M AU RITS PLEIN 23
Één stem nodig en mogelijk
790
Belangrijke voorstellen voor graan-
aanpassing in E. E. G. op komst
D1
ZEEUWS LANB- EN TUINBOUWBLAD
ei -
mm
MacBCTB?
-'v-'ipP
Situatie niet beter
De situatie van het Nederlandse
landbouwbedrijf is er sinds najaar
1962 dooreengenomen allesbehalve
beter op geworden. Het moge dan zo
zijn, dat op de gemengde bedrijven als
gevolg van veel beter prijspeil voor
varkens en een iets beter voor pluim
vee de vooruitzichten wat vriende
lijker zijn, het niveau van de bedrijfs-
uitkomsten is er nog steeds en dat
al jaren lang beneden peil. Voor
vele zuivere veehouderijbedrijven,
vooral in de veenweidegebieden, is de
situatie heel zorgelijk geworden; te
lang waren de veeprijzen slecht, ter
wijl de kostenstijging van geen op
houden weet. Gemiddeld is de toe
stand in de landbouw dus eerder
slechter dan beter. En wat zullen nog
de gevolgen zijn van het slechte weer
van augustus j.l., ook bijvoorbeeld
voor sommige akkerbouwbedrijven.
Het werd hoog tijd, dat het Land
bouwschap in zijn brief aan de kabi
netsformateur duidelijk stelde, dat een
beter overheidsbeleid voor de land
bouw nodig was, zowel ten aanzien
van de prijzen en de markten als op
andere terreinen.
De bedrijfsuitkomsten, die men
hier en daar hoort van de boekhoud-
bureaus, liegen er niet om. De L.E.I.-
cijfers van 1962-1963 trouwens ook
niet.
K.N.B.T.B. in het geweer
Dat de Kath. Ned. Boeren- en
Tuindersbond in een perscommuniqué
wijst op de zorgelijke situatie voor
een groot deel van de landbouwbe
drijven, is dan ook goed verklaar
baar. We delen volkomen de onge
rustheid, die de K.N.B.T.B. dreef tot
het uitgeven van zijn persbericht.
Toch menen wij een paar kantteke
ningen bij dat bericht te mogen ma
ken. Wij namen goede nota van het
oordeel van de K.N.B.T.B., dat „het te
schriele prijsbeleid van de regering
gedurende de afgelopen jaren in be
langrijke mate aan deze situatie de
bet is".
Het K.N.L.C. zou het zelf nog
eens ten overvloede gezegd kunnen
hebben. Er wordt vervolgens dan op
korte termijn een aantal veranderin
gen in het regeringsbeleid verlangd,
waarop we aanstonds terugkomen.
Het doet ons deugd, dat onze zus-
ter-organisatie nu ook tot het inzicht
is gekomen, dat er zich een onhoud
bare situatie in de landbouw en spe
ciaal de veehouderij ontwikkelt en
dat zü zo duidelijk daarvan blijk geeft.
Bij deze verheugenis over deze
juiste reactie van de K.N.B.T.B.
voegt zich echter nog wel een zekere
teleurstelling over het feit, dat het
deze organisatie vorige herfst niet mo
gelijk was om samen met het K.N.L.C.
op te trekken. Een zekere teleurstel
ling, omdat wij de indruk hebben dat
dan misschien tijdig doeltreffender
maatregelen tegen de rampspoedige
ontwikkeling van de inkomenssituatie
in de landbouw door de toenmalige
regering waren genomen. Het K.N.L.C.
is dankbaar voor de bevestiging ach
teraf van de juistheid van zijn inzicht,
dat nu door het standpunt van de
K.N.B.T.B. wordt geleverd.
Toch directe uitkeringen
Naast een verbetering van het
melkprijsbeleid 1962-1963 en van het
algemene landbouwprijsbeleid voor de
toekomst overeenkomstig de verlan
gens van het Landbouwschap vraagt
de K.N.B.T.B. het kwijtschelden van
de renteloze voorschotten van f 1000,—
die in 1962-1963 aan gemengde bedrij
ven op de zandgronden werden ver
strekt. Waar het K.N.L.C. reeds direct
erop aandrong dat er geen verplich
ting tot terugbetaling zou worden op
gelegd, wil dus ook de K.N.B.T.B. nu
de voorschotten achteraf in uitkerin
gen of toeslagen omzetten. Inderdaad
een welkome tegemoetkoming aan de
betreffende zandbedrijven. Daarnaast
wordt voorts een regeling bepleit,
waardoor met het oog op de huidige
noodsituatie .daadwerkelijk hulp
wordt geboden Wat zou dat kunnen
zijn Toch weer voorschotten, al of
niet terug te betalen, of misschien
toeslagen
Ook hier mogen wü ten aanzien
van de te kiezen hulpmaatregelen wel
bevestigd zien, wat het K.N.L.C. in-
Op 16 november van het vorige jaar verzamelden zich
ongeveer 5000 boeren leden van bij het K.N.L.C. aange
sloten landbouworganisaties in vier zalen in Den Haag. Zij
deden dit om duidelijk uiting te geven aan het bestaande
misnoegen over de gang van zaken met de hulpverlening
aan de gemengde en veehouderijbedrijven, die in grote fi
nanciële moeilijkheden waren geraakt. Slecht weer en een
falend landbouwbeleid, ten dele in E.E.G.-verband, waren
er de oorzaak van.
Velen vroegen zich destijds af, waarom alleen het K.N.L.C.
deze demonstratieve bijeenkomst had georganiseerd en waar
om juist in die benarde toestand de drie centrale organi
saties niet samen optraden. Laat ons zo weinig mogelijk
oude koeien uit de sloot halen en volstaan met de mede
deling, dat het K.N.L.C., voor de onmiddellijke beslissing
over te nemen stappen geplaatst, niet kon wachten op een
reactie van de zusterorganisaties, die niet bij voorbaat als
geheel positief kon gelden.
Belangwekkender is het echter om de feitelijke ver
schijnselen van toen tot nu waar te nemen.
Wat wilde het K.N.L.C. destijds bereiken met zijn demonstratieve vergade
ring? De aan het slot aangenomen resolutie noemde o.a. een beter prijsbeleid,
ten deugdelijke marktordening voor rundvlees en in de bestaande noodsituatie
van „bedrijven met pluimvee-, varkens- en rundveehouderijverstrekking
van een toeslag, die niet terugbetaald" behoeft te worden. Dat had het K.N.L.C.
al eerder gezegd in enkele persberichten. Het wist, dat toeslagen per produkt
in de varkens- en pluimveehouderij moeilijkheden in verband met E.E.G.-
regelingen zouden geven, maar het achtte directe uitkeringen aan de betrokken
bedrijven op een wat andere basis zeker mogelijk.
De beide andere centrale landbouworganisaties waren niet voor de directe
toeslagen te vinden. In een gezamenlijk bericht wordt dit punt in het midden
gelaten en ook door het Landbouwschap werden ze destijds maar schuchter als
eventuele mogelijkheid genoemd. Zoals bekend kwam de regering met voor
schotten van f 1000,
dertjjd reeds stelde: in deze nood
situatie is het verstrekken van echte
voorschotten zonder terugbetaling of
het bieden van kredietfaciliteiten niet
voldoende
Eenheid van optreden noodzakelijk
Al blijkt dan de juiste reacties van
een onzer zuster-organisaties wat
vertraging te hebben ondervonden,
het is verheugend dat het nu weer
mogelijk is, dat de drie centrale
landbouworganisaties één krachtig
geluid laten horen en eendrachtig
om die maatregelen kunnen vragen,
die nodig zijn om de Nederlandse
landbouw uit de moeilijkheden te
halen.
Tijdens de laatstgehouden bijeen
komst van vertegenwoordigers der
drie centrale landbouworganisaties
bleek volledige overeenstemming
te bestaan over het begaan van
wegen, die naar verlichting van
noodsituaties kunnen leiden. Later
zullen we daarover meer kunnen
zeggen.
NIEUWE BOTERPRIJS
Zeer onlangs brachten de kranten
het nieuws, dat de coöperatieve
zuivelverkoopverenigingen en de par
ticuliere boterhandel hebben besloten
voortaan aan de fabrieken een prijs
van f 3,80 per kg uit te betalen. Voor
de coöperatieve afzet betekent dat een
verhoging van f 0,20 per kg; voor de
particuliere handel een prijsverlaging
van f 0,20 en dus het gedeeltelijk on
gedaan maken van de „Buisman-ver
hoging".
We constateren dat de beide han
delsgroeperingen elkaar dus weer
hebben gevonden op één boterprijs.
Maar ons moet toch, naar aanleiding
van dit bericht, van het hart, dat wij
zo graag zouden hebben gezien, dat
deze gezamenlijke maatregel een paar
weken geleden was genomen. En dan
vooral zonder de ruchtbaarheid, die
nu aan de prijsverhoging van f 0,40
van de fa. Buisman werd gegeven, als
mede aan de afwijzing daarvan door
zijn tegenspelers.
Wij kunnen de indruk niet van ons
afzetten, dat dan meer voor de vee
houderij was verdiend, dan nu het
geval is geweest. De veehouderij kan
zich nu eenmaal geen derving van in
komsten veroorloven. Juist in deze
tijd niet.
40 JAAR L.O.W.
ÜÉN dezer dagen herdachten de
organisaties van werkgevers en
werknemers in de landbouw het feit
dat de land- en tuinbouwongevallen-
wet 40 jaar van toepassing is geweest.
Deze wet werd nl. ingevoerd in het
jaar 1923. Voordien waren alleen de
industriële werknemers in een ver
plichte ongevallenverzekering opge
nomen en wel sedert 1901.
Het K.N.L.C. behoorde destijds tot
de werkgeversorganisaties, die er met
energie voor hebben gevochten, dat
eerst op vrijwillige basis door aan
eensluiting van kleine groepen werk
gevers en later krachtens wettelijke
verplichting de financiële gevolgen
van ongevallen voor landarbeiders
werden gedekt.
Het is onder de huidige omstandig
heden nauwelijks voorstelbaar, dat
van werknemerszijde destijds weinig
drang is uitgeoefend op de totstand
koming van een verplichte ongevallen
verzekering. Toen had men in die
kringen meer vertrouwen in een
staatsorgaan dat de ongevallenver
zekering zou uitvoeren. Men meende
langs de weg van de politiek in deze
meer te kunnen bereiken dan in een
goed overleg met de werkgevers,
p» EDURENDE lange jaren waren
het verschillende, elkaar min of
meer beconcurrerende bedrijfsvereni
gingen, die de ongevallenverzekering
voor de landarbeiders uitvoerden.
In het begin van de vijftiger jaren
is hierin verandering gekomen, met
als gevolg dat er nu één bedrijfsver
eniging is, t.w. de Bedrijfsvereniging
voor het Agrarisch Bedrijf, die voor
het hele land de verantwoordelijkheid
draagt voor de uitvoering.
Vele werkgevers en werknemers,
verspreid over het gehele land, wer
ken aan de activiteiten van de
B.V.A.B. mee. Het is duidelijk dat
hierdoor een juiste beoordeling van
de rechten der verzekerde wordt be
vorderd.
Krachtens de ongevallenverzeke
ring worden niet alleen dokterskosten,
ziekenhuiskosten en ongevalsrente be
taald, maar ook wordt al het moge
lijke gedaan om een ongevalspatiënt
door revalidatie weer aan het werken
te krijgen.
Het behoeft geen betoog dat de on
gevallenverzekering in de landbouw
een zegen is geweest voor landarbei
ders die door een ongeval werden ge
troffen.
ÜR breekt voor de E.E.G. weer een belangrijke tijd aan. Het gemeen-
*-i schappelijk landbouwbeleid komt meestal pas dan weer een stapje
verder, als er belangrijke politieke zaken eveneens op spel staan. Dat is in de
komende tijd dan ook het geval. Volgend voorjaar zullen de besprekingen tussen
de Verenigde Staten en de E.E.G. beginnen over onderlinge tariefsverlaging.
Amerika stelt als eis, dat de handel in landbouwprodukten daarbij niet mag
worden uitgesloten. Frankrijk heeft bij monde van president de Gaulle laten
weten dat ze eigenlijk helemaal niet zoveel ziet in deze onderhandelingen. De
andere vijf E.E.G.-landen zijn echter van mening, dat het hier om uiterst
belangrijke economische en politieke aangelegenheden gaat. Zij willen dan
ook deze besprekingen positief beginnen. Frankrijk heeft zijn medewerking
afhankelijk gemaakt van de vorderingen op het gebied van het gemeenschap
pelijk landbouwbeleid. Een verordening voor zuivelprodukten, rundvlees en
rijst zal vóór 1 januari 1964 moeten zijn vastgesteld.
De Gaulle stelde zelfs het voortbestaan van de E.E.G. van deze resultaten
afhankelijk.
|E Europese Commissie onderschrijft de noodzaak om met de Europese
landbouwpolitiek te weten waar men aan toe is, voordat met Amerika
onderhandeld wordt. Het ligt in de bedoeling van de Europese Commissie om
eerstdaags een voorstel aan de Raad van Ministers voor te leggen inzake het
belangrijkste Europese landbouwprobleem n.l. de graanprijstoenadering. Naar
verluidt zijn deze voorstellen zeer verstrekkend en zouden zelfs voorzien in
één gemeenschappelijke graanprijs vanaf oogstjaar 1964. De daarmee samen
hangende problemen zijn zeer talrijk.
Er komt dus weer leven in de Brusselse brouwerij. Al is de uitkomst nog
zeer onzeker het doet ons deugd, dat de landbouw weer in het middelpunt
van de belangstelling staat en dat er pogingen gedaan worden het gemeen
schappelijk landbouwbeleid verder uit te bouwen.