Gesprek over prijsbeleid
Begroting
Landbouwschap
1964
847
ONDER MEER BELANGRIJKE VERHOGING SUIKERBIETENPRIJS BEPLEIT.
Wist L dat...?
VRIJDAG 11 OKTOBER 1963
UOLGENS voorschrift van de Wet op de Be-
drijfsorganisatie moet het dagelijks bestuur
van het Landbouwschap ieder jaar voor 1 oktober
de ontwerp-begroting voor het volgende jaar aan
het bestuur aanbieden. Daarom is maandag 30 sep
tember het ontwerp toegezonden aan de leden van
het bestuur. Tevens is de ontwerpbegroting ter
inzage gelegd op het kantoor van het Landbouw
schap en is zij ook algemeen verkrijgbaar gesteld.
Als U dus dit ontwerp aanvraagt, zendt het
Landbouwschap U deze toe. Baar een begroting
veelal groot en moeilijk leesbaar is heeft het Land
bouwschap de laatste jaren de gewoonte als bro
chure een korte samenvatting te geven, die gemak
kelijker te lezen is.
Lr zal nog wel enige tijd overheen gaan voor
deze brochure verschijnt. Het dagelijks bestuur
heeft nu een ontwerp aangeboden aan het bestuur.
Het wordt pas een echte begroting als het bestuur
dit ontwerp heeft behandeld en goedgekeurd. Van
zelfsprekend is het bestuur vrij om in dit ontwerp
nog veranderingen aan te brengen. De behandeling
van de ontwerp-begroting door het bestuur zal
plaats hebben in de eerstvolgende openbare ver
gadering, die gehouden zal worden op woensdag
23 oktober a.s. Daarna gaat de begroting naar de
Sociaal-Economische Raad, die als hoogste orgaan
van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie zijn
goedkeuring eraan moet hechten. Pas als dat ge
beurd is, staat de begroting van het Landbouw
schap voor het jaar 1964 helemaal vast. Met het
samenstellen van de brochure wordt daarom ge
wacht tot de goedkeuring door de SER heeft plaats
gehad.
Meestal vertoont een dergelijke begroting van
jaar tot jaar ongeveer hetzelfde beeld. De veran
deringen die erin voorkomen bestaan veelal uit
automatische verhogingen, omdat nu eenmaal vele
zaken steeds duurder worden. Dit jaar echter heeft
het bestuur een speciale commissie ingesteld, die
als opdracht heeft gekregen de begrotingen van de
vorige jaren post voor post door te lichten en na
te gaan of de begroting evenwichtig in elkaar zit.
De commissie moest onder meer nagaan of som
mige posten vergeleken met de andere niet te hoog
of te laag waren vastgesteld. Het spreekt vanzelf,
dat de commissie eveneens als opdracht had te on
derzoeken of er op verschillende posten bezuinigd
zou kunnen worden.
Vergeleken met vorige jaren- vertoont dit ont
werp dan ook een iets ander beeld. Allereerst
wordt voorgesteld de grens beneden welke geen
algemene heffing wordt opgelegd te verhogen van
zes gulden tot tien gulden. Ook is er een voorstel
om het aantal hennen en eenden waarvoor geen
heffing zal worden opgelegd te verhogen van 400
Stuks tot 1000 stuks. Als het bestuur hiermee ak
koord gaat zou dit dus betekenen dat iemand
wiens heffing minder zou bedragen dan tien gul
den, geen aanslag krijgt. Ook iemand die minder
dan 1000 hennen of eenden houdt zou voor dit
pluimvee niet hoeven te betalen. Houdt hjy er
meer, dan moet hij voor alles betalen. Indertijd
heeft de SER eens een rondschrijven doen uitgaan
naar alle bedrijfslichamen, waarin de raad gegeven
werd de allerlaagste heffingen niet te innen' en
beneden een bepaald bedrag geen aanslag op te
leggen. Het Landbouwschap heeft van het begin
af deze stelregel uit zichzelf reeds toegepast en de
onderste grens in de loop van de jaren al een paar
maal verhoogd. Thans ligt er dus een voorstel ter
tafel om deze grens weer te verhogen.
Een andere post die aanzienlijke verschillen ver
toont met de voorgaande jaren, wordt gevormd
door de subsidies. Een aantal subsidies dat vroe
ger betaald werd uit de algemene heffing, is nu
overgebracht naar de zogenaamde bestemmings
heffingen. Verder stelt het dagelijks bestuur voor
een aantal subsidies af te schaffen of geleidelijk
aan te verminderen. Ook het vergaderschema van
de hoofdafdelingen, afdelingen en commissies is
door de speciale commissie onder de loep genomen;
ook daar worden thans een aantal bezuinigingen
voorgesteld. Hetzelfde is gebeurd met het secreta
riaat en het administratieve apparaat. Uit dit alles
volgt wel, dat de gelden van het Landbouwschap
met de uiterste zorg worden beheerd.
De gelden voor de gewone dienst van de begro
ting komen voor het overgrote deel uit de alge
mene heffingen. De gewone dienst sluit met een
bedrag van ƒ7.495.935. Hiervan komen ƒ6.400.000
uit de algemene heffingen. BU de opbrengst van
deze algemene heffingen speelt de contributie
aftrek een belangrijke rol. Zonder deze aftrek zou
de opbrengst ƒ9.995.250 bedragen. Hieruit volgt
dus dat de contributie-aftrek voor de georganiseer -
den ruim drie en een half miljoen bedraagt, of om
precies te zijn ƒ3.595.250.
Na de behandeling door het bestuur zullen we
nog wel die gelegenheid hebben op een en ander
terug te komen. Ook als de brochure over deze be
groting klaar is, zullen wij dit publiceren, zodat
belangstellenden dan zulk een brochure kunnen
aanvragen.
I\E minister van Landbouw heeft afgelopen week wederom het Landbouwschap in de gewone maan
delijkse audiëntie ontvangen. Sedert zijn ambtsaanvaarding eind juli 1963 was dit het vierde of
ficiële onderhoud van de nieuwe minister met het Landbouwschap.
Het hoofdthema van de besprekingen vormde het prijsbeleid zowel voor het lopende jaar afcs voor
het volgende jaar in samenhang met de moeilijkheden in de landbouw.
Ditmaal kwam allereerst aan de orde het melkprijsbeleid november 1962/november 1963. Overeen
stemming is bereikt over de correctie van de industriemelkwaarde 1961/1962, die als basis heeft ge
diend voor de vaststelling van de toeslag op de industriemelk voor het lopende jaar ten bedrage van
6,30 per 100 kg. Deze correctie is bepaald op 0,30 per 100 kg industriemelk. De regering heeft nog
geen beslissing genomen over het bedrag, dat naar het oordeel van het Landbouwschap extra boven
deze correctie dient te worden verstrekt ter tegemoetkoming in de slechte bedrijfsuitkomsten over het
afgelopen jaar. Het Landbouwschap verzocht de minister te bevorderen dat de nabetalingen over het
bijna verstreken melkprijsjaar gezien de acute nood, ten spoedigste zouden worden uitgekeerd.
VOORTS kwam aan de orde het voorstel van de minister om de aanvang van het melkprijsjaar te
verschuiven van november naar april. In dit voorstel zou het tijdvak november 1963/april 1964
gelden als een afzonderlijke periode. Het Landbouwschap heeft zijn bereidheid getoond hieraan mede
te werken, mits deze interimperiode niet gekoppeld wordt aan het thans lopende melkprijsjaar en mits
de beleidsmaatregelen voor deze periode een aanzienlijke verbetering van de rentabiliteit van de
melkveehouderij tot gevolg zullen hebben. De minister heeft toegezegd het melkprijsjaar 1962/1963
per 2 november a.s. af te sluiten en vóór de interimPeri°de november 1963/april 1964 een afzonder
lijk zuivelfonds in te stellen.
Het Landbouwschap stelt zich voor in de loop v^n de volgende week gedetailleerde voorstellen aan
de minister voor te leggen betreffende de gewenste hoogte van de verrekenprijs en de toeslag op de
industriemelk.
In het overleg met de minister is ook van gedachten gewisseld over de te verwachten algemene ont
wikkeling van hef loon- en prijsbeleid en de consequenties hiervan voor de land- en tuinbouw.
Wat de akkerbouw betreft heeft het Landbouwschap gepleit voor een belangrijke verhoging van
de suikerbietenprijs voor oogst 1964. Een dergelijke verhoging is niet alleen noodzakelijk ter verbete
ring van de rentabiliteit van de bedrijfsvoeringmaar zal tevens moeten dienen ter stimulering van
een uitbreiding van het areaal dat de laatste jaren sterk is teruggelopen.
Onder de huidige omstandigheden moet door ons land dure suiker uit het buitenland worden inge
voerd, terwijl deze suiker goedkoper in Nederland zelf kan worden geproduceerd. Wanneer een forse
verhoging van de suikerbietenprijs leidt tot een produktie waarmee in de nog steeds stijgende binnen
landse behoefte kan worden voorzien, kan tevens worden bereikt, dat de aanwezige agrarische en in
dustriële produktiecapaciteit intensiever wordt gebruikt. Dit leidt op zichzelf weer tot een verlaging
van de verwerkingskosten. Ook de minister bleek van mening dat het zeer gewenst is te komen tot
een uitbreiding van het suikerbietenareaal. Het overleg over de daartoe noodzakelijke prijsverhoging
en over de nadere uitwerking van de suikerregeling zal op korte termijn worden voortgezet.
HET Landbouwschap heeft aandacht gevraagd voor de deloyale concurrentie op de pootaardappel-
markt, doordat Frankrijk thans ook naast een exportsubsidie op de consumptie-aardappelen, een
exportsubsidie op de pootaardapelen verleent. Het Landbouwschap en het Bedrijfschap voor de Poot-
aardappelhandel hebben gezamenlijk aan de minister concrete voorstellen voorgelegd voor het treffen
van tegenmaatregelen.
Verder is met de minister van gedachten gewisseld over de invoer van slachtpluimvee in de E. E. G.
Ook heeft het Landbouwschap geïnformeerd naar het standpunt van de overheid omtrent de uitbe
taling van de melk naar hygiënische kwaliteit. Dit had met name betrekking op een eventuele koppe
ling van de uitkering van de melkprijstoeslag uit het L. E. F. aan de uitbetaling van de melk naar
hygiënische kwaliteit in het komende melkprijsjaar. De minister deelde mede, dat zijn beslissing op
korte termijn te verwachten is.
HET moeilijk en gevaarlijk is om een exact antwoord te geven op de vraag wat de grond waard
is De grond heeft meerdere aanwendingsmogelijkheden. Men kan er akkerbouwgewassen op
telen; veehouden, een fruitteeltbedrijf uitoefenen, gebouwen op stichten, ze voor recreatiedoelein
den gebruiken enz. Elk van deze aanwendingsmogelijkheden heeft invloed op de waarde. Ik wil mij
thans eens bezighouden met de eerstgenoemde twee bestemmingen die men aan de grond geven kan
en dus letten op de waarde van de landbouwgrond in meer beperkte zin.
Een vorige week schreven wij dat de waarded.w.z. de opbrengstwaar de van de grond, bepaald
wordt door de waarde van de oogst.
Natuurlijk moet men dan rekening houden met een gemiddelde voor een niet al te korte reeks
van jaren.
Stel voor, een bepaald stuk grond heeft over een reeks van jaren een overschot opgeleverd van
f2.000,per jaar. Laten we aannemen dat ook de eigen arbeid van de boer en zijn gezin in reke
ning is gebracht, maar geen rente van het in de grond geïnvesteerde vermogen. Wat is dan
de waarde, hier dus de opbrengstwaar de van de grond
vraag die hiervoor in de allereerste plaats moet worden beantwoord is, met welke rentevoet
U moet worden rekening gehouden. Stel voor dat voor solide geldleningen b.v. aan StaatProvin
cie, Gemeente of Waterschap een rentevoet van 4 geldt. Wie dan zijn vermogen in landbouwgrond
belegt en deze grond zelf gaat expoliteren, loopt t.a.v. de opbrengst meer risico dan hij die staatsobli
gaties koopt. Dat is de ene zijde van de medaille, maar hij heeft ook de kans meer te verdienen dan
deze 4 dat is de andere zijde.
Laat ik aannemen dat men bereid is zijn geld in landbouwgrond te beleggen als men ge
middeld 5 rendement maakt. Voor een stuk land dat een overschot laat van f 2.000,per jaar, zal
men dan als opbrengstwaarde berekenen de gekapitaliseerde jaarlijkse opbrengst. Op 5 -basis be
draagt deze
100
-<x f 2.000 40.000. Immers 5 van f 40.000 is f 2.080.
5
Beslissend is nu de vraag voor de candidaat-koper welke opbrengst hij van de te kopen grond
denkt te kunnen maken.
TIET zal duidelijk zijn dat we hier een zeer lastig punt aansnijden, wat ook tegenwoordig een zeer
betekenende rol speelt. Ik bedoel, dat wat A. uit de grond weet te halen, voor B. onbereikbaar
is. Ondernemerskwaliteiten spelen hier sterk mee.
Maar ook hiermee zijn we er niet. A. is wellicht tevreden met een verwacht rendement van 4
terwijl B. mogelijk 5 als eis stelt, maar er is nog meer.
Twee ondernemers kunnen als boer van gelijke kwaliteit zijn en een gelijke rendementseis stellen
en toch tot een totaal andere waardering van een bepaalde kavel grond komen.
Stel voor, A. is exploitant van 40 ha bouwland en B. exploitant van 10 ha. Een grote boer en een
kleine boer dus, als we alleen op de oppervlakte letten.
Nu wordt een kavel grond verkocht van 10 ha die zowel voor A. als voor B. zeer gunstig gelegen
is. Beiden behoeven echter beslist niet tot eenzelfde waarde- en prijsbepaling te komen, maar hier
over volgende maal nader.
MEIJERS.