Overpeinzingen bij de Kabinetsformatie
Wensen en verlangens - De landbouw een urgente zaak
VRIJDAG 12 JULI 196-3
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land enTuinbouwenVeeteelt in Zeeland
OVERZICHT
Frankering bij abonnement: Terneuzert
51e Jaargang
No. 2689
T|E kabinetsformatie bevindt zich op het ogenblik dat wij
dit schrijven in het laatste stadium, zoals dat in vak
termen heet. Tenzij er nog een onverwachte kink in da
kabel komt, heeft ons land_binn<enkort weer een nieuwe
regering, die dan moet trachten gedurende de vier-jarige
parlementaire periode het schip van staat een goede koers
te laten varen.
Regeren is nooit een gemakkelijke taak en het is heel wat
eenvoudiger om, aan de kant staande, op te sommen wat
er allemaal verkeerd is gedaan en dus achteraf aan te geven
hoe het had gemoeten. Ook de nieuwe regering komt voor
e<en aantal problemen te staan, die moeilijk zijn op te los
sen. Moeilijk, omdat er zoveel tegengestelde belangen in
een volk als het onze zijn en omdat de vraagstukken veelal
uiterst ingewikkeld zijn.
EEN ieder, die zich voor het Bèstuur van ons land interesseert weet, dat er ondanks of misschien
wel tengevolge van de welvaart waarin wij leven, een zeer groot aantal wensen zijn, die onmoge
lijk allemaal tegelijk vervuld kunnen vVorden, omdat zij veel meer geld vragen, dan er beschikbaar
is of komt.
Het is in dit verband goed, dat wij ons realiseren dat er in Nederland en in de ons omringende
Westelijke landen welvaart heerst. Want wij nemen dat, allen op onze beurt, teveel als een vanzelf
sprekend iets aan. De opgroeiende jeugd bijvoorbeeld heeft niet anders gekend. Maar wij dienen ons
ook bewust te zijn, al behoeven wij daar nu niet elk ogenblik aan te denken, dat er in grote delen
van de wereld, ja in het grootste deel, een armoede heerst, die wij ons niet kunnen voorstellen, wan
neer deze niet met eigen ogen is aanschouwd.
TERWIJL dus vele regeringen, ook nog van een aantal Europese landen, worstelen met de vraag
hoe de armoede te bestrijden, hoe de produktie op te voeren, hoe hun onderdanen een begin van
ontwikkeling te geven, krijgt de nieuwe Nederlandse regering te maken met vragen hoe de welvaart
te behouden, eventueel nog op te voeren en zo billijk mogelijk te verdelen.
Het heeft er alle schijn van dat dit laatste probleem nog moeilijker is op te lossen dan het eerste.
Want mensen, die al veel hebben, zijn dikwijls lastiger dan mensen die niets hebben. De hebzucht komt
immers voornamelijk door de vergelijking met anderen die nog meer hebben
VELE WENSEN
I\E wensen, die er bij het Nederlandse volk
leven, liggen voor een groot deel op het eco
nomische vlak, op het sociale vlak en op het vlak
van de technische uitrusting. De studie, van het
Centraal Plan Bureau, welke in alle dagbladen is
gepubliceerd en die aan de kabinets-informateuren
en formateuren is voorgelegd, toont duidelijk aan,
dat de wensen op het punt van de woningbouw,
de landbouw, de verhoging van sociale uitkeringen
(A. O. W. en Kinderbijslag), de aanpassing van
ons wegennet, de verlaging van de directe belas
tingen enz., in de komende vier jaren voor een
flink deel onvervulbaar zijn. Iedere regering zal
dus een keuze moeten maken en het is duidelijk,
dat hier al dadelijk de moeilijkheid ligt, dat over
wat afvalt of slechts gedeeltelijk uit de bus kan
komen, velen boos zullen zijn. Want hoewel wij
verheugd en dankbaar zouden moeten zijn, dat er
in ons kleine land nog zoveel te verdelen valt, is
meestal het ongenoegen over wat men niét krijgt
groter dan het genoegen over wat men wél krijgt.
Op dit laatste meenl men immers al gauw recht
te hebben.
KORTER WERKEN, MEER VERDIENEN
BIJ dit alles en bij de gehele regeringsformatie
zouden wij nog een paar opmerkingen willen
plaatsen.
Voorop zouden wij willen stellen, dat ons
volk dient te beseffen, dat het inwilligen van
wensen afhangt van hetgeen wij met zijn allen
weten te produceren. Deze produktie nu hangt
weer voor een flink deel af van de bereidheid
tot werken. En in dit verband lijkt het er wel
op, of de werklust gevaarlijk aan het afnemen
is. Maar zonder werken komt er geen produk
tie, geen welvaart en geen mogelijkheid tot het
inwilligen van wensen.
Bovendien schept het steeds maar afdwin
gen van kortere werktijden grote onbillijk
heden ten opzichte van de categorie kleine
zelfstandigen, waaronder wij de gehele boe
renstand kunnen rekenen. Hun dagtaak wordt
op den duur ondragelijk.
IN dit verband willen wij een verhaal aanhalen
uit het hotelbedrijf. Iemand van de arbeids
inspectie kwam aldaar in de linnenkamer en vroeg
aan een vrouw die er werkte hoe laat zij begonnen
was. Het antwoord was: om zes uur vanmorgen.
En tot hoe lang werkte U gisteren? vroeg de in
specteur. Tot middernacht, was het antwoord. Maar
dat is een schandaal, zei de inspecteur, komt dat
meer voor? Iedere dag, zei de vrouw. Dan wend
ik mij onmiddellijk tot de eigenaar van dit hotel
en ik zal haar eens flink bekeuren, zei de man ver
ontwaardigd.
De eigenares hen ik -zelf, zei de vrouw
Dit verhaal had zich ook op een boerderij kunnen
afspelen en er schuilt in deze situatie een groot
gevaar.
DE LANDBOUW VRAAGT
EEN REDELIJK PRIJSBELEID
PEN tweede punt, waaraan een nieuwe regering
grote aandacht dient te besteden is de econo
mische toestand in onze landbouw. Deze is niet
best en niemand behoeft er een doekje om te win
den, dat er in brede lagen van de boerenstand on
tevredenheid heerst. Dit verschijnsel doet zich ook
in andere landen voor en een van de voornaamste
oorzaken zien wij in de wanverhouding tussen
produktie en afzet. De produktie van landbouw-
produkten stijgt steeds. Dit feit valt noch te ver
loochenen noch tegen de houden. Tal van systemen
om de produktie af te remmen hebben in het ver
leden gefaald. Ook een verbetering van de struc
tuur van de landbouw, op zichzolve dringend ge
wenst en noodzakelijk, leidt tot een hogere pro
duktie. Een hogere produktie. die, in wereldver-
band bekeken, ook noodzakelijk is, gezien de on
voldoende voeding van vele honderden miljoenen
mensen.
Juist daarom is het onzes inziens ook geen op-
tossing via lage prijzen, al of niet door een vrije
markt of door ingrijpen van de overheden, de pro
duktie terug te dringen. Want dit maakt de posi
tie van de producenten, de boeren dus, maar steeds
slechter.
Het vraagstuk waarvoor wij staan is veeleer
een vraagstuk van de organisatie van de afzet,
waarbij het uit de markt houden of nemen van
prijsdrukkende overschotten een steeds dringender
eis wordt. Hier ligt een taak voor overheden en
organisaties, zowel op nationaal als op internatio
naal terrein.
Vandaar dat wij van een nieuwe regering moe
ten eisen, dat een redelijk prijsbeleid gevoerd
wordt naast een beleid van structuurverbetering".
Bovendien moge een nieuwe Minister van Land
bouw bedenken hoe snel overschotten door on
voorziene omstandigheden in tekorten kunnen
omslaan
Het voorbeeld van de suiker behoeft geenszins
alleenstaand te blijven.
öok hier ligt een argument voor een gezond
prijsbeleid, waarbij de angst voor de ene cent by
het brood of by de liter melk, eindelijk eens dient
te verdwijnen. Terwijl de prijzen van industriële
goederen en voor tal van diensten steeds stijgen,
is het een grote onbillijkheid de prijzen van land-
bouwprodukten stabiel te willen houden of deze
over te laten aan het spel van vrije krachten.
Naar wij vernemen zal het landbouwbeleid ip de
lijst van wensen, die de nieuwe regering wel denkt
te vervullen, een hoge plaats krijgen. Dat is ten
minste iets. Hopelijk zal de nieuwe bewindsman
met bovenstaande beginselen ernstig rekening hou
den.
BELASTINGVERLAGING URGENT
TENSLOTTE lijkt ons een andere wens voor
de zelfstandigen en zeker ook voor de onder
nemers in de landbouw urgent. Het is het terug
dringen van de progressie in de directe belastingen
en de verlaging dus van de inkomstenbelasting.
Ook dit zou de positie van vele bedrijven de hoog
nodige versterking geven. Hierbij komt dan nog
als belangrijk argument, dat het voor onze con
currentie in E. E. G.-verband dringend noodzake
lijk is. Als prijzen en kostenfactoren in de E. E. G.
naar elkander toegroeien en zij doen dit al
dan dient ook de belastingdruk op de landbouw
producenten in de ?es landen gelijk te worden. Met
name voor de mogelijkheid van investeren zou er
anders een groot verschil ontstaan en een niet te
onderschatten nadeel voor onze landbouw.
Zo hebben ook wij de nieuwe regering een
aantal wensen voorgelegd, die op het terrein van
de landbouw liggen. Er zijn er ongetwijfeld meer.
Maar dat de urgentie van de landbouwproble
men groot is, staat vast. De achterstand in de
laatste jaren opgelopen, is reeds te groot.
S.