KNLC Landbouw in ile miljoenennota Mauritsplein 23 DE LOONPOLITIEKE SITUATIE 808 Wat een hoge prioriteit betekent OOK GEVOLGEN VOOR DE LANDBOUW ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD DE wetsontwerpen inzake de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1964 zijn aan de Staten-Generaal aangebo den. Zij waren vergezeld van de Nota betreffende de toe stand van 's Rijks financiën, beter bekend als de Miljoe nennota. Om die Miljoenennota gaat het ons in dit artikel en in het bijzonder om de aandacht, die daarin aan de landbouwproblemen is gewijd. Het is goed om ons reken schap te geven van de positie van de landbouw als „onder werp van staatszorg" temidden van de andere belangen- in de Nederlandse volkshuishouding. Alsmede van de moge lijkheden, die er in het geheel van de overheidsfinanciën zijn om de landbouw in zijn moeilijkheden tegemoet te ko men. Men kan dan het beste de Miljoenennota lezen. Men krijgt dan een indruk van de „speelruimte", die er in het komende jaar en direct daarna is voor het voeren van een goed landbouwbeleid. Met deze opzet hebben wij kennis genomen van de Miljoenennota en wij menen, dat de vol gende punten de aandacht van de agrarische lezer ver dienen. DE NORM VAN GEZONDE FINANCIËN 70 goed als er bij het financieren van een gewone huishouding grenzen zijn, die terwille van een geregelde gang van zaken niet zouden moeten worden overschreven, geldt dat ook voor de overheid. Over die grenzen is uiteraard meningsverschil mogelijk. Maar de nieuwe minister van Financiën weet in dit opzicht wel wat hij wil: het z.g. structurele begrotingsbeleid van zijn voorganger voortzetten. De grens, die niet zou mogen worden over schreden, is hierbij de jaarlijkse toename van de rijksmiddelen. Met het na tionale inkomen stijgen jaarlijks n.l. de belastingontvangsten, vanwege de progressie in de belastingheffing meer dan evenredig. De meer-uitgaven van het Rijk moeten nu elk jaar binnen die meer-inkomsten blijven; de laatste worden berekend op 600 min per jaar voor de periode 19641967. Als de belastingtarieven zouden worden verlaagd, zouden er uiteraard minder mo gelijkheden zijn. Er zijn inderdaad hartewensen ten aanzien van de belas tingen, maar daarover straks meer. Er zijn nog andere overwegingen van de minister van Financiën, die van belang zijn om te weten. Hij neemt aan, dat onder invloed van de buiten landse vraag de bedrijvigheid in Nederland verder zal toenemen en daarmee de spanning op de arbeidsmarkt. (De jongste ontwikkelingen aan het loon- front moeten wij hier even buiten beschouwing laten.) De overheidsfinanciën zouden een tegenwicht moeten kunnen vormen, zouden een afkoelende wer king moeten hebben op de verhitting van onze economie. Dat valt niet mee, de voornaamste mogelijkheden vindt de minister het verlagen van sommige overdrachtsuitgaven en het uitstellen van nieuwe activiteiten. Deze stelling wordt niet nader toegelicht. Wij volstaan hier met de aantekeningdat de landbouw bij bepaalde over drachtsuitgaven (pnjssubsidies, kredieten) groot belang kan hebben. En blijft de vooraanstaande plaats van de landbouw bij de besteding van extra-rijks middelen de gehele regeringsperiode gelden? Er gaapt een grote kloof tus sen de veelheid van bestaande verlangens en wat binnen redelijke tijd be taald kan worden. Als er geen speelruimte is moet strikt de hand worden gehouden aan de grens, waarover hierboven is gesproken. Alleen zo'n ge dragslijn kan de overheidsfinanciën gezond houden, aldus de minister. Dre 100 min. kon niet meer wor den gevonden in de reeds door de oude regering voorbereide begroting. Van daar „dat de prioriteit, die thans aan de landbouw wordt gegeven in andere sectoren offers vraagt". Wij betreuren, dat op deze wijze de landbouw zo duidelijk als boos doener wordt aangewezen. Een ver gelijking van de verhoging van de landbouwuitgaven ten opzichte van de verhoging van andere uitgaven is wel interessant. Die doet hier weinig ter zake, omdat die andere uitgaven al waren opgenomen in de berekening; voor een deel zijn ze overigens ook „zelfdekkend". Omdat de noodzaak van hogere landbouw uitgaven te Iaat werd erkend, is de landbouw in een wat minder gun stig daglicht terecht gekomen. Dat er voor 1964 geen herziening van de belastingtarieven plaats zal hebben, kan nu aan de landbouwmoeilijk- heden worden geweten. DE LANDBOUWUITGAVEN VOOK 1964... I\E prioriteit van de landbouw blijkt in het bijzonder in een verhoging van de uitgaven ten be hoeve van het melkprijsbeleid en van die voor cultuurtechnische werken. Beleidsbeslissingen van het nieuwe kabinet maakten nodig, dat voor deze twee doeleinden samen 100 min meer nodig was. Het is niet mo gelijk om direct de verdeling van dit bedrag aan te geven, mede omdat niet blijkt wat reeds in de bedoeling lag en wat er als extra schepje bo venop is gedaan. Voor het melkprijs beleid is op de nieuwe L. E. F.-be- groting 1964 ten opzichte van de oorspronkelijke voor 1963 115 min meer uitgetrokken; ten opzichte van de per 1 juli j.l. voor 1963 herziene raming 58 min. De nieuwe richt prijs voor melk kan hieruit natuur lijk niet worden afgeleid, omdat die door andere maatregelen mede wordt bepaald verrekenprijs consumptie- melk, inleveringsprijzen etc.). Ruim te voor een hogere melkprijs dan 29 cent lijkt er echter niet in te zitten. Cultuurtechnische werken krijgen voor 1964 in totaal ongeveer 20 min meer dan volgens de oorspronkelijke begroting 1963. Een beschouwing oyer de land bouwbegroting laten w:j hier verder achterwege. Daarover valt wellicht later nog eens meer te zeggen. Vol staan zij met het aanhalen van de opmerking van de regering, dat de genoemde verhogingen niet hebben geleid tot een afremming op andere gebieden van het ten behoeve van de agrarische sector gevoerde beleid voor de „rest van landbouw" is ook zo'n 15 min meer uitgetrokken. ...EN VOOR VOLGENDE JAREN VOOR 1964 is er reden tot enige voldoening, wat de aandacht voor de landbouw betreft. Hoe zal dat echter in de daaropvolgende ja ren zijn? Hierboven is de rangorde weergegeven, die de nieuwe regering in acht wil nemen: woningbouw, be lastingherziening, landbouw en daar na volgen dan sociaal beleid, ont wikkelingshulp e.a. Terwille van de landbouw is door een beleidsbeslis sing van het nieuwe kabinet de norm van gezond geachte overheidsfinan ciën voor 1964 overschreden. Nu zegt de minister van Financiën in de Miljoenennota, dat wat in 1964 teveel wordt gespendeerd boven de norm in de volgende jaren weer moet worden ingehaald. In de vol gende jaren dus als de geldmid delen voor de woningbouw goed los moeten komen, ernst wordt gemaakt met de belastingherziening etc. zal er jaarlijks dus beslist minder dan 600 min extra kunnen worden be steed. Zou de landbouw dan ook weer meer moeten hebben, dan zul len er harde noten moeten worden gekraakt. Want de minister van Financiën rekent erop, dat er voor de Neder landse schatkist, wat de landbouw betreft, na 1964 wat kan worden be spaard, omdat dan het E. E. G.-zui velbeleid inmiddels in werking zal zijn getreden. In dat gemeenschappelijke zuivel beleid ligt n.l. een verhoging van de binnenlandse zuivelprijzen besloten en dus ook een geleidelijk lager wor dende bijdrage van de schatkist aan de melkprijs voor de boer. Wij hopen, dat deze verwachting van de minister van Financiën in derdaad spoedig werkelijkheid zal worden. Zou dat niet het geval zijn of zouden in de komende jaren weer bijzondere voorzieningen voor land bouwproblemen nodig zijn, dan is het nog niet een uitgemaakte zaak, dat er weer een hoge prioriteit voor de landbouw waar wordt gemaakt. Overigens is het in het algemeen de vraag of waar gemaakt kan worden wat het nieuwe kabinet zich voor stelt, in het licht van de jongste ge beurtenissen met betrekking tot de lonen. NUMMER DRIE IN DE RANGORDE IN de Miljoenennota is duidelijk vermeld, waar de landbouw staat in de rangorde van zaken, die in aanmerking komen voor besteding van extra-overheidsuitgaven. No. 1 is de woningbouw, maar de daarvoor benodigde extra middelen kunnen in 1964 nog nauwelijks worden besteed. Op de tweede plaats staat het weg werken van de invloed van de pro gressie (het meer dan overeenkomt met de inkomenstoename stijgen) op de belastingen. Op de derde plaats komt dan naar het oordeel van de huidige regering het landbouwbe leid. Zie hier dus wat men pleegt te noemen de hoge prioriteit van de landbouw. Als de boven reeds vermelde jaar lijks mogelijke meer-uitgaven van 600 miljoen worden verminderd vanwege de genoemde belastingwen- sen, blijft er maar 425 min per jaar over om meer te besteden. En die grens van 425 min kan alleen maar worden overschreden d.w.z. geen herziening van de belastingtarieven ter wille van woningbouw. Men gelieve b.v. ook wel te bedenken, hoe vele rijksuitgaven stijgen met de groei van de bevolking. Als men nu vergelijkt de uitgaven volgens de oorspronkelijke begroting 1963 met die volgens de nieuwe be groting voor 1964, dan blijkt, dat er f 559 min meer uitgegeven moet worden. Dat is dus 134 min meer dan de als norm gestelde ƒ425 min. Dat is het gevolg van de hoge priori teit van de landbouwuitgaven, zegt de regering, want voor het land bouwbeleid moest circa 100 min meer worden uitgetrokken overeen komstig de bij de kabinetsformatie gemaakte afspraken. r?R is onrust in de loonsector. In een aantal ondernemingen vinden wilde stakingen plaats. Dat wil zeggen sta- kingen die niet worden gesteund door de erkende vakcentrales. De moeilijkheden zijn ontstaan, omdat het in de praktijk niet mogelijk blijkt de C.A.O.-lonen te handhaven. Op ruime schaal wordt zwart loon betaald met als gevolg dat de loontontwikkeling uit de hand is gelopen. De vakbeweging wil van de schijnloonpolitiek van vandaag af en meent dat dit kan worden bereikt door de in voering van een forse loonsverhoging in 1064. Hierbij zal niet kunnen worden ontkomen aan een aanpassing van het Nederlandse prijspeil aan dat -van de andere E. E. G.-landen. Vandaar dat tevens wordt gepleit voor een soepel prijsbeleid waardoor ook in die bedrijfstakken, waar niet veel ruimte voor loonstijging is, de lonen omhoog kunnen gaan. Het moet mogelijk worden gemaakt dat per onderneming lonen kunnen worden vastgesteld die uitgaan bo ven de verhoogde C.A.O.-lonen, terwijl de invoering van een wettelijk minimumloon op korte termijn noodzakelijk wordt geacht. Dit is kort samengevat de problematiek waarvoor ons land zich geplaatst ziet en waarover begin vol gende week een overleg zal plaatsvinden tussen de regering en de Stichting van de Arbeid. Tot welke beslissingen dit overleg zal leiden is op het moment waarop deze regels worden geschreven nog niet duidelijk. Het ziet er even wel naar uit dat enige inflatie zal moeten worden geaccepteerd met alle nadelige gevolgen van dien. Zij die ge wend zijn in guldens te sparen dreigen opnieuw aan het kortste eind te trekken hetgeen sedert 1945 meer het ge val is geweest. De aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt is er de oorzaak van dat de C.A.O.-lonen niet kunnen worden gehand haafd. De ruime werkgelegenheid vindt haar oorzaak in het feit dat ons land t.o.v. het buitenland relatief goed koop produceert. Onze exportpositie is gunstig, waardoor in vrijwel alle bedrijfstakken een neiging bestaat zoveel mogelijk werknemers aan te trekken en vast te houden. Een situatie die alleen kan worden gewijzigd wanneer de afzetmogelijkheden minder gunstig worden. Dat daarom naar maatregelen wordt gezocht die tot een vermindering van de werkgelegenheid leiden, ligt voor de hand. STANDPUNT VAN HET HOOFDBESTUUR UET hoofdbestuur van het K. N. L. C. heeft zich uitvoerig beraden over de loonpolitieke situatie en haar gevolgen. Het meent dat een reëel loonbeleid in Nederland, waarbij aan de officiële lonen weer de hand wordt gehouden, slechts te voeren is nadat een zekere aanpassing aan het loonpeil in andere Europese landen heeft plaatsgehad. Ook op het gebied van de prijzen bestaan beduidende verschillen tussen Nederland en zijn buurlanden en hier is een dergelijke aanpassing eveneens onvermijdelijk. Gelijktijdig met een verhoging van het loonniveau zullen bepaalde prijs verhogingen tot stand moeten worden gebracht. Prijsaanpassing Is naar het oordeel van het K. N. L. C. noodzakelijk in verband met de verdere uitvoering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in de E.E.G. Dit betekent met name een verhoging van de prijzen van granen, suikerbieten, rundvlees, zuivelprodukten en consumptiemelk. Met een verhoging voor laatstgenoemde produkten zou dan meteen een bijdrage geleverd worden tot de oplossing van de huidige moeilijkheden in de Nederlandse melkvee houderij. Het is een gelukkige omstandigheid dat de algemene loon- en prijsvraagstukken op dit moment aan de orde komen, nu het beraad over de landbouwprijzen voor de komende periode nog maar juist is begonnen. Het is van grote betekenis, dat nu belangrijke elementen van sociaal-economisch beleid in beweging komen, hier omtrent gelijktijdige beslissingen vallen. Met de gewenste afschaffing van de huursubsidies dient voortgang te worden gemaakt. Zo zal ook nu al de harmonisatie op belastinggebied in de E.E.G. aangepakt moeten worden. Zouden al deze aanpassingen pas later aan de orde komen dan zouden zij de Nederlandse economie voor grote moéilijk- heden plaatsen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 4