARNAAST werd elk voor- en najaar de structuur van de grond op de
verschillende percelen beoordeeld. In de prakti jk hoort men vaak verkon -
digen dat kiuistweiden de structuur van de grond verbeteren. Uit de verrichte
onderzoekingen bleek dat de grond tijdens een kunstweidepcriode een ver
dichting ondergaat, waarschijnlijk ais gevolg van dichttrappen door het vee.
Direct na het scheuren blijkt deze verdichting verdwenen te zijn. Samen
vattend kan men zeggen dat de kunstweidepercelen de slechtste structuur had
den, dan volgen de kunstmest percelen, terwijl het bouwland met wisselbouw
(gescheurde kunstweide) en organische bemesting de beste structuur ver
toonde. Kustweide heeft dus zelf een slechte structuur, maar eenmaal op de
kop gezet brengt ze een goede opbouw van de grond teweeg
OPBRENGSTEN
TENSLOTTE moet iets worden verteld over de opbrengsten op dit proef-
bedrijf. Door het grote aantal gewassen en het feit dat de vergelijkings
objecten (nog) te gering zijn, is het ook hier niet mogelijk vergelijkingen te
trekken over de invloed van alleen kunstmest of organische bemesting op de
opbrengst Het valt bij de resultaten vooral op dat bepaalde gewassen de hoog
ste opbrengst geven op de kunstweidepercelen (aardappelen, zomertarwe,
koolzaad) en andere de voorkeur geven aan organische bemesting zonder
kunstweiden (wintertarwe, zomergerst, erwten, vlas), terwijl er tenslotte
een groep is die op de percelen met alleen kunstmest de beste opbrengsten
haalt (suiker- en voederbieten, haver, tuinbonen, lijnzaad). Toch moet men
(Zie verder pagina 879),