Bijdragenwet Deltawerken VRIJDAG 18 OKTOBER 1963 .Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouwenVeeteelt in Zeeland Flonkering bij abonnement: Temeuzen 51e Jaargang No. 27055 De heer P. J. J. Dekker voorzitter van de Zeeuwsche Poltïer. en Waterschapsbond. Op de jaarvergadering van de Zeeuwsche Polder- en Waterschapsbond te Kortgene heeft de Voorzitter de heer P. J. J. Dekker in zijn openingsrede uitvoerig aandacht ge schonken aan de Bijdragen wet Deltawerken. Gezien het belang van de door de heer Dek ker besproken zaken nemen wij zijn rede praktisch geheel op deze en de pag.'s 876 - 877 en 879 op. Kort samengevat stelde de heer Dekker de volgende actuele vraagstukken voor onze waterschappen vast: 1. Het wetsontwerp „Bijdragenwet Delta werken". We moeten de totstandkoming van dit wetsontwerp ernstig helpen be vorderen met inachtneming van de amen dementen welke naar onze overtuiging hierop moeten worden ingediend. 2. De noodzakelijkheid van een financiële regeling in de geest van de Algemene Bij dragenwet waarvan voorheen sprake is geweest al of niet geïncorporeerd in een financiële regeling die op alle water schapsuitgaven betrekking heeft. Een dergelijke voorziening zou tevens dienstbaar kunnen worden gemaakt aan de vervanging van de wet van 19 juli 1870. Bovendien zou zij een oplossing kun nen bieden voor het door het arrest van de Hoge Baad geschapen probleem van het wegvallen van de gemeenten als be lastingobject voor de waterschappen. 3. De kwestie of het wetsontwerp dat een uitbreiding beoogt van het gemeentelijk belastinggebied voor de waterschappen aanvaardbaar is. Voor de volledigheid wil ik hier dan nog aan toevoegen: a. de Wet Uitkeringen Wegen waar de waterschappen reeds enkele jaren met verlangen naar uitzien daar verwacht wordt dat deze wet ertoe zal bijdragen de financiële lasten der waterschappen voor het wegenonderhoud te verlich ten. Het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer op dit wetsontwerp is op 8 november 1961 verschenen. Thans is het wachten op de Memorie van Ant woord van de minister. b. De Consequenties voor de waterschap pen van de inwerkingtreding van de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechte lijke Lichamen. Het is van het groot ste belang dat de waterschappen hun uitgaven voor de Deltawerken kunnen blijven financieren met kort geld zo lang zij niet tot consolidatie van hun vlottende schuld kunnen overgaan doordat de waterschapsbesturen niet weten hoe hoog de definitieve bijdrage- percentages in de kosten van de Delta werken zullen zijn. c. De wijziging van de wet Gemeenschap pelijke Regelingen die tot doel heeft de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen een wettelijke basis te geven. VERSCHEIDENE malen heb ik op onze Algemene Vergadering blijk ge geven van ongerustheid en mijn teleurstelling uitgesproken over het uit blijven van de financiële regelingen als bedoeld in artikel 5 van de Deltawet. In onze vergadering te Zierikzee, nu precies een jaar geleden, heb ik er op gewezen, dat het uitblijven van de Bijdragenwet Deltawerken afbreuk dreig de te doen aan de zelfwerkzaamheid van de waterschappen en mogelijk zou kunnen leiden tot een passief afwachten van een positieve daad van de rijksoverheid, terwijl bij de waterschappen, die desondanks toch met de dijksverzwaringen zijn begonnen, twijfel was gewekt over de van regerings zijde gedane erkenning, dat uit een oogpunt van goed bestuursbeleid van het rijk en de waterschappen de Bijdragenwet Deltawerken spoedig zou moeten volgen op de hoofdwet, n.l. de Deltawet. Eindelijk ben ik dan nu in staat om na een lange periode van afwachten en onzekerheid gewag te maken van het feit dat de wetgevende arbeid van de Regering tot het resultaat heeft geleid, dat op 29 april van dit jaar het wets ontwerp Bijdragenwet Deltawerken bij de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal is ingediend. Na het tijdstip van het totstandkomen van de Deltawet op 8 mei 1958 zijn dus nu 5 jaar verstreken. Hoewel het geduld van de water schapsbestuurders bijzonder lang op de proef is gesteld, stemt het thans toch wel tot voldoening, dat de tijd nadert dat wij definitief zullen weten wat de uiteindelijke financiële consequenties zullen zijn van de dijksverhogingen en de aanpassingswerken. Het wetsontwerp is thans het onderwerp van grondige studie in onze wa terschapskringen. Het bestuur van de Zeeuwsche Polder- en Waterschapsbond heeft zijn visie over de inhoud van het ontwerp reeds kenbaar gemaakt aan het bestuur van de Unie van Waterschapsbonden en wel in de vorm van een rapport, dat aansluit op een door de Directeur van de Unie ter informatie toegezonden nota. Voorts zal op 18 oktober a.s. te Utrecht een door het Uniebestuur belegde vergadering worden gehouden met de bij het wetsont- jwerp belanghebbende waterschappen om tot een gemeenschappelijk oordeel te kunnen komen. Het is de bedoeling dat daarna het bestuur van de Unie in een adres aan de Tweede Kamer het standpunt van de waterschappen nader kenbaar zal maken. In het bestek van dit openingswoord is het mij niet mogelijk het wetsont werp tot in alle details te bespreken. Ik wil mij dan ook beperken tot de belangrijkste punten. ZEKERHEID IN WETSONTWERP BIJDRAGEN WET DELTAWERKEN De Deltawet, de hoofdwet dus, geeft slechts in grove trekken aan op welke wijze de kostenverde ling van de deltawerken zal plaats hebben en bepaalt, dat de kosten van de rijkswerken door hel Rijk worden gedragen „behoudens aan anderen krachtens afzonderlijke wet op te leggen bijdragen" en voorts, dat in de kosten van de niet door het Rijk uitgevoerde werken van rijkswege een bijdrage kan, ik herhaal „kan" worden verleend volgens bi.j of krachtens afzonderlijke wet te stellen, regelen! Met deze afzonderlijke wet wordt bedoeld de Bijdragenwet Deltawerken. Het woordje „kan" in de Deltawet suggereert, dat de rijksbijdrage een facultatief karakter zou dra gen. In de memorie van antwoord op de Deltawet verklaarde de minister echter, dat dit niet bedoeld was voor de werken ter versterking van de hoogwaterkeringen maar dat dit sloeg op de aanpassings werken. Hij verklaarde zich hierover nader met de motivering dat de aanpassingswerken in bepaalde gevallen tevens aanmerkelijke economische voordelen voor de ingelanden van de betrokken water schappen zouden kunnen opleveren en had daarbij op het oog een verbeterde waterhuishouding. De twijfel is thans echter geheel weggenomen want in het wetsontwerp Bijdragenwet is het woord je „kan" vervangen door „wordt" zowel voor de aanpassingswerken als voor wat betreft de verster king van de hoogwaterkeringen, m.a.w. ieder die volgens de gestelde regelen deltawerken, uitvoert heeft aanspraak op een rijksbijdrage. Dit betekent dus éen' ver beier iny en een voliëdige zekerheid. In de periode tussen het totstandkomen van de Deltawet en het indienen van de Bijdragenwet Del tawerken zijn verschillende dijkverbeteringen uitgevoerd. De voorfinanciering van deze werken heeft plaats gehad door middel van rijksvoorschotten op basis van de bekende formule 6040. Dit betekende dat de waterschappen een rijksvoorschot ontvingen van 60%: a. in de aannemingssom van de werken; b. in de aankoopkosten van de gronden, benodigd voor de dijksverzwaringen, waarvoor de schattin gen verricht zijn door de Centrale Commissie voor de Onteigenjngsvergoedingen te Rotterdam; c. in de kosten van het grondmechanische en geologisch onderzoek, dat aan elk werk dient vooral te gaan; d. in de kosten van eventueel meerwerk; e. in de kosten van de materialen, welke door de waterschappen beschikbaar worden gesteld aan d< aannemers, zoals betonblokken en -banden etc. Voor de waterschappen bleef derhalve als aandeel in de voorfinanciering over 40% van de juist ge noemde kosten en in de gevallen dat zij zelf de plannen voorbereidden en onder eigen directie uit voerden bovendien nog de volledige bijkomende kosten zoals die van voorbereiding, aanbesteding, toezicht op de uitvoering enz. Indien echter de voorbereiding en de uitvoering werd opgedragen aan een ingenieursbureau werd op de kosten daarvan eveneens een voorschot van 60% verstrekt. Aan de bezwaren van deze wijze van voorfinanciering is sedert het einde van vorig jaar tegemoet gekomen. Toen werd n.l. toegestaan om de rentelasten van de door de waterschappen voorgefinan cierde kosten op de bouwrekening der werken bij te schrijven. Deze rentebijschrijving heeft tot ge volg, dat de rentelasten, verband houdende met de deltawerken, voorlopig niet meer drukken op de gewone dienst van het waterschap en dus het geschot niet meer beïnvloeden. Ongeveer een maand geleden ontvingen de waterschappen het bericht, dat het voorschotpercentage is verhoogd van 60 tot 75, zodat voor het verschil van 15% aanvullende declaraties kunnen worden ingezonden. Ook in de wijze van voorfinanciering van de aanpassingswerken, welke een gevolg zijn van de af sluiting van zeearmen, zoals b.v. op Noord-Beveland, waar vier gemalen door het waterschap Noord- Beveland moesten worden gebouwd, is een grote verbetering gebracht. Moest voorheen 40% van de kosten door de waterschappen worden voorgefinancierd, sedert 31 januari van dit jaar is voor deze categorie van aanpassingswerken het rijksvoorschotpercentage op 100 gesteld. (Zie verder pag. 876 en 877)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 1