V Spel met trouwhartige boer Voorlopige uitkomsten Landbouwbedrijven 1962-'63 VRIJDAG 14 JUNI 196% „Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land enTuinbouwenVeeteelt in Zeeland Van handel met warm en sterk hart Sle Jaargang: No. 2685 „Handel drijven is een spel, een sport, een roeping". - „De persoon Jansen is buiten zaken omeen man met een warm hart in persoonlijke contacten". „Als zakenman moet hg een sterk hart hebben, opdat hij soms grote verliezen en soms niet onbelangrijke winsten kan over. leven". ,,De handel doet evenzeer zakenmet de uitgekookte zakenman in de stad als met de trouwhartige boer op zijn bedrijf". Deze aanhalingen gaven ons de titel in de pen, die boven dit artikel is gezet Zij zijn gehaald uit het onlangs verschenen rapport van het Algemeen Orgaan Voedselvoorziening over „De handel in landbouwprodukten en levens middelen". Het genoemde Orgaan is de top-organisatie van de handelssector waarover het eerdergenoemde rapport gaat. een stuk van de handel, waar mee de boeren- en tuindersstand uiteraard heel veel te maken heeft. Op zichzelf is dat al voldoende reden om met veel belangstelling zo'n rap., port door te nemen. Die interesse groeit, als men leest, dat het rapport niet alleen de bedoeling beeft de positie van de landbouw- en voedselvoorzienings- Itandel te verduidelijken, maar ook om een bijdrage te leveren tot oplossing van het probleem van de afzet van landbouwprodukten en levensmiddelen en van de economische positie van de landbouw". Vandaar dat we het rapport bondig opgesteld en boeiend geschreven lazen en menen er het vol gende van te moeten zeggen. POSITIE VAN DE HANDEL MEDERLAND blijkt boordevol wanbegrip te zitten. Van land- bouwzijde is meermalen geklaagd over misverstand buiten de land. bouw omtrent de positie van de land en tuinbouw. In de achtste industria lisatienota zegt de regering, dat han" del, scheep- en luchtvaart nog zo zeer het nationale denken in beslag nemen, dat daarin geen plaats is voor de industrie. En de (landbouw- en voedselvoorzienings-) handel wijst er nu op, dat men niet aan het schep pen van een „goed handelsklimaat" toekomt, omdat landbouw en indus trie te veel aandacht van de autori. teiten vragen. Van het Algemeen Orgaan Voed selvoorziening was uiteraard niet an ders te verwachten dan dat de be langrijke plaats van de agrarische handel met nadruk zou worden on derstreept. Toch gaat men daarmee, met alle respect voor een gezonde zelfbewustheid, naar ons gevoel wel wat ver. Temeer daar men op grond van die belangrijke plaats een. han delsbeleid van de overheid vraagt, compleet met staatssecretaris en directeur-generaal voor de handel. De redenering is ongeveer aldus; handel bevordert de specialisatie in het bedrijfsleven en dus de welvaart van landbouw, industrie etc.; hoe beter de handel floreert, hoe beter ook de rest en dus is naast een land bouwbeleid en een industrialisatie beleid tevens een handelsbeleid nodig. UET is dan toch wel goed om te bedenken, dat er bepaalde re denen zijn voor een beleid ten be hoeve van de landbouw, van de in dustrie, etc. Deze kunnen zijn ge legen in de structuur van de be drijfstak (veel kleine ondernemingen, die minder op eigen kracht kunnen doen), in onverantwoorde markt omstandigheden, in belang voor de nationale veiligheid en voor de werkgelegenheid e.d. Geen van dit soort motieven lijkt ons voor een handelsbeleid van de overheid aan wezig. Hierbij natuurlijk afgezien van een aantal wenselijke algemene maatregelen, biiv. on fiscaal terrein. waarvan alle ondernemingen en dus ook de handel zouden kunnen profi teren. De taak van de handel moet niet overtrokken worden. Het rapport zegt zelf terecht, dat de kern is het kopen 'en verkopen. Ondanks zijn onmisbaarheid voegt de handel zelf dus veel minder waarde toe aan het produkt (of met andere woorden: is minder „verdienstelijk" voor het pro dukt) dan de boer en de industriële verwerker van het landbouwpro- dukt. Dat de handel de opdracht voelt om producenten en consumenten een maximaal profijt te laten trek ken van zijn werk gaat ons wel erg ver. ALTIJD INDIVIDUALIST ANOMWONDEN zegt het rapport dat de handelsondernemer in zaken een individualist is. Er moet altijd voldoende speelruimte blijven, waarb'nnen de handelaar zaken kan doen. Marktordening, afspraken om trent hoeveelheden en prijzen leiden tot verslapping en ontkennen het wezen van de handel. Bij deze mooie stelling in het rapport past op zijn minst toch wel de kanttekening on zerzijds, dat hierbij toch wel bedacht moei worden, welke de eigenlijke functie van de handel in de gang van het produkt is en welke eisen hij daaraan zou mogen ontlenen. Ordening van de markten van en kele belangrijke landbouwprodukten is nu eenmaal de enige doelmatige methode van het voeren van een landbouwbeleid, dat om bepaalde re denen, hierboven reeds even aange duid, noodzakelijk is en als zodanig wordt erkend. Nu een steeds belangrijker onder deel van dat landbouwbeleid boven dien een valorisatiebeleid wordt (om landbouwprodukten voor de boer tot hogere waarde te brengen), waar voor de overheid het bedrijfsleven een taak wijst, hadden wij graag desnoods minder fraaie, maar wel nuchterder taal gelezen. Dat de han del niet ontaard wordt, als hij een taak vervult, die de producenten werkelijk een maximaal profijt geeft. Felle concurrentie op de export markten zou wel eens nadelig kun nen zijn, wordt erkend, maar de vrije mededinging wordt toch duidelijk de voorkeur gegeven. Geen monopoli seren van de export, en meer eigen baas over kwaliteitseisen, aldus het rapport. Maar op de binnenlandse markt mag de concurrentie niet on gezond worden. Verder helaas geen woord over de zin en de noodzaak van allerlei nog bestaande vrij ver gaande regelingen bij de detailhandel, bijv. van melk- en zuïvelprodukten. Nederland beeft een achterstand Op het terrein van marktonderzoek. Nu dus ook steun van handelszijde voor goed marktonderzoek in samen werking met andere betrokken groe pen en de overheid? Welnee, ook hier viert het individualisme hoogtij. In plaats van samenwerking wórdt overheidssteun bepleit voor de markt- onderzoekingen van afzonderlijke ondernemingen, die er dan het uit sluitende gebruik van zoude' moeten hebben. Hoe node missen wij hier ook een constructieve benadering in het belang van de afzet van land bouwprodukten. EN DE POSITIE VAN DE LANDBOUW |\E landbouw en het landbouwbe- leid krijgen behoorlijke aan dacht in het rapport. Vol verwach ting menen we te mogen speuren naar de bijdrage van de har^el tot oplossing van het vraagstuk van het tot hogere waarde brengen van de land- en tuinbouwproduktie. Tevergeefs. Voor de vraagstukken, waarmee de landbouw worstelt geeft het rapport hetzelfde recept als voor het doen bloeien van de handel. Iedere boer moet zelf verantwoordelijk zijn voor zijn bedrijfsvoering en de vrij heid hebben om te produceren wat hij wenst. De landbouw moet verder worden gerationaliseerd, zodat zijn concurrentiekracht wordt vergroot. Daartoe moet technische en bedrijfs economische voorlichting dienen, als mede een structuurpolitiek. De voor lichting moet ook de marktverhou dingen en afzetmogelijkheden betref fen, waarbij ook van groot belang Is de voorlichting, die de boer krijgt van de handelaar waarmee hij zaken doet. Voor een goed verstaander is het betoog van de handel heel duidelijk. De boer moet beter zijn best doen op rijn bedrijf en daartoe op allerlei ma nieren worden voorgelicht. Afzetpro- blemen voor landbouwprodukten zijn er niet, als de handel maar vrij kan doen en laten wat hij wil. Hoe zeer missen wij hier enig begrip voor de vraagstukken waarvoor de land bouw in het huidige tijdsgewricht is gesteld, w.o. de noodzaak van ver sterking van de marktpositie van de boer en geconcentreerde actie ter verbetering van de afzet van agra rische produkten cn de opbrengsten daarvan voor elk van de belangheb bende groepen. Samenwerking wordt wel nodig geacht, maar dan tussen handelaren en boeren evenals tussen landbouworganisaties en organisa ties van handel en industrie. Maar m hoeverre die samenwerking van commerciële aard is, is niet duidelijk. Over de positie van de coöperatieve bedrijven in dit verband geen woord. En dus ook niet over de wenselijk heid of mogelijkheid van samenwer king tussen coöperatief en particu lier bedrijf in het belang van beide bedrijfsvormen en van de agrarische producent. Vele dingen in het rapport zijn te onderschrijven. Dat we ze hier niet noemen, wil niet zeggen, dal die genegeerd moeten worden. Hel rapport heeft zeker zijn waarde, maar toch zouden wij de boer van vandaag willen aanraden om nief zonder meer altijd zijn trouwe hart te volgen. Het staat trouwens ook heel duidelijk in het rapport: „De handelaar Jansen is hard en kijkt niet alleen op centen, doch ook op fracties van een cent"! HET L.E.I. heeft in verslag No. 23 de voorlopige resultaten gepubliceerd van het onderzoek naar de financiële resultaten 1962/63. Aan dit verslag, dat juist vóór het ter perse gaan van dit nummer werd ontvangen, ontlenen wij het volgende Gebleken is dat op de weidebedrijven het arbeidsinkomen van de onder nemer in belangrijke mate is gedaald. Op de klei- en veengronden bedroeg deze daling ongeveer 4000,— ten opzichte van het vorig jaar. De vee houders hebben dus een zeer slecht jaar achter de rug. Een matige zomer, lange en strenge winter, hoge veevoederpryzen, lage prijzen voor het vee op de markten hebben tot gevolg gehad dat de bedrijfsresultaten voor hen zeer ongunstig zijn geworden. De weidebedrijven op de zandgronden in de Friese Wouden vormden hierop een uitzondering. Het arbeidsin komen in dit gebied bleef op het niveau van het vorige jaar gehandhaafd. Het gemiddelde arbeidsinkomen van de ondernemer op de gemengde bedrijven in het oostelijk en zuidelijk zandgebied toonde geen verbetering van het lage niveau in het voorgaande jaar. Ook voor de gemengde be drijven was het resultaat derhalve teleurstellend. Voor de akkerbouwbedrijven op de kleigronden en in de veenkoloniën gaf dit jaar (oogst 1962) een aanmerkelijke verbetering van het inkomen van de ondernemer te zien door hogere kg-opbrengsten en hogere prijzen. DEZE week geven wij het overzicht van het L. E. I. betreffende het gemid deld arbeidsinkomen van de ondernemers op akkerbouwbedrijven. De volgende week komen wij hierop en op de gegevens van de weidebedrijven (ook op de zandgronden) nader terug. (Zie verder pag. 547.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 1