De Geiten op de fokveedagen voor Walcheren
Onderzoek op vererving van melkbaarheid
687
DE MAANDELIJKSE DEKKINGENSTEEKPROEF EN HET
TE VERWACHTEN AANBOD VAN SLACHTVARKENS
CONSERVENPEUL VRUCHTEN
OP LANDBOUWBEDRIJVEN
VARKENSVOEDING
Verslag over biggenopfok, drinkwater
voorziening en voedermethoden bij
mestvarkens verschenen.
VRIJDAG 2 AUGUSTUS IMS
Op vrijdag 19 en zaterdag 20 juli j.l. werden er
te Koudekerke de fokveedagen voor Walcheren ge
houden. De eerste dag was voor de paarden- en
rundveefokkers, terwijl de tweede dag in het teken
stond van klein veekeuringen, wedstrijden en sport.
Ook de kring van geitenfokverenigïngen op Wal
cheren hield op de laatste dag haar keuring. Tij
dens het inleidend woord van de secretaris de heer
K. Kleinepier, vernamen wij, dat er op Walcheren
nog ongeveer 150 geiten worden gehouden. Hoe
wel het niet in de bedoeling lag, dit jaar een kring
keuring te houden, zijn wij er op verzoek van
enkele leden toch toe besloten, aldus de secretaris.
Een 35-tal geiten namen deel aan de keuring, het
waren over het algemeen dieren van goede tot zeer
goede kwaliteit, hetgeen de keuring, mede door het
mooie weer ten goede kwam.
Eerst zagen wij de lammeren, door nogal wat ver
schil in leeftijd en ontwikkeling, was dit een wat on
regelmatige rubriek. Soetje van C. de Visser Pzn te
Zoutelande werd la, een best ontwikkeld lam, met
goede benen en rug. lb Sientje van Jans, eig. K.
kleinepier te Zoutelande deed daar niet veel onder,
dit was ook een- zeer goed lam. lc Wannie, eig. J.
Janse te Serooskerke, eveneens een goed lam doch
iets losser.
Een beste klasse met fraaie uiers vormde de twee
jarige melkgeiten. Neeltje 1717 S, van K. Kleinepier
werd eerste, een beste geit met goede romp, benen
en uier, kon echter wat vaster zijn in de schouders.
Coba 1718 S, van dezelfde eigenaar, werd lb, zij liet
nog iets meer in de rug zitten, lc werd Nellie 1697
R. van P. J. Kleinepier te Zoutelande.
De drie-jarige geiten vertoonden nogal wat variatie,
met twee prima kopnummers. Dat waren Dina, eig.
K. Kleinepier, en Mina, eig. A. de Bree, twee beste
geiten goede diepte en benen, die elkaar niet veel
ontlopen, alleen de laatste was wat slapper in het
uier. Dina werd la en tevens reserve-kampioene.
B\j de vier-jarigen zagen wjj nogal wat af
wijkingen van de benen. Thea 1698 R, eig. J. Mal-
jaars te Zoutelande werd la, een goede vastgebouwde
geit met een minder mooi uier. lb Olga van de Bok-
kensingel, eig. P. Louws Azn te Aagtekerke, een goe
de geit met een te wat gespleten uier. Een 2e prijs
was voor Beppie 1675 R, van A. van Eenenaam te
Souburg.
De rubriek oudere geiten vormde een mooi slot
van de individuele keuring. Een beste geit met goede
benen, mooi ruim aangesloten uier, was Mina 1629 S,
eig. J. van Keulen te Koudekerke, zü werd la en
tevens kampioene. Arma 1622 K. S., van N. Moes,
werd tweede, eveneens een prima geit met een
pracht uier. lc werd Jan-s van Sientje 1630 S., eig.
K. Kleinepier, met een afwijking in de koten. Coba
1530 S., eig. C. de Kroo te Koudekerke, kreeg een
2de prijs.
Bij de keuze de geit met het mooiste uier, viel de
keus op Beppie 1675 R., van A. van Eenennaam te
Souburg. Een mooi aangesloten uier, goede tepel
stand en formaat.
Bij de groep zagen wij evenals in Kruiningen de
groep van Boudewjjnskerke het liefst, een mooie
uniforme groep, gevolgd door de groep van Souburg.
Een tweede prijs was voor de tweede groep van Bou-
dewfjnskerke. Het was geen grote keuring, maar wij
geloven wel, dat de kring Walcheren met voldoening
op deze dag mag terugzien.
ADR. BRAS.
MET medewerking van de Centrale Melkcontröle Dienst te Arnhem werden de in 1963 daarvoor in
1" aanmerking komende stieren in Zeeland onderzocht op de vererving van melkbaarheidseigen-
schappen.
Voor dit onderzoek zijn 25 a 30 dochters als melk vaars nodig die elk een keer worden gemolken met
een zgn. vier-kwartierenapparaat. Alleen de vaarzen die in een lactatiestadium zijn tussen de 3de en
22ste week, geen afwijking aan de uier (b.v. betrapt of ontstoken) vertonen en met een melkgift per
melktijd die niet lager ligt dan 4.75 kg komen in aanmerking. De uitvoering kan alleen plaats vinden
op bedrijven waar machinaal wordt gemolken.
Van de stier Ëdzard, 48387 S, geb. 3 aug. 1957 ,va n de K. I.-vereniging „Naar Produktief Vee op
Schouwen en Duiveland" kon een volledig onderzoek worden verricht.
Van Rudolf Siccama, 48780 S, geb. 27 jan. 1958, eigendom van de K. I.-vereniging in Oost Zeeuws-
Vlaanderen, werden 11 dochters gemolken zodat alleen een voorlopig rapport kon worden opgesteld.
Tijdens het onderzoek waren niet meer vaarzen van deze stier disponibel. In de loop van het jaar zal
dit onderzoek met een tweede, aanvullende, groep dochters worden voortgezet.
De resultaten van dit onderzoek zijn onderstaand vermeld. Ter vergelijking zijn de gegevens van 2
eerder onderzochte stieren die nog voor de fokkerij aanwezig zijn, vermeld.
Edzard
Rudolf
Ornea
Dr Lente's
Siccama
Adolf
Verwachting
48387 S
48780 S
46211 RPS
39600 RPS
Periode onderzoek
8/4—30/5 '63
8/4—30/5 '63
18—21/6 '62
11—19/7 '60
aantal onderzochte dochters
26
11
30
24
gem. melkgift (per melkmaal)
bij het onderzoek
6.65 kg
6.53 kg
7.48 kg
5.74 kg
gem. max. melksnelheid, gecorri
geerd naar 7 kg
2.13 kg
2.70 kg
2.28 kg
2.89 kg
gem. machinale melktijd, gecor
rigeerd naar 7 kg melk
4.73 min.
3.86 min.
4.24 min.
3.79 min.
verdeling melk voorkwartie
ren
47.5
42.8
40.4
48
Uit deze cijfers en overige verzamelde gegevens kan de omschrijving van de vererving betreffende
de melkbaarheid bij de stieren, volgens het daarvoor aangehouden landelijke beoordelingsschema,
als volgt worden uitgedrukt,
Rudolf Ornea Dr Lente's
Edzard Siccama Adolf Verwachting
zeer goed goed uitmuntend
voldoende-goed slecht zeer goed
goed goed goed
normaal normaal-matig goed
goed matig goed
melksnelheid bijna voldoende
verdeling over de kwartieren zeer goed
hoeveelheid namelk goed
vorm en plaatsing uier en spenen goed
gedrag matig-goed
De gegevens van Rudolf Siccama moeten, gezien het onvolledige onderzoek, met enige reserve
worden bezien. j H LANTINGA Hoofdassistent A.
De uitkomsten van de dekkingensteekproef van
het C. B, S. geven voor de maand juni een aantal
gedekte zeugen aan van 49.100. Voor het eerst
sinds februari van dit jaar ligt het dus weer iets
hoger dan in de overeenkomstige maand van 1962.
Raming van het maandelijks te verwachten
aanbod van slachtrijpe varkens
(90 kg levend gewicht)
Maand
1961
aantal x 1000
1962
1963
1964
januari
460
430
455
451*
februari
410
405
415
390*
maart
415
425
450
420*
april
360
400
445
mei
345
430
440
juni
370
450
430
juli
365
390
435
augustus
380
435
440
september
365
440
400
oktober
390
335
420
november
385
240
400
december
415
485
390'
Totaal
4660
4865
5120
De definitieve raming van het aanbod van
slachtrijpe varkens is thans voor 1963 compleet.
Over het gehele jaar ligt deze raming 255.000
stuks hoger dan vorig jaar. De thans nog resteren
de vijf maanden van dit jaar is een hoger aanbod
van i 15.000 stuks te verwachten t.o.v. de overeen
komstige periode van 1962.
De raming van het te verwachten aanbod van
slachtvarkens wordt gegeven op basis van het
aantal gedekte zeugen volgens de steekproej
„Landbouwproduktie"
De opgaven gemerkt met zijn voorlopig.
De uitkomsten van de steekproef Dekkingen"
zijn momenteel minder betrouwbaar dan voor
heen. Tot nadere aankondiging zullen deze uit
komsten buiten beschouwing worden gelaten bij
de berekening van het verwachte aanbod van
slachtvarkens.
De definitieve raming betreft het werkelijk te
verwachten aanbod, waarbij er, voor zover moge
lijk, rekening mee is gehouden dat de fluctuaties
in het aanbod, die verwacht kunnen worden op
grond van het aantal varkens dat in bepaalde
maanden het gewicht van 90 kg (levend) bereikt,
worden genivelleerd.
(Vervolg van pagina 685)
OPBRENGSTEN
De gemiddelde opbrengsten, aan doperwten en
stamslabonen, gerekend over een aantal jaren,
kunnen geschat worden op circa 4 resp. 8*2 ton
per ha. Deze opbrengsten komen vrij goed overeen
met de Nederlandse gemiddelden.
UITBETALINGSSYSTEEM VAN OP
CONTRACT GETEELDE ERWTEN
De uitbetaling van de op contract geteelde erw
ten is, wat de standaardrassen betreft, niet ge
baseerd op de rijpheidsgraad (zoals b.v. in Neder
land), maar op de zeefsortering. Men gaat hierbij
uit van twee sorteringen, n.l. sortering I, kleiner
dan 8,5 mm (zeef met vierkante openingen) en
sortering II, groter dan 8,5 mm. Als basisprijs werd
in 1962 bij sortering I tot 35 kleiner dan 8,5 mm,
52 DM per 50 kg aangehouden. Is het aandeel van
de fractie kleiner dan 8,5 mm groter dan 35 dan
krijgt de teler nog een toeslag, die des te hoger is
naarmate de fractie kleiner dan 8,5 mm sterker
domineert. De basisprijs voor sortering II bedroeg
(in 1962) 22 DM per 50 kg.
De bruto-telersprijs per 100 kg doperwten ligt
in Sleeswijk-Holstein belangrijk boven die in
Nederland en de Scandinavische landen. Hierbij
zijn echter ook inbegrepen de dors- en zaaizaad-
kosten, die in Sleeswijk-Holstein erg hoog (resp.
ongeveer 18 en 12 per 100 kg verse doperwten)
zijn. De netto geidopbrengst blijkt er dan ook op
hetzelfde niveau te liggen als in Zweden en Dene
marken (circa ƒ18 per 100 kg verse doperwten),
doch is duidelijk lager dan die welke in Nederland
uitbetaald wordt (circa ƒ25).
RENTABILITEIT VAN DE TEELT
Ir. Kooistra c.s. gingen ook, aan de hand van
saldo-berekeningen, de rentabiliteit van eonserven-
doperwten en stamslabonen in Sleeswijk-Holstein
na. Uitgaande van een netto-telersprijs van 44 DM
kg samslabonen, bij een opbrengst van resp. 4.000
kg (gedorste doperwten) en 8500 kg (machinaal
geplukte bonen), kwamen ze tot de conclusie, dat
bij deze gewassen het saldo per ha 1500 DM of
meer kan bedragen (hierbij is voor de waarde van
het erwtenloof 300 DM in rekening gebracht), een
hoogte die men daar met granen, koolzaad of zelfs
suikerbieten moeilijk kan bereiken.
De samenstellers van genóemd verslag
zijn van mening, dat, gezien in het kader van
de E. E. G., de groentetelers en de daarbij be
trokken verwerkingsindustrie in Nederland
beslist rekening zullen moeten houden met
Sleeswijk-Holstein, als zijnde een potentiële
concurrent van Nederland. Opmerkelijk zijn
ook de plannen van een groep van grote
landbouwbedrijven in Sleeswijk-Holstein om
er een grote coöperatieve conservenfabriek te
stichten. Nog pas geleden heeft er een Ame
rikaans concern de helft van de aandelen van
een conservenfabriek opgekocht.
i) „Rassenondei'zoek en teelt van conservenpeul-
vruchten in Sleeswijk-Holstein", door ir. E. Kooi
stra (I.V.T.), ir. R. P. Lammers (P.S.C.) en ir. P.
Riepma (P.A.W.) Mededeling nr. 82 van 't P.A.W.
Verkrijgbaar door storting van 1,op giro nr.
966643 van het Proefstation voor de Akker- en
Weidebouw te Wageningen, onder vermelding:
Voor Mededeling nr. 82.
Dezer dagen verscheen een verslag, uitgegeven
door het Centraal Veevoederbureau, onder de ti
tel „Proeven en waarnemingen bij kunstmatige
biggenopfok, de drinkwatervoorziening bij mest
varkens en brij- of onbeperkte droog voedering bii
mestvarkens".
De schrijvers geven hier in een overzicht van
een groot aantal praktijkproeven, die enige jaren
geleden in Nederland werden uitgevoerd. Er is
daarbij gewerkt met grote aantallen dieren, om
dat alleen dan uit proeven op praktijkbedrijven
een redelijk resultaat gehaald kan worden. De
biggenopfokproeven omvatten in totaal 900 die
ren terwijl bij de proeven betreffende de drink
watervoorziening en de voedermethoden respec
tievelijk ruim 400 en ruim 880 mestvarkens be
trokken waren. Hoewel aangenomen kan worden
dat aan de proef resultaten bij zulke aantallen die
ren enige waarde kan worden toegekend, zijn bo
vendien literatuuroverzichten over dezelfde on
derwerpen opgenomen. In vele opzichten blijken
de proefuitkomsten van elders de resultaten van
de beschreven praktijkproeven te ondersteunen.
Na ieder hoofdstuk is de geraadpleegde literatuur
vermeld, zodat geïnteresseerde lezers zich desge
wenst verder in een bepaald onderdeel kunnen
verdiepen. Het verslag telt 32 bladzijden. Zij, die
een exemplaar van dit verslag wensen te bezit
ten, kunnen dit schriftelijk aanvragen bij het
secretariaat van het Centraal Veevoederbureau,
Bornsesteeg 45, Wageningen. Het wordt dan kos
teloos toegezonden.