536 ZEUÜWSLANDBOUWBLAD ZUID-BEVELAND Zeeuwsch-Vlaanderen 10 km Tussen twee Op de vorige in Oost Zuid-Beveland gehouden Z. L. >1.-tentoonstelling was in een bekroonde stand- een ouderwetse tweewielige paardekar te zien voor een wat groter akkerbouwbedrijf. Zouden we op deze tentoonstelling alweer een inventaris voor zo'n bedrijf opstellen, dan zouden we een dergelijke kar niet meer terugzien. We zouden daarnaast nog meer en grotere veranderin gen te zien krijgen. In de periode tussen deze landbouwtentoonstellingen is er wat de technische zijde van het landbouwbedrijf betreft, heel wat ver anderd. TREKKRACHT. Het aantal paarden is drastisch verminderd. De grotere bedrijven waar nog paarden voorkomen zijn bijna op één hand te tellen. Aansluitend kan hierbij opgemerkt worden dat ook op de kleinere be- dryven het aantal paarden eveneens, zij het misschien wat langzamer, toch ook vrij sterk is gedaald. De motorisatie en mechanisatie neemt hand over hand toe. De norm van 3/4 pk per ha, die rond 10 toe 15 jaar terug gold, is allang verlaten. Op talrijke bedrijven is reeds veel meer trekkracht be schikbaar. Overwegend ziet men hierbij dat de zwaarte van de aangeschafte trekkers geleidelijk aan wat toeneemt. Men wil steeds meer pk's in reserve hebben. Bij de grotere bedrijven met meer trakto- ren ziet men dat in toenemende mate één of meer traktoren aangepast worden aan een bepaald werk of werktuig. Spoorbreedte, aftakas, hydraulische hefinrichting alsmede de mogelijkheid tot aanbouw van de benodigde werktuigen spelen hierbij een rol. Het bedrijf is een geheel. Het bestaat wel uit onderdelen maar deze zijn niet los van elkaar te den ken. Bij het bespreken op de bedrijven van de veranderingen van technische punten komt steeds meer naar voren dat het bedrijf altijd als één geheel gezien moet worden. Zodra men n.l. één van de onderdelen gaat veranderen, worden ook andere onderdelen van het bedrijf beïnvloed. In veel ge vallen blijkt dat bij oplossing van het ene probleem, een ander probleem zich weer in sterkere mate doet gevoelen. Bjj het doornemen van de verschillende bedrijfsonderdelen komt de samenhang vrij dikwijls naar voren. SUIKERBIETEN. PAAN we achtereenvolgens op enkele zeer be- langrijke punten in, dan is dit wel op de teelt van suikerbieten. Reeds vele jaren is dit gezien de oppervlakte het eerste en tevens, het belang rijkste gewas van het bouwplan in dit gebied. Bovendien was het één van de meest arbeidsinten sieve gewassen. Welhaast alle onderdelen van de teelt zijn zeer sterk aan veranderingen onderhe vig. Naast de verbreding van cle rijenafstand, zien 'we vervolgens de grote veranderingen bij het zaaien, het gebruik van andere zaadsoorten, andere manieren voor het dunnen, de toename van de chemische onkruidbestrijding en het machinaal rooien. De hoogte van de arbeidslonen en ook de schaarste aan arbeidskrachten spelen hierbij een zeer grote rol. f|E laatste jaren begint het gebruik van mono- germ, en precisiezaad vrij snel toe te nemen. In 1962 werd circa 4 5 van het totale suiker bietenareaal met de precisiezaaimachine ingezaaid; in 1963 is dit ongeveer verdubbeld tot bijna 10 Reeds nu is te vernemen dat die uitbreiding in 1964 nog sneller zal gaan. Op de vooral wat gro tere akkerbouwbedrijven ligt de grootste en de RIJENAFSTAND. Het valt wel sterk op dat op zeer veel bedrijven de meeste zaaimachir.es zijn genormaliseerd, hetzij op 11 of op 121 cm. De 12'2 cm krijgt wel iets meer de overhand. Een eerste stoot is hiertoe in 1954 gegeven bij de demonstratie met naaimachi nes in het Veilingsgebouw te Krabbendijke. Thans blijkt dat de laatste jaren weer veel bedrijven tot normalisatie overgaan. Het graan wordt wel ge zaaid op 22 of 25 cm. Enkele loonzaaiers in de polder Kruiningen hebben dit jaar gebroken met dé oude rijenafstanden. Op vele bedrijven varieerd deze afstand voor het zaaien van uien van 18 tot 25 cm en soms nog hoger. Na enkele individuele gevallen waarbij de uien op 33 cm gezaaid wer den, hebben deze loonzaaiers dit jaar de knoop doorgehakt en alle uien op 33 cm gezaaid. Het dikwijls veel tijd vragende verstellen van de zaaikouters komt hierdoor te vervallen. Ook bij de granen is wel het een en ander ver anderd wat de rijenafstand betreft, maar het is minder spektakulair. Verbreding van de rijenafstand wordt eveneens toegepast bij de suikerbietenteelt. Voorheen waren die rijenafstanden 33 tot 40 cm, nu 44 tot 50 cm. Enkelen passen nu nog 40 cm toe. Zodra het ma chinaal rooien een rol is gaan spelen, moest men wel uit gaan van een grotere rijenafstand. Ook bij de aardappelen is men rond i958 van 60 cm naar 65 tot 67 cm overgegaan. Sindsdien is er weer een verandering merkbaar. Om daggroene knollen te verwijderen, wil men de rijenafstand op 75 cm brengen. Enkelen hebben dit reeds ge daan en het ziet er wel naar uit dat anderen heel snel zullen volgen. Het afgelopen najaar bleek dit reeds sterk ten goede veranderd te zijn. Reeds vanaf de eerste le vering kon toen door de loonwerkers volop ge rooid worden, In het algemeen wil man geen risiko meer nemen door pas later in het seizoen, onder mogelijk aanmerkelijk minder gunstige om standigheden, met het machinaal rooien te begin nen. Ook op de bedrijven met eigen rooimachines gaat men er de laatste jaren steeds meer toe over om in het begin van het seizoen zoveel mogelijk bieten te rooien. De afvoer van de machinaal op do wagen gerooide bieten van het land naar spoor of vaarwater vindt de laatste jaren in steeds min dere mate plaats. Zeer grote hoeveelheden wor den op het bedrijf of langs verharde wegen ge stort om later per vrachtwagen naar de fabriek te worden afgevoerd. Bij een wat grotere opper vlakte bieten blijkt dat de ruimte om het produkt tijdelijk te kunnen opslaan vrij aanzienlijk moet zijn. Tevens dient de stortplaats behoorlijk ver hard en bereikbaar te zijn. Op vele bedrijven is hier al reeds veel aandacht aan besteed. GRANEN. IN de verpleging van granen is niet zoveel ge- wijzigd. De graanoogst daarentegen heeft zich, nadat het maaidorsen langzaam maar zeker is Bergen op Zoom 26§ km' moeilijkste arbeidstop bij het doorslaan, dunnen en schoonhouden van de suikerbieten. Door het ge bruik van precisiezaad en precisiezaaimachines kan deze top snel afnemen. Ook bij het gebruik van monogerm zaad bij geringere hoeveelheden dan voorheen, heeft men ook met de gewone zaai- machine reeds op verschillende bedrijven een ar beidsbesparing van circa 15 bij het doorslaan en dunnen kunnen bereiken. OET gebruik van de bietendunmachines neemt in dit gebied niet sterk toe. De wil om een regelmatige stand te houden en de aanwezigheid van (nog) voldoende arbeidskrachten remt het ge bruik van de bietendunner nog af. De toename bij het gebruik van chemische onkruidbestrijdings middelen is belangrijk groter. Dit geldt vrijwel voor alle gronden, uitgezonderd voor de jongere wat zwaardere polders. In vele gevallen wordt in de praktijk een kombinatie van enkele van de genoemde faktoren tezamen toegepast. De laatste jaren is hierdoor reeds zeer veel veranderd. Het ziet er wel naar uit dat de benodigde tijd voor de verpleging van de bieten in de eerstkomende ja ren nog vrij sterk af zal nemen. Bij de oogst van de bieten is eveneens veel veranderd. Het machi naal rooien neemt snel toe. In tegenstelling tot andere gebieden wordt hier vrijwel steeds op de wagen gerooid. Enkele jaren terug werd de rooi'machine van de loonwerker er laat in het seizoen bij gehaald en gezien als het laatste redmiddel om de bieten gerooid te krijgen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 8