Historische bijzonderheden
Oostelijk Zuid-Beveland
over
507
p)IT waren enkele historische bijzonderheden van
Kruiningen, Krabbendijke en Waarde. Van de
andere dorpen die eertijds in dit deel van Zuid-
Beveland lagen: Valkenisse, Maire, Rilland, Bath,
den Agger, Ouwerdinghe en Hinkelenoord is zeer
weinig bekend. Rilland en Bath zijn weer herrezen,
maar op totaal andere plaatsen dan waar ze vroe
ger lagen. Van de andere is niets meer te vinden.
Zij lagen alle in de Watering tussen Honte en Hin-
kele. De laatste was een stroom, die liep van de
oostgrens van Kruiningen tot het Kreekrak en die
in de loop van de 13e eeuw in gedeelten is afge
damd. Ten noorden van de Hinkele lag de grote
Watering Beoosten Yerseke, waar Reimerswaal de
grootste plaats was. Beide Wateringen zijn ten
onder gegaan door de vreselijke stormvloeden van
de'16e eeuw, te beginnen met de beruchte St. Fe-
bixvloed van 5 en 6 november 1530. Alleen Kruinin
gen en Waarde wisten zich uit de catastrofe te red
den, de andere parachies gingen alle voor goed
verloren. De hierbij afgebeelde kaart, waarvan het
origineel in 1940 bij de brand van Middelburg ver
loren is gegaan, beeldt de toestand van Oostelijk
Zuid-Beveland af (plm. 1532).
VRIJDAG 1 JUNI 1963
£"\OSTELIJK Zuid-Beveland, waar dit jaar de Z.L.M. haar
zomervergadering en landbouwtentoonstelling houdt, is
van de oudste tijden af een agrarische streek geweest. Het is
niet bekend wanneer zich hier de eerste mensen hebben ge
vestigd, doch uit bewaard gebleven oorkonden blijkt duide
lijk, dat in de 13e eeuw een intensieve ontwikkeling heeft
plaatsgevonden. In 1187 werd het land Crabbendic door de
heer van Breda geschonken aan de abdij Ter Doest bij Lisse-
weghe en in hetzelfde jaar verwierf de abdij van Duinen bij
Veurne het land Rielant. Beide kloosters, de belangrijkste
van Vlaanderen, behoorden tot de orde van Citeaux. Haar
leden, de Cisterciënsers, zijn in onze omgeving vooral be
kend geworden door hun grote deskundigheid op het gebied
van landbouw en veeteelt en door de vele inpolderingen,
die door henzelf of met hun medewerking tot stand zijn
gekomen. x
IN de beginperiode van hun werkzaamheden (de órde is in 1098 gesticht) werd alle arbeid door henzelf
verricht. Zij wflden, zoals ze verklaren, leven van hetgeen zij zelf verdienen, niet van gaven en aal
moezen en niet „van het zweet van andere mensen". Toen hun bezittingen zich in snel tempo gingen uit
breiden, moesten wel andere werkmethoden te baat genomen worden en deden de lekebroeders en ge
huurde arbeiders hun intrede. Ook werden landerijen verkocht of verpacht. Zo kwamen Rilland en
Waarde, die ook bij de schenkingen van 1187 behoorden, al in de eerste helft van de 13e eeuw weer in
wereldlijke handen. Het gebied van Krabbendijke bleef echter kloostereigendom, een zgn. uithof met
aan het hoofd een rentier. Het was de belangrijkste onder de uithoven van Ter Doest, wat ook blijkt uit
de meermalen voorgekomen benoeming van de rentier tot abt van het klooster te Lisseweghe.
uit dat deel zich aan de Vlaamse zijde hebben ge
schaard.
Van alle bouwwerken uit de middeleeuwen in
oostelijk Zuid-Beveland zijn slechts twee overge
bleven, de kerken en torens van Kruiningen en
Waarde. De eerste dateert uit de 15e, de laatste uit
het eind van de 14e eeuw. De kerk te Waarde werd
in 1589 door de bliksem getroffen en voor het
grootste deel verwoest. Slechts één der zijbeuken
bleef gespaard en werd verbouwd tot de tegen
woordige kerk.
Van de meeste dorpen in de middeleeuwen zijn
van de vroegere bewoners alleen de namen bekend
gebleven van de edelen, die er heer en meester
waren en van enkele pastoors en kapelaans, die aan
de kerk verbonden waren. Bij uitzondering kunnen
we van het kleine Waarde de naam noemen van
een man, die nu eens niet uitblonk in vechten en
het uitoefenen van macht, doch die in zijn' tijd be
roemd was door gaven des geestes. Het is die van
Jan van Warde, prediker en theoloog, gestorven in
1293. Hij was de eerste Cisterciënser monnik, die
aan de universiteit van Parijs promoveerde tot
doctor in de theologie. Mede door zijn toedoen
kreeg de orde veel invloed. Zijn godsdienstige en
wijsgerige geschriften worden gerekend tot de
merkwaardigste van het Vlaanderen der 13e eeuw.
CR is veel kritiek geoefend op de pogingen tot
herstel van de zeewering en dat wel door
daartoe zeer bevoegde personen. Een van de be
kendste is Andries Vierlingh, rentmeester van
Steenbergen, die in zijn jonge jaren de herstel
werkzaamheden in verschillende delen van Zeeland
had gezien en er zelf aan had medegewerkt. Van
1576 tot 1579 heeft hij zijn waterstaatkundige be
vindingen geboekstaafd, welk geschrift later is uit
gegeven onder de titel „Tractaet van Dyckagie". In
deze belangwekkende memoires lucht hij zijn hart
over de misstanden, die hij bij de pogingen tot her
stel in en na 1530 had aangetroffen. Fris van de
lever spuit hij zijn verontwaardiging over de on
bekwaamheid en de zorgeloosheid van de meeste
leiders van het werk.
'Zie verder pag. 509)
LI ET is te begrijpen, dat het kopen, verkopen en
ruilen van stukken grond en het gezamenlijk
inpolderen van rijpe schorren en de verdeling daar
van, vele malen aanleiding gaf tot meningsver
schillen en jarenlange procedures, ja, zelfs tot
grove handtastelijkheden. Gezien de middeleeuwse
mentaliteit van directheid en felheid in alle levens
uitingen is zulks niet verwonderlijk. Gelukkig had
de uithof Crabbendic in de 13e eeuw de bescher
ming van de machtige heren van Cruninghe. Dit
adellijk geslacht, een der voornaamste van Zeeland,
verschijnt in de geschiedenis in 1203 met Wouter
van Cruninghe.
Dat de band met het klooster Ter Doest zeer
hecht was, blijkt uit een oorkonde van 1214, waarin
Wouter verklaart, dat hij tot heil van zijn ziel en
die van zijn overleden echtgenoten Herkenradis en
Immeinen 25 gemeten land schenkt, waarvoor de
abt en het klooster zich verbinden Wouters lichaam
na zijn dood te vervoeren naar de abdij te Lisse
weghe en hem aldaar te begraven volgens de regels
hunner orde gelijk een hunner broeders.
De stex'ke burcht van Cruninghe stond vlak ten
noorden van de kerk, alleen door een gracht daar
van gescheiden. Het slot is na de dood van de
laatste heer Maximiliaan in 1612 sterk vervallen
en in 1720 voor afbraak verkocht. In de onmiddel
lijke nabijheid lag nog de zgn. ridderhofstede
Voorhoute, waarvan heel weinig bekend is.
/"NOK te Waarde heeft een kastee' gestaan, ten
westen van de kerk, op een stuk grond dat
nog bekend staat als de Kasteelberg. Het is te
gronde gegaan in het begin van de 14e of aan het
eind van de 13e eeuw, vermoedelijk tijdens de lang
durige twist tussen de graven van Holland en
Vlaanderen over de eilanden in midden-Zeeland,
Zeeland Bewester Schelde, in welke twist de edelen
bWvArt*