De beer en zijn organisatie
VRIJDAG 7 JUNI 1963
„Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland
Wist U dat....?
51e Jaargang No. 2681
OVER de vraag of wij lid van een Standsorgani
satie moeten zijn bestaat weinig verschil van
mening, zeker in onze provincie, al zijn enkele groe
pen het hiermee waarschijnlijk niet eens.
In de eerste plaats de groep die denkt dat ze
het allemaal zelf wel kan oplossen. We léven echter
niet meer in het stenen tijdperk, toen wij een beer
schoten om zijn vlees te eten, zijn skelet gebruik
ten voor de vervaardiging van wapens en huishou
delijke artikelen, en onder zyn huid onze nachtrust
genoten.
Wij leven in een tijd met een garantiebeleid voor
onze landbouw, met kwesties over grond, pacht ont
eigening, met onderwijs voor land- en tuinbouw,
met verzekeringen en belastingen, met duizend en
één voorschriften en bepalingen, enz.
Hij die meent, met deze wetenschap voor ogen,
het toch alleen te kunnen zou ik de woorden van
Seneca willen toevoegen: „Wie te veel kan, wil
kunnen, wat niet mogelijk is".
Er is ook nog een groep, die geen lid is van een
Standsorganisatie maar wel langs allerlei zy wegen
profiteert van het werk wat deze verricht. Zij zyn
als een collega van ons die ergens in den lande na
afloop van een oprichtingsvergadering voor een
Coöperatieve Werktuigencombinatie opmerkte: „Ik
doe niet mee, want als jullie het werk voor die
prijzen kunnen gaan doen zal de loonwerker het
daar ook wel voor gaan doen."
Wij willen hiervan maar niet te veel zeggen,
doch er ook enkele woorden van Seneca aan toe
voegen: „Waf inzicht niet kon genezen, genas vaak
het verloop van tijd".
MET onze eigen standsorganisatie, de Zeeuwse
Landbouw Maatschappij, zijn we geloof ik in
goed vaarwater.
Haar taken hebben in de laatste halve eeuw een
enorme uitbreiding ondergaan. Wij moeten ons hier
over verheugen, immers, een goede organisatie moet
met de tijd mee, zelfs hier en daar in zyn denken
en werken zyn tijd vooruit kunnen zijn.
De recente verkiezingen nopen niet alleen de po
litieke partijen tot nadenken en beraad, doch ook
de standsorganisaties.
Er is niet alleen een groei van de problemen
waarvoor de agrarische bedrijfstak zich ziet ge
plaatst, er is bovendien een groei van de onrust en
ontevredenheid.
Daarom liggen er moeilijke maar laten we hopen
dankbare taken te wachten. Naar boven toe is een
groeiende samenwerking tussen de organisaties
waar te nemen. Een verbetering van het contact
naar beneden, dus met de leden zelf, zal ongetwij
feld een goede uitwerking hebben.
De toenemende kritiek hoeft niet erg te zijn,
mits zy eerlijk en gefundeerd is. Dan kan zij het
beleid van een organisatie alleen maar fris en by
de tijd houden.
Met reactionaire leuzen zullen we er beslist niet
komen, daar hierdoor de boerenzaak wordt afge
broken en niet opgebouwd.
ER is een groot aantal oorzaken te vinden voor
de kritiek die tegenwoordig in allerlei toon
aarden wordt gehoord. De ontwikkeling in onze
agrarische bedrijfstak is in de laatste halve eeuw
zo stormachtig geweest, dat ook onze standsorga
nisatie in deze stroomversnelling is meegesleept.
Zij is zakelijker, indirecter en zo veelomvattend
geworden op haar werkterrein, dat het voor de
leden zonder bestuursfunctie niet meer is te over
zien.
Ergens kan ons dat spyten, maar dat zijn dan
toch in hoofdzaak gevoelsoverwegingen, op de ma
nier zoals een onzer collega's met iets van spyt in
zijn stem opmerkte: „De gezelligheid is d'r óf".
Kan dat echter anders als wij van onze organi
satie verlangen dat zij haar werkterrein vergroot,
dat zij meespreekt over een aantal problemen die
zo ver verwyderd liggen van onze dagelijkse be
drijfsvoering met zijn eigen zorgen?
Die bedrijfsvoering zelf is immers ook ver
anderd: gemechaniseerd, haastig en nogal onper
soonlijk, ze is niet meer wat ze geweest is: traag,
met veel man- en paardekracht en gemoedelijk.
Er is geen tijd meer over om ons uitvoerig te
verdiepen in de problemen waarvoor onze organi
satie wordt gesteld, terwijl het in feite nodig is dat
wij hiervoor meer tijd beschikbaar hebben dan
vroeger gezien het aantal en de ingewikkeldheid
van die problemen.
Het ten enen male ontbreken van deze tijd,
maakt het nog noodzakelijker dan vroeger te be
schikken over een goede standsorganisatie.
Indien dan de juiste man op de juiste plaats
wordt gesteld, ook in de bestuursfuncties, zal bij
zonder veel en nuttig werk kunnen worden ver
richt. Juist nu en voor de toekomst.
POLITIEK zijn wij een versplinterd en verdeeld
volk. Wij zijn dit ook als agrarische bedrijfs
tak.
Aan de vooravond van de protestvergadering
van het K.N.L.C. op 16-11-1962, lazen wy in Het
Vaderland, onder de kop „Agrarisch Nederland is
onderling erg verdeeld" o.a.:
„In geen enkele bedrijfstak zijn de ondernemers
onderling zó verdeeld als in de agrarische. De ver
deeldheid der Nederlandse boeren heeft zowel
levensbeschouwelijke, sociale als economische oor
zaken."
Het artikel wijdt dan verder uit waaruit onze
verdeeldheid bestaat. Deze bloemlezing komt er
op neer dat wij verdeeld zyn over de vraag: al dan
niet Coöperatie, verdeeld naar gelang wy akker
bouwer of veehouder zyn, naar gelang wy eigenaar
of pachter zijn, en naar gelang wij groot- of klein
bedrijf hebben.
De conclusie van het artikel is dan, dat het
voor een grote standsorganisatie als het K.N.L.C.
daarom niet meevalt al zijn leden naar genoegen te
bedienen, en dat dit in nog mindere mate geldt voor
het Landbouwschap. Dergelijke waarheden over je
zelf kunnen je boos maken. Ik geloof echter dat het
verstandiger is te streven naar een handhaving en
zo mogelijk uitbreiding van een frisse, krachtige en
door haar leden gedragen standsorganisatie. Als wij
hierbinnen de genoemde verdeeldheid tot een
minimum kunnen beperken, met begrip voor el-
kaars mogelijkheden en moeilijkheden, zal die or
ganisatie op nationaal en internationaal agrarisch
terrein belangrijk werk kunnen verrichten.
TENSLOTTE nog iets over de losgebarsten kri-
1 tiek op het Landbouwschap. Om alle misver
stand te voorkomen wil ik mij verklaren voor een
overkoepelende organisatie als het Landbouwschap.
Bovendien ben ik van mening dat veel ongerecht
vaardigde kritiek is en wordt geuit.
Als gewone boer acht ik mij niet competent te
beoordelen of de opzet en de opbouw van het Land
bouwschap juist zijn.
Toch meen ik dat niet alle kritiek onjuist is.
En als wij vragen: Landbouwschap, behandel ons
wat persoonlijker, verklaar in begrjjpeljjke taal
waarom bepaalde besluiten worden genomen of
verordeningen worden uitgevaardigd, geef ons de
kans van gedachten te wisselen over de begroting,
leg ons deze begroting uit op een voor ons verstaan
bare wijze, hul U wat minder in een waas van ge-
heimzinigheid, tracht wat beter by de praktijk te
blijven, meet U niet de allures van een Ministerie
aan, dan menen wij op een groot deel van de kritiek
reeds te hebben gewezen.
Als er ooit een ogenblik is geweest waarop het
Landbouwschap aan Public Relations moest doen
dan is het NU, juist NU. Een betere waardering
voor het werk van het Landbouwschap zal onge
twijfeld het resultaat zijn. Het is dwaas het Land
bouwschap te willen liquideren, omdat wij een
overkoepelende organisatie niet kunnen missen.
Naast kritiek hebben wij bewondering voor het
vele werk dat door het Landbouwschap wordt ver
richt, voor onze agrarische gemeenschap. Alleen mèt
en dóór onze standsorganisatie kunnen wij op de
mocratische wijze meespreken in deze gemeenschap.
Daarom: „Pet af voor de Z.L.M.", ook als wij
wel eens kritiek hebben.
C. J. v. d. W.
t?R grote gebeurtenissen op til zijn Grote gebeurtenissen in onze provincie Ja, inderdaad: We
L gaan, hoewel tijdelijk, van provinciale hoofdstad veranderen en ook van residentie. Middelburg en
Goes moeten voor korte tijd - dit ter gerust stelling van Middelburgers en Goessenaren
hun plaats afstaan aan Kruiningen. We leven immers in een agrarische provincie
Welnu, het hart van agrarisch Zeeland gaat voor drie zomerdagen kloppen in Kruiningen en daar
om moet de provinciale hoofdstad even wijken en de Z. L. M. gaat voor drie dagen resideren in Krui
ningen en dus moet Goes een veer laten.
Wij hebben de stellige overtuiging dat noch de Zeelands eerste burgernoch de Goesse burger
vader zich gedupeerd zullen gevoelen. Z. L. M.'ers, je zult het zien, beide komen stellig in Kruiningen
acte de presence geven en het Z. L. M.-festijn luister bijzetten.
Ook schrijver dezes verheugt zich daarop zeer.
j? VEN vooruitlopend op het vele dat de KruinivQer Z. L. M.-tentoonstelling te zien geven zal, gin-
gen onze gedachten uit naar de afdeling Landbouwwerktuigen.
Wat is er veel veranderd sedert schrijver dezes als jong Z. L. M.-employé de eerste landbouwten
toonstelling bezocht.
Hoe was de belangstelling toen niet gericht op de figuur van de grote Brennus uit de grote W. P.
Stellig zal ook nu weer de keur der Zeeuwse trekpaarden daar verschijnen. Al moge kwantitatief het
trekpaard een grote veer hebben moeten laten, de kwaliteit heeft zeker niet ingeboet. Er zijn echter
zeer zware concurrenten in deze 35-jarige periode komen opdagen.
Hooi en haver zijn door benzine en olie vervangen en het fiere paard is op vele terreinen ver
vangen door de forse trekker.
OOK weer in Kruininqen zullen Zeeuwse boer en tuinder een keur van landbouwwerktuigen te
zien krijgen, met elkaar wedijveren in deugdelijkheid en prijs. Onze Zeeuwse boeren en tuinders
zullen weer zeer ernstig worden geconfronteerd met het investeringsprobleem. En investeren kost
geld, meestal veel geld en roept weer financierings- en rcndementsproblemen op.
Ik weet zeer wel dat vele agrariërs weinig keuze hebben en door gebrek aan menselijke arbeids
kracht wel tot verdere mechanisatie MOETEN overgaan, maar zou toch iedereen de raad willen geven,
van tevoren terdege na te gaan wat de financiële consequenties zijn. Investeren is een probleem dat
een grondige aanpak eist. Vuistregels zijn soms heel aardig, maar meermalen beslist fout.
jEDER die gaat investeren moet zich de zaak goed indenken en planmatig te werk gaan. Een
I goed antwoord, een goed besluit is alleen te geven en te nemen na een goede vraag, een goede
probleemstelling. Men zou het zo kunnen zeggendat een goed antwoord op een verkeerd gestelde
vraag even gevaarlijk kan zijn als een slecht antwoord op een goed gestelde vraag.
Een rustige bezinning op een goed gesteld probleem is onvermijdelijke voorwaarde voor een goed
besluit, voor een verantwoorde investering. Dus berekenen en nadenken.
Reeds de grote Duitse wijsgeer Nietzsche schreef: „Der Mensch ist ein Denker, das heiszt, er macht
die Dinge einfacher. dann sie sind". wat onze Zeeuwse boeren en tuinders wel verstaan en in goed
Nederlands luidt: „De mens is een denkerdat wil zeggenhij maakt de dingen eenvoudiger dan ze
zijn". MT?TJ FRQ
Maar het is ook wel eens anders