Voorlopige uitkomsten Landbouwtelling mei 1963
VEESTAPEL
Wist U dat...?
HET DOODSPUITEN VAN HET
LOOF VAN POOTAARDAPPELEN
WIJ ONTVINGEN:
V R IJ D A G 19 3 V L I 19 6 3
Het C. B. S. heeft enkele voorlopige uitkomsten van de Landbouwtelling mei 1963 bekend gemaakt
voor de veestapel.
RUNDVEE.
Het aantal stuks rundvee vertoonde t.o.v. 1962 een daling met 3,4 Dit jaar mei werden ruim
3.689.000 runderen geteld tegen 3.817.000 vorig jaar. Met uitzondering van de provincie Noord-Brabant
deed de teruggang zich voor in alle provincies.
Een nadere onderverdeling van de rundveestapel toont aan dat het aantal stuks mest- en weïdevee in
ons land is teruggelopen met bijna 50.000 stuks 10,5%). Het aantal melk- en kalf koeien ver
toonde een teruggang met bijna 4.500 stuks of 0,3
VARKENS.
In vergelijking met mei 1962 is het aantal varkens toegenomen met ca. 117.000 stuks (4-4,2%)'.
Deze toeneming van de varkensstapel was het netto resultaat van een toeneming van het aantal big
gen bij de zeug (4-20%), een toeneming van het aantal mestvarkens (4- 2,1 en een afneming van
het aantal fokvarkens 12,6%).
Provinciale gegevens over het totaal aantal varkens tonen aan dat er in de provincies Groningen,
Friesland, Drente, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland sprake is van een teruggang van de var
kensstapel. In de overige provincies nam het totaal aantal varkens toe.
LANDBOUWPAARDEN.
Het aantal landbouwpaarden bedroeg in mei 1963 bijna 149.000 stuks tegen ruim 162.000 in mei 1962.
Dit betekent een teruggang met 8,2 In alle provincies blijkt het aantal landbouwpaarden te zijn
afgenomen.
SCHAPEN.
Het aantal schapen vertoonde t.o.v. mei 1962 een kleine teruggang. Vorig jaar mei werden 482.300
schapen geteld. In mei 1963 bedroeg dit aantal 467.300. De uitkomsten per provincie tonen aan dat er
in Groningen; Friesland en Drente sprake is van een toeneming van de schapenstapel. In de overige
provincies liep het aantal schapen terug.
HOENDERS.
De hoenderstapel vertoonde eveneens een kleine teruggang in vergelijking met vorig jaar. In mei
1963 werden 44.496.000 hoenders geteld tegen 45.890.000 in 1962 3 Het aantal hoenders bestemd
voor de slacht nam toe met 35,6
De leghennenstapel, inclusief kuikens en jonge hennen bestemd voor de leg, nam af met 8,9 Met
uitzondering van de provincie Friesland liep de totale hoenderstapel in alle provincies terug.
EENDEN.
Het aantal eenden nam af met 284.000 stuks of 18,7 De achteruitgang van de eendenstapel deed
zich voor in alle provincies met uitzondering van Limburg.
behalve de beide soorten effecten welke ik in mijn vorig stukje noemde er nog een aantal andere zijn,
die wat minder algemeen bekend zijn?
Een aandeel behoort tot het risicodragend vermogen en een obligatie tot het risicomijdend vermo
gen. Nu is het voor een belegger een moeilijke zaak om te beslissen welke effecten hij kopen zal. Het
is zeer goed mogelijk dat hij er niet voor voelt om al zijn geld in obligaties te beleggen. De vaste
rente trekt hem wel aan, hij wil geen slapeloze nachten omdat de beurs wat fel in beweging is, maar
hij is anderzijds bang voor de waardedaling van de geldeenheid (gulden) waardoor zijn vordering
nominaal wel gelijk blijft, maar in werkelijkheid steeds minder waard wordt.
Nu is er voor deze belegger gelukkig een heel aardige en goede tussenoplossing.
Hij kan naast een aantal obligaties ook deelnemen in een beleggingsmaatschappij of in meerdere
beleggingsmaatschappijen.
Wie de financiële paragraaf van onze dagbladen leest zal ze iedere beursdag vermeld en genoteerd
zien. We noemen slechts bij wijze van voorbeeld RoBeCo, Interunie, Unitas, Nefo, H. B. B., enz. enz.
Wat is nu eigenlük zo een beleggingsmaatschappij?
Dit is een lichaam, dat een groot aantal zeer uiteenlopende effecten koopt, laat ons zeggen voor 10
miljoen. Deze effecten vormen het bezit van de beleggingsmaatschappij en nu geeft deze beleggings
maatschappij zelf aandelen uit, laat ons stellen elk groot f 100,nominaal. Uit de opbrengst van deze
aandelen, die ze dus bij het publiek plaatst worden de eerstgenoemde effecten gekocht en betaald
en deze totale massa van de gekochte effecten is nu gezamenlijk bezit van hen die de aandelen van de
beleggingsmaatschappij kochten. Hierdoor wordt voor de bezitters van de aandelen van de beleggings
maatschappij het risico veel meer gespreid en daardoor veel kleiner.
Met een simpel voorbeeldje wil ik dit toelichten.
A, B en C zijn drie goede buren, met drie goede bedrijven en met alle drie het goede plan om hun
overgespaarde geld goed te beleggen. Ze hebben elk 10.000,beschikbaar.
A. koopt: 1 a/ Philips f 6.000.B. koopt: 1 a/ Kon. Olie f 6.500,
1 af Holl. Beton 4.000,— 1 af v. Gelder 3.500,—
10.000,— 10.000,—
C. koopt 1 a/ Biihrmann f 4.000.-
1 af Stokvis 3.500-
1 af Ketjen 2.500-
10.000
Aandelen en koerswaarde zijn volkomen loillekeurig
Ieder van deze 3 personen loopt nu risico in de onderneming waar hij aandeelhouder is. Het is dus
zeer goed mogelijk dat A koerswinst maakt, B koersverlies en C geen van beide. Dit willen ze als
goede buren voorkomen. Wat doen ze nu? Ze storten elk f 10.000,in de gezamenlijke pot en kopen
gezamenlijk dezelfde bovengenoemde aandelen.
Het gezamenlijk bezit van A, B en C is dus:
1 af Philips6.000,
1 af Holl. Beton4.000,
1 af Kon. Olie6.500,
1 af v. Gelder 3.500,
1 af Bïihrmann 4.000,
1 af Stokvis 3.500,—
1 af Ketjen 2.500,
30.000,—
Tegenover deze waarde geven ze nu af 300 aandelen elk nom. f 100,waarvan elk er 100 stuks
ontvangt en nu vertegenwoordigt elk van deze 300 aandelen 1/300 gedeelte van het gezamenlijk bezit.
Stijgt de totale waarde van de gekochte effecten dan stijgt ook de waarde van elk van de 300 aan
delen in de op deze wijze geboren beleggingsmaatschappij.
Dat in bovenstamide niet alles van de technische details van de beleggingsmaatschappij is verteld
zal de deskundige lezer niet zijn ontgaan. Het gaat maar om het principe.
MEIJERS.
F)E N.A.K. heeft voor dit jaar bepaald, dat voor
de klassen S, SE en E het doodspuiten van
het loof bij pootaardappelen, al dan niet vooraf
gegaan door loofklappen of een andere mechanische
beschadiging, alleen dan aan het vroegrooien of
looftrékken kan worden gelijkgesteld, indien het
doodgespoten gewas afdoende dood is op een tijd
stip, dat tenminste 3 dagen vóór de voor looftrek-
ken of vroegrooien gestelde rooidata ligt. Voor de
klassen A, B en C geldt, dat het loof op de rooi-
datum dood moet zijn. De Gewestelijke Keurings
diensten kunnen aan het doodspuiten echter nog
meer voorwaarden verbinden.
Aan de voor dit doel bestemde doodspuitmiddelen
v/orden hoge eisen gesteld, omdat het loof of de
stengelstompen op de gewenste datum volkomen
dood moeten zijn en ook geen nieuwe spruiten
mogen vertonen. Vooral deze jonge spruiten oefe
nen een grote aantrekkingskracht uit op de blad
luizen, waardoor de kans op besmetting van de
knollen met virusziekten toeneemt. Gewassen, die
een sterke neiging tot het vormen van nieuwe
spruiten hebben of tweede groei vertonen, dienen
daarom zo 'spoedig mogelijk na het doodspuiten te
worden gerooid.
Een normaal ontwikkeld, levenskrachtig, gezond
pootgoedgewas is moeilijk volkomen dood te
krijgen, zelf wanneer twee of drie bespuitingen
•worden uitgevoerd. Bij dergelijke gewassen wor
den vaak betere resultaten verkregen door het loof
eerst met een loofklapper of op een andere "wijze
voor een groot deel te verwijderen en daarna te
spuiten.
Verder kan door het beschadigen en ontblade
ren van de stengels met eggen e.d. één bespuiting
worden bespaard. Vooral bij late rassen verdient
het dan echter aanbeveling het gewas eerst in één
richting te eggen en een bespuiting uit te voeren,
terwijl twee of drie dagen lat^r het gewas in
tegengestelde richting geëgd en nogmaals bespoten
wordt.
Het doodspuiten zonder voorbehandeling van het
gewas verdient vooral aanbeveling, wanneer het
gewas door één of andere oorzaak (b.v. Phytoph-
thora) is verzwakt of over de sterkste groei heen
is, zodat in deze gevallen meestal met 1 bespuiting
kan worden volstaan.
De resultaten van de bespuitingen zijn sterk af
hankelijk van het ras. Bintje en Eersteling b.v. zijn
betrekkelijk gemakkelijk dood te spuiten. Eigen
heimer en Furore leveren meer moeilijkheden op,
terwijl Alpha en Voran in dit opzicht de moeilijk
ste rassen zijn.
Factoren die het resultaat van het doodspuiten
beïnvloeden.
a. de weersomstandigheden tijdens en enige tijd
na het uitvoeren van de bespuitingen, een hoge
relatieve luchtvochtigheid is gewenst en bij aan
houdend zonnig en droog weer moet men
's avonds spuiten.
b. de hoeveelheid vloeistof, bij verwijdering van
het loof met loof klappers of op een andere wijze,
tenminste 500 1/ha bedragen en in alle andere
gevallen 800-1000 1/ha.
c. de stengelstompen van een geklapt gewas moe
ten niet met loof of grond zijn bedekt.
d. bij een geklapt gewas kan worden volstaan met
het bespuiten van de stengelstompen, mits de
planten midden op de ruggen staan en alle
stengels kort geklapt zijn. De hoeveelheid mid
del kan in verband met de vermindering van
de te spuiten oppervlakte echter niet v/orden
verlaagd.
Zeer goede resultaten werden verkregen, wan
neer de stengelstompen van iedere rug dooz
twee schuin op de stengelstompen gerichte dop
pen werd bespoten.
Op grond van de in de afgelopen jaren opge
dane ervaringen is het beslist noodzakelijk tijdig
met het spuiten te beginnen. In het algemeen kan
worden aangeraden tenminste vijf dagen vóór de
datum, waarop het gewas dood moet zijn, de eerste
bespuiting uit te voeren.
Inlichtingen over middelen en benodigde hoeveel
heden v/orden verstrekt door de Kijkslandbouw-
voorlichtingsdienst en de Plantziektenkundige
Dienst.
Van het I. L. R. te Wageningen, Mechanisatie
van de verzorging van suikerbieten en de gevol
gen daarvan voor machinaal rooien. Publikatie
N° 69, april, door E. Strooker.
Volledige mechanisatie van de bietenverzorging
met behulp van de middelen waarover kan worden
beschikt, schept een grote kans op opbrengst
derving.
In dit opzicht biedt ver doorgevoerde mechani
satie betere vooruitzichten. By een goed gebruik
van de technische middelen die bij het onderzoek
werden ingezet, i.e. precisiezaaimachiiie en ryen-
dunner, kon het handwerk voor de verzorging van
de bieten op schoon land beneden 1 uur per 1000
kg wortelopbrengst worden gehouden! Opbrengst-
verlies werd als gevolg van deze teeltwyze niet
geleden, mits er door het gebruik van een smalle
hak (ongeveer 12 cm) voor gezorgd werd dat er
een voldoend aantal planten per ha behouden
bleef. De kwaliteit van het. machinaal rooien kon
in een dergelijk gewas de vergelijking met het
werk in een normaal gewas in elk opzicht door
staan.