PLAATGRONDEN
Landbouwkundige verbetering mogelijk
Schematisch profiel van schor- en plaatgronden
plaatgrond
50-
diepe
ondiepe
55?
zavel of klei
zand
Korte wenken
V-B IJ DAG 18 OKTOBER 196.
diepte schorgrond
-mv
0
80
5?
7
ONDER auspiciën van de Stichting „Provinciaal Onder
zoekcentrum voor de Landbouw in Zeeland" is door
een werkgroep, ingesteld door de „Commissie Waterbe
heersing en Ontzilting" een rapport uitgebracht, waarin
een basis is gelegd voor het verstrekken van adviezen be
treffende de mogelijke verbeteringsmaatregelen op het ge
bied van de waterhuishouding van plaatgronden.
In het rapport zijn de verdrogende profielen in de
gehele provincie Zeeland betrokken, waarbij vooral aan
dacht wordt geschonken aan de klei-op-zand-profielen met
een kleidek van minder dan 80 cm, de z.g. plaatgronden,
daar deze gronden de belangrijkste oppervlakte van de
verdrogende gebieden innemen.
Het rapport is geïlustreerd met foto's en grafieken en
bevat een overzichtskaart van de plaatgronden in Zeeland.
Belangstellenden kunnen een gratis exemplaar aanvragen
bij de secretaris van de Commissie Waterbeheersing en
Ontzilting, Westsingel 58 te Goes.
DE werkgroep, waarin vertegenwoordigers van de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst, de Cultuurtechnische Dienst, het Proefstation voor de
Fruitteelt in de volle grond, de Stichting voor Bodemkartering en het Insti
tuut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding zitting hadden, begint haar
rapport met een overzicht van de aard van de in Zeeland voorkomende plaat
gronden. Het blijkt verder dat de oppervlakten aan potentiëel verdrogende
gronden niet gering te noemen zijn. Zo vindt men in Zeeland een oppervlakte
van 15.960 ha diepe plaatgronden (kleidek tussen 50 en 80 cm), 7620 ha on
diepe plaatgronden (kleidek minder dan 50 cm), 6700 ha dekzandgronden
en 1580 ha duinzandgronden. Totaal zijn dit dus bijna 32000 ha gronden waar
van de profielen als droogtegevoelig kunnen worden aangemerkt.
De werkgroep heeft voor 400 ha verdrogende plaatgrond in Zeeuwsch-
Vlaanderen aan de hand van opbrengstschattingen verricht geduren
de de jaren 1957 tot 1961 een jaarlijkse gemiddelde opbrengstde
pressie geraamd van 250.000,Hierin zijn behalve de opbrengst
depressie in kilogrammen ook de lagere handelswaarden (gemiddeld
12J/z% van de bruto-geldopbrengst) verdiskonteerd.
UIT het rapport blijkt dat de hoeveelheid vocht, die voor een gewas op
plaatgrond beschikbaar is, afhankelijk is van de dikte van het kleidek,
het slib- en humusgehalte en de grondwaterstand. Een grondwaterstandsver
hoging zal alleen dan resultaat hebben indien het grondwater of liever
het daaruit opstijgende capillaire water binnen het bereik van de planten
wortels komt. Daar aanvoer van zoet water voor het opzetten van het grond
water in Zeeland thans niet mogelijk is, heeft de werkgroep nagegaan wat
met een vroegtijdig stuwen van dergelijke gronden te bereiken zou zijn. In
samenwerking met het waterschap „Het Vrije van Sluis" werden hiervoor
een aantal stuwproeven opgezet, waarvan de proef in de Helenapolder in het
rapport nader wordt uitgewerkt. Het resultaat was dat de plantenwortels ge
durende een langere periode uit het grondwater kunnen putten, waardoor een
gemiddelde opbrengstvermeerdering van ruim 15 °/o werd bereikt.
IS deze proef erop gericht het water naar de wortels te brengen, met een
aantal andere proeven heeft de werkgroep getracht de plantenwortels
meer naar het water te brengen. Als gevolg van mechanische weerstanden
kan een plantenwortel de scherpe grens tussen klei en zand doorbreken.
De plant is dan aangewezen op de hoeveelheid vocht in de kleilaag. Is deze
laag dun dan is de vochtvoorraad vaak te snel uitgeput. Verbetering is te
verwachten wanneer de doorwortelbare laag dikker gemaakt wordt. Dit is te
bereiken door de klei te mengen met een laag van het onderliggende zand,
met behulp van mengspitten, mengploegen, mengwoelen of mengfrezen. Aan
de hand van berekeningen komt het rapport tot een overzicht van de toe te
passen mengdiepten, waartoe men bij klei- en zavel!agen van verschillende
dikte bij bepaalde grondwaterstanden zou moeten gaan om het gewenste re
sultaat te bereiken. Een grens wordt aan de mengdiepten gesteld door het
slibgehalte van de gemengde grond. Stuifgevaar bij een zandige bovengrond
treedt n.l. op bij een slibgehalte van 13% en minder. De theoretische be
schouwingen zijn getoetst aan de hand van laboratoriumproeven en proef
veldresultaten.
De werkgroep komt dan tot de conclusie dat het mogelijk is de vol
gens de theorie te verwachten veranderingen in de waterhuishouding
als gevolg van het verdiepen van plaatgronden te voorspellen. Ook de
fruitteelt is door de werkgroep in haar onderzoek betrokken. Hoewel
de duur van het onderzoek hier eigenlijk nog te kort was om een defi
nitieve uitspraak te doen, zijn de resultaten toch wel zodanig, dat de
hogere producties het mengen economisch verantwoord zullen doen
zijn.
Ir. H. BOS.
OP bedrijven waar de organische bemesting
minder urgent is kunnen de bietenkoppen
goed apart verzameld worden en alleen het blad
ondergeploegd. Het is mogelijk aan de trekker een
oofklapper te laten maken en het machinaal rooi
en de bietenkoppen apart in een verzamelbak op
ie vangen. De kosten van de ombouw zijn door de
opbrengst van de koppen weer gauw terugver
diend.
FAN de maaidorser is dit jaar wel het uiterste
gevergd voor het bergen van de oogst. Mis
schien hebt u deze kostbare machine daarna zon
der meer in de schuur gereden. Het is zeker no
dig de V-riemen te ontspannen, het mes te ver
wijderen en de blanke delen met roestwerende
olie in te smeren. Zo u dit nog niet deed, wellicht
kunt u tijdens een regendag hier nog tijd voor vin
den,
JT7ILT u er nog wel om denken: Het is ver-
keerd tarwe in te zaaien in slempige, te
fijn liggende grond die vooraf niet is geploegd.
Alleen bewerken met de kultivator en daarna in
zaaien heeft dikwijls mislukking van de tarwe tot
gevolg. Ga daarom steeds het tarweland eerst
ploegen en maak het niet te fijn voor u gaat zaai
en. Een te dunne opkomst kan hiermee voorkonten
worden
TfOERT u uw koeien zonder dat u weet hoe-
veel u geeft? Dat is dan zeker niet verstan
dig. Het voor de aanstaande winterperiode gewon
nen ruwvoeder moet zo doelmatig mogelijk, aan
gevuld met krachtvoer, aan het vee verstrekt wor
den. Sluit u voor het berekenen van de rantsoe
nen aan bij een veevoederkern. U kunt zich hier
voor opgeven bij uw rayonassistent.
T? EN vakkundige opleiding van de arbeider is
niet aleen voor hemzelf maar ook voor de
boer in toenemende mate van betekenis. Toon ook
van uw kant uw belangstelling voor de opleiding
van uw arbeider door middel van een kursus. Een
woord van de boer: ,.ls dit ook iets voor jou?'' kan
al voldoende zijn om de arbeider naar een kursus
te doen gaan.
TT ET gebeurt vaak, dat jongvee van verschil-
lende leeftijden los bij elkaar in de stal
wordt gebracht. Het is raadzaam de dieren te
spïltsen in groepen met ongeveer dezelfde leef
tijd, omdat vooral de oudere de jonge dieren hin
deren. De groei en ontwikkeling van de jongere
dieren is dan beter.
P bijna alle veeloze bedrijven is een groot
gebrek aan organische bemesting. Het bie
tenblad brengt per ha ongeveer 5000 kg droge
organische stof in de grond, zodat u dit niet moet
verkopen, maar onderploegen. Bovendien ontstaat
met het wegrijden van het blad veel rijschade en
structuurbederf aan de grond.
l\/f ACH1N AAL bieten rooien is geen snelheids-
race. Door snel te rijden breken veel bieten
in de grond af en worden de bieten door het kop-
apparaat scheef gedrukt waardoor scheef wordt
gekopt. Stel het kopapparaat goed af, zodat niet te
diep. maar ook niet te ondiep wordt gekopt. Te
diep kovrten geeft onnodig verliezen maar te on
diep koppen vergroot het percentage koptarra.
"f in het voorjaar het land voor bieten goed te
kunnen klaarmaken is het nodig met het
ploegen te letten op een goede grondlegging. Pro
beer de ploegsneden goed te doen aansluiten en
voorkom het ontstaan van grote gaten. Onregel
matig ploeg werk waarin bovendien veel gaten
voorkomen, geeft in het voorjaar bij het zaai-
klaar maken veel extra werk.
TT TANNEER U wintertarwe gaat zaaien kijkt
U toch zeker niet alleen naar de opbrengst,
die het gekozen ras op de proefvelden heeft ge
geven Let er ook op of het ras wel geschikt is
voor de grond waarin U de tarwe wilt zaaien.
TJOE meer hoe beter is zeker niet van toepas-
sing bij het voeren van bietenblad aan uw
melkkoeien. Geef vooral het melkvee in het begin
niet teveel. U kunt de hoeveelheid geleidelijk wat
opvoeren maar nooit teveel ineens. Hiermee voor
komt U een sterke verlaging van de melkgift, het
goede voer wordt tenvolle benut en er vallen geen
slachtoffers.