Wist dat....
DE RASSENKEUZE BIJ WINTERTARWE
829
WELK PEIL
GROOT VERTROUWEN
NEDERLANDS VERZET
TEGEN EXPORTTOESLAGEN OP
CONSUMPTIE-AARD APPELEN
VERHOGING TARIEVEN
ONDERZOEKINGEN
RIJKSLANDROUWPROEFSTATION
MAASTRICHT
VRIJDAG 4 OKTOBER 1963
ZO hier en daar is in de memorie van toelich
ting: op de nieuwe landbouwbegroting; het. een
en ander te lezen over het vleesbeleid. Zo Ls er
4,miljoen uitgetrokken om bij incidentele grote
aanvoeren van slachtvee, als gevolg van bijvoor
beeld slecht weer, aanvullende maatregelen te ne
men ter ontlasting van de markt. Het is duidelijk
wat hiermee door de Minister van Landbouw be
doeld wordt. Daarvoor zegt de Minister dat stabi
lisatie van de rundvleesprijzen op een redelijk peil
zo veel mogelijk dient te worden bevorderd, om
een verschuiving van de produktie in de richting
van de zuivel te voorkomen en om een redelijke
bestaansmogelijkheid in de landbouw te bevor
deren.
Deze vier miljoen doet ons maar wat pril en
schamel aan. Temeer wanneer men in de M. v. T.
ergens anders leest dat het rundvee, dat de boeren
tussen mei '62 en mei '63 verkochten, aanzienlijk
minder opbracht dan in het voorgaande jaar het
geval was; dit scheelde n.l. volgens het ministerie
ƒ74,per ha. Een bedrag overigens dat ons zeer
juist voorkomt gezien ook elders opgezette schat
tingen.
We exploiteren in ons land 1.350.000 ha grasland
X 74,100.000.000. Als deze nood weer aan
de man zou komen denkt het ministerie dit te
kunnen bestrijden met vier miljoen gulden.
D.
WIJ willen nog even dieper ingaan op deze 4
miljoen. Toen n.l. in de onlangs gehouden
Vergadering van het Produktschap voor Vee en
Vlees van landbouwzijde geïnformeerd werd hoe
de minister dacht een redelijk peil te kunnen hand
haven zonder een enkele cent, want die 4 miljoen
Is alleen te gebruiken wanneer calamiteiten drei
gen, en wat dan wel als redelijk peil gezien wordt,
antwoordde de heer De Veer dat het Ministerie
blijkbaar een groot vertrouwen in het P. V. V. stelt
en verwacht dat het Produktschap met maatregelen
ta.v. de in- en uitvoer voor de rundvleessector een
redelijk prijspeil kan bewerkstelligen.
Zou het niet zo zijn, zo vragen wij ons af dat
ons 3Iinisterie de oplossing van een E. E. G.-rege
ling afwacht. Dat is gemakkelijk, kost weinig en
misschien mogen de koeien net als de varkens dan
ook met de E. E. G.-regelingen mee.
Hoe het ook zij, met dergelijke vaagheden in
ons Haagse beleid is de veehouderij niet gediend.
Men wil blijkbaar nog steeds ons rundvleesbeleid
dienstbaar maken aan een ondersteuning van ons
zuivelbeleid. Dit niettegenstaande in de M. v. T.
te lezen staat dat door een actief markt- en prijs
beleid, in nauw overleg met het Landbouwschap
en de produktschappen, gestreefd zal worden naar
een redelijke bestaansmogelijkheid voor de boeren.
Het komt ons voor dat de minister toch wel een
zeer grote optimist is om te menen dat het P. V. V.
zo kan goochelen dat door een premie van, zo
nodig, vier miljoen het risico van een nadeel op
het rundvlees van 100.000.000, gelijk aan circa l'/j
cent per liter melk ontlopen kan worden.
D.
TIJDENS de in de afgelopen week gehouden be
sprekingen in de Raad van Ministers der
E.E.G. heeft minister Biesheuvel namens Neder
land bezwaar aangetekend tegen het verlenen van
exportsubsidies door landen van de E. E. G. op de
uitvoer van consumptie-aardappelen naar derde
landen. De Nedelandse minister van Landbouw en
Visserij heeft daarbij duidelijk gemaakt, dat deze
Vorm van onderlinge concurrentie Nederland ge
dwongen heeft ter verdediging van zijn traditio
nele afzetmarkten tijdelijk eveneens een toeslag
systeem in te voeren.
Minister Biesheuvel heeft er daarbij op gewezen,
dat de toeslag op de export van consumptie-aard
appelen niet leidt tot een grotere E. E. G.-aard-
appelexport in totaal, maar alléén tot verlaging
van de totale opbrengst.
De Raad van Ministers besloot deze zaak door
het Comité Speciale van de E. E. G. op communau
tair niveau te laten behandelen, waarbij de Europese
Commissie van de Europese Economische Gemeen
schap, die in principe eveneens afwijzend staat
tegenover deze exporttoeslagen, goede diensten zal
bewijzen.
I\E direkteur van het Rijkslandbouwproefstation
deelt ons mede dat de tarieven voor de onder
zoekingen door het proefstation met ingang van
1 oktober 1963 zijn verhoogd.
Overdrukken van deze tarieven zijn op aanvraag
wj deze dienst gratis te verkrijgen.
(Vervolg van pag. 827.)
Apollo. Zeer goed wintervaste tarwe. Oogstzeker ras op gronden waarvan de ontwatering en de
structuur te wensen overlaat. Om deze goede eigenschappen heeft het ras plaatselijk betekenis. Aan
vankelijk een iets grof en steil groeiend gewas. Het stro is tamelijk lang, middelmatig stevig en weinig
veerkrachtig. Weinig vatbaar voor gele roest, nogal vatbaar voor bruine roest. Rijpt laat. Moet tijdig
gezaaid worden. Middengrote rode korrel. Zeer weinig gevoelig voor schot.
Hector. Vroeg rijpende wintertarwe die goede opbrengsten kan geven. Vooral geschikt voor de wal
minder goede tarwegronden. De wintervastheid is goed gebleken. Geeft in het voorjaar een vlot ta
melijk bladrijk gewas. Vraagt in verband met de grote korrel een ruime hoeveelheid zaaizaad. Het stro
is kort, met een matige stevigheid en niet veerkrachtig. Tamelijk vatbaar voor bruine roest en voet
ziekte. Zeer grote korrel. Matig gevoelig voor korreluitval en schpt.
Nieuwe rassen. Voor het eerst op de rassenlijst geplaatst. Flevina (Cebeco 26). Goed wintervaste tar
we, die evenwel geen topopbrengsten geeft. De beginontwikkeling is traag, maar geeft later een be
hoorlijk dekkend gewas. Het stro is vrij kort en vrij stevig. Tamelijk veerkrachtig. Werd weinig door
ziekten aangetast. Middengrote rode korrel. Zeer weinig gevoelig voor schot en korreluitval. Laat
rijpende tarwe die vroeg gezaaid moet worden.
Cebeco 37 (voorlopige naam). Goed wintervaste tarwe. Geschikt voor vruchtbare kleigronden. Heeft
zeer goede opbrengsten gegeven. Vlotte iets opgaande ontwikkeling. Kort stro met een middelmatige
stevigheid, maar goed veerkrachtig. Rijpt vroeg. Weinig vatbaar voor gele roest. De grote rode kor
rel is matig gevoelig voor schot en korreluitval.
M. G. H. 5771 (voorlopige naam). Goed wintervaste tarwe. Geschikt voor de wat minder goede tar
wegronden. Heeft zeer goede opbrengsten gegeven. Tamelijk lang bladrijk middelmatig stevig gewas.
Heeft een trage voorjaarsontwikkeling, waardoor vroeg zaaien gewenst is. Rijpt laat. Middengrote
rode korrel. Weinig gevoelig voor korreluitval en schot.
VRIJ GOED WINTERVAST
Stella. Dit is een ras dat op alle grondsoorten goede opbrengsten kan geven. Heeft een vlotte blad-
rijke beginontwikkeling. Kan zeer goed uitstoelen, wat na ongunstige omstandigheden een voordeel is.
Kort fijn stro, dat matig stevig is, maar wei veerkrachtig. Moet niet te dik gezaaid worden. Verdraagt
laat zaaien zeer goed. Rijpt vroeg. De rode korrel is vrij groot en van matige kwaliteit. Weinig gevoe
lig voor korreluitval. Vooral onder de bijzondere ongunstige omstandigheden van dit jaar bleek het ras
zeer gevoelig voor schot te zijn.
Cleo. Zeer vroeg rijpende tarwe, die op goede kleigronden een hoge opbrengst kan geven. Heeft een
zeer vlotte en bladrijke beginontwikkeling. Het is een ras dat weinig uitstoelt en moet daarom wat
dikker gezaaid worden. Bij slechte structuur en ongunstige weersomstandigheden kan de opbrengst
tegenvallen. Verdraagt laat zaaien goed. Het stro is kort en matig stevig, doch wel veerkrachtig.
Nogal vatbaar voor gele roest. De grote rode korrel is iets gevoelig voor schot en tamelijk gevoelig
voor uitval.
MATIG WINTERVAST
Mado. De belangstelling voor dit ras is zeer gering geworden. Blijft in produktiviteit achter. Alleen
geschikt voor vruchtbare kleigronden. Kort stevig gewas dat. een flinke stikstofbemesting vraagt.
WEINIG WINTERVAST
Cappelle Desprez. Geschikt voor zaaien in december of januari en kan dan nog goede opbrengsten
geven. Heeft een zeer goed herstellingsvermogen na vorstschade. Kort en vrij stevig stro. Rijpt zeer
vroeg.
Minister. Dit ras zal van de rassenlijst afgevoerd worden.
SAMENVATTING
In de beide groepen goed wintervast en vrij goed wintervast komen produktieve rassen voor zoals
Felix, Ibis, Stella en Cleo. Naast een hoge opbrengst zal men bij de rassenkeuze ook aan onderstaande
punten de nodige aandacht dienen te schenken:
Het belang van goed wintervaste rassen.
De vatbaarheid voor gele roest.
De gevoeligheid voor structuur en ongunstige weersomstandigheden.
Stevigheid en veerkracht van het stro, korreluitval en schotgevoeligheid.
schrijver dezes met een groot aantal vragen op economisch terrein worstelt? En, dat het een schra
le troost is, te weten dat het velen binnen en builen de lezerskring van ons blad niet anders vergaat?
Ik noem hier de situatie t.a.v. de grondprijzen.
Toen ik deze week eens even in enkele leerboeken economie neusde", om te zien wat economen
van naam over de waarde van de grond schreven, trof het mij dat meerdere reeds tamelijk oude uit
spraken als voor onze tijd geschreven, zijn te beschouwen.
MEERMALEN WORDT MIJ IN DE LAATSTE WEKEN GEVRAAGD, OF DE TEGENWOORDIGE
GRONDPRIJZEN VERANTWOORD ZIJN EN OF DE GROND NU DE TEGENWOORDIGE PRIJS
OOK INDERDAAD WAARD IS.
Nu lenen deze artikeltjes zich beslist niet voor een afdoende behandeling van de met deze vraag
samenhangende problemen, afgedacht nog van de vraag of een afdoende behandeling wel mogelijk
moet worden geacht.
Op de vraag, „wat is de waarde van de grond", is vroeger en wordt nu wel het weinig vriendelijk
klinkende antwoord gegeven „de waarde van de grond is wat een gek er voor wil geven".
Dit antwoord klinkt wel wat cru en wil ik niet zonder meer overnemen. Evenmin wil ik echter
ontkennen dat er toch wel een kern van waarheid in schuilt.
Als men de leeftijd heeft bereikt, dat men uit zijn jongensjaren nog herinneren kan dat goede land
bouwgrond voor 1.500,per ha werd verkocht en dat dan op een behoorlijk complex de bedrijfs
gebouwen nog inbegrepen waren, heeft men met een verklaring van het tegenwoordig prijsniveau toch
wel moeite.
De vraag, welke ik boven signaleerde, of de tegenwoordige prijzen nog verantwoord zijn houdt
verband met de OPBRENGSTWAARDE. EENVOUDIG WEERGEGEVEN „KAN EEN KOPER VAN
GROND TEGEN HET MOMENTELE PRIJSPEIL NOG UITKOMEN?"
We hebben immers te rekenen met het feit dat de waarde van de oogst niet afhankelijk is van de
prijs van de grond, maar juist omgekeerd dat de waarde van de grond afhankelijk is van de waar
de van de oogst. Daarom spreken we van opbrengstwaarde. Deze OPBRENGSTW AARDE is zeer be
langrijk, daar zij rekening houdt zowel met een redelijke beloning voor de arbeid van de boer en zijn
gezin, als met een redelijke rente over het in zijn onderneming gestoken kapitaal.
Wat zien we nu in normale tijden en onder normale omstandigheden Dit, dat de prijzen, dus de
koopprijzen van landbouwgrond in nauwe samenhang de prijzen van de landbouwprodukten volgen.
Meerdere statistische onderzoekingen hebben dat meermalen bewezen.
En nu? Zijn de tegenwoordige grondprijzen verantwoord op basis van de opbrengstwaarde van de
grond?
Het antwoord op deze vraag moet met grote voorzichtigheid worden gegeven.
Behalve de opbrengstwaarde spelen nog meerdere andere factoren een rol in de prijs van de grond.
Denk b.v. eens aan het feit dat DE GROND ALS BELEGGINGSOBJECT ZEER GELIEFD IS. HOORT
MEN NIET VEELVULDIG DE UITDRUKKING, „JA HET IS WEL DUUR MAAR DE GROND BLIJFT
IN ALLE GEVAL LIGGEN".
Het is zeer goed denkbaar dat een vermogensbezitter zeer wel weet, dat hij bij aankoop tegen de
tegenwoordige prijzen geen hoog, zelfs geen redelijk rendement van zijn geld krijgt, maar toch koopt
omdat hij waarde van de grond stabiel acht. Dit speelt in onze tijd stellig een grote rol.
HET IS DE LAATSTE OVERWEGING DIE THANS MEDE DE VERKOOPPRIJS BEPAALT EN
WE KUNNEN BIJ DE TEGENWOORDIGE GRONDPRIJZEN RUSTIG STELLEN DAT ER TUSSEN
VERKOOPPRIJS EN OPBRENGSTWAARDE EEN ZEER GROOT VERSCHIL BESTAAT.
Hierover en over nog enkele andere aspecten van dit vraagstuk een volgende keer.
MEIJERS.