Ruilverkaveling komt stilaan op gang
484
Gebruik mineralenkoek in weidetijd
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Het kan niet worden ontkend dat België inzake herverkaveling van land-
bouwpercelen en sanering van waterzieke gronden een flinke achterstand
goed heeft te maken tegenover Nederland. De ruilverkaveling is eerder moeilijk
op gang gekomen waarbij het niet voorhanden zijn van de nodige kredieten en
personeel zeker flink heeft bijgedragen. De minister van Landbouw heeft
weliswaar een mooi plan uit de doeken' gedaan, en dat is nu een paar jaar
geleden gebeurd, maar de uitvoering van dit zg. Vijfjarenplan bleek tot dusver
moeilijk op gang te komen.
Tijdens de bespreking van de begroting van Landbouw in februari jl. kon
minister Héger evenwel mededelen dat ter verbetering van de infrastructuur
van de Belgische landbouw voor 1963 2 miljard fr. investeringskredieten
werden uitgetrokken en dat er ook besloten werd in belangrijke mate tussen
beide te komen in de kosten voor de aanleg van veldwegen en de verbetering
ervan.
Dit is een positief feit. Een ander verheugend verschijnsel daarbij is, dat de ruilverkaveling ruimschoots
ingang gevonden heeft zowel bij de Waalse als bij de Vlaamse landbouwers, die zich aanvankelijk nogal
wantrouwig hebben getoond. De aanvragen komen bestendig en onverminderd binnen. In één enkele
provincie waren er tot februari 1963 35 aanvragen. Daar waar een ruilverkaveling tot stand gekomen
is zijn de eigenaars en pachters uiterst tevreden. Om de ruilverkaveling te bespoedigen heeft de regering
zelfs besloten tot de terugbetaling van de kosten, die wegens studieopdrachten door private bureaus,
ten laste van de gemeentebesturen gevallen zijn.
Belgische
Landbouwnieuwsbrief
HOEVER STAAN WIJ THANS?
V EER beknopt kunnen wij de situatie als volgt
schetsen: Tot einde vorig jaar waren er in
totaal 205 aanvragen genoteerd, waarvan precies
100 tot het vooronderzoek konden worden toege
laten en waarvan reeds voor 69 (vertegenwoordi
gend een oppervlakte van 56.316 ha) dit onderzoek
was beëindigd.
Eenmaal dit gebeurd wordt, vjde ^gemene ver
gadering samengeroepen. Einde van het afgelopen
jaar was zulks het geval met 61 verkavelingsobjec
ten waarvan nauwelijks 3 (3153 ha) werden afge
keurd. Men kon bijgevolg op dit ogenblik besluiten
dat van 58 objecten de uitvoering gestart was,
zijnde voor in totaal 47.334 ha.
Wat daarbij ook opvalt is dat het aanvraagcijfer
hoger ligt in Wallonië dan in Vlaanderen, alhoewel
dit wat zowel de gemiddelde als de totale opper
vlakte van de objecten betreft, precies andersom is.
In Vlaanderen ligt deze gemiddelde oppervlakte
van de tot het vooronderzoek toegelaten objecten
om en rond de 1000 ha, terwijl dit voor Wallonië
nog geen 700 ha bedraagt. Het is verder uit het sta
tistisch voorhanden zijnde materiaal uit te maken
dat bij een ruilverkaveling in België de belangen
van ca 700 a 800 personen betrokken zijn en waar
mede dient rekening te worden gehouden.
DE SPREIDING VAN DE RUILVERKAVELINGEN
IN BELGIË
\TAN de 58 in uitvoering gebrachte ruilverkave-
lingsplannen (per 31 december 1962) zijn- er
26 of 45 t.h., vertegenwoordigend een oppervlakte
v§n in totaal 26.494 ha, gelegen in Vlaanderen en
32 of 55 t.h., vertegenwoordigend een totale opper
vlakte van 20.840 ha, gelegen in Wallonië.
De situatie, provinciaal bekeken, ziet er, wat
aantal en oppervlakte betreft uit als volgt: Limburg
9 goedgekeurde objecten, Oost-Vlaanderen. Hene
gouwen, Luxemburg en Namen ieder 8, Luik 7,
West-Vlaanderen 5, Antwerpen 3 en Brabant 2.
West-Vlaanderen ca 8000 ha, Oost-Vlaanderen en
Namen ca 6000 ha, Antwerpen, Limburg, Hene
gouwen en Luxemburg ca 5000 ha.
DE RESULTATEN
*7 OALS in de inleiding vermeld is de ruilver-
kaveling vrij moeilijk op gang gekomen.
Einde 1960 waren twee ruilverkavelingen volledig
voltooid, met name te Gentinnes (577 ha) en te Ar-
bres (224 ha). In de loop van 1961 kwamen er drie
nieuwe tot stand, nl. de Les Avins, Roloux en Ma-
tagne. Alle tot dusver gebieden, gelegen in de
Waalse provincies. In de loop van het voorgaande
jaar kwam tenslotte de ruilverkaveling tot stand te
Huissignies (468 ha) en te Gingelom (735 ha). Deze
eerste verkaveling in het Vlaamse landsgedeelte is
de grootste tot dusver in België uitgevoerd.
Wij mogen dan ook besluiten, dat op dit ogenblik
in België 7 ruilverkavelingen definitief uitgevoerd
en beëindigd zijn.
De situatie is op het huidig ogenblik zo, dat de
bevoegde diensten en technici de aanvragen niet
meer kunnen bijhouden. De classificatie van de
gronden, die zoals men weet of kan vermoeden een
zeer delicaat werk is, is momenteel achter de rug
voor 39 ruilverkavelingsobjecten. Hierop volgt een
verder onderzoek dat van de 39 voor 32 verkave
lingen reeds van de baan is. 20 van laatstgenoemde
32 kregen reeds „op papier" een nieuwe perceels
indeling, waarna het zogenaamde derde onderzoek
en uiteindelijk het opstellen van de ruilverkave
lingsakte volgt.
Wij mogen dus aannemen dat men op dit ogen
blik in België in de eerstkomende maanden-jaren
voor de uitvoering staat van 20 verkavelingsob
jecten, waarvan slechts 6 in het Vlaamse lands
gedeelte. Wallonië heeft blijkbaar een betrekkelijk
grote voorsprong tegenover Vlaanderen en wanneer
men er ?ou naar streven in aantal en/of in opper
vlakte naar een evenredigheid tussen beide lands
gedeelten te streven, dan mag men geredelijk aan
nemen dat hiermede nog enkele jaartjes zullen
gemoeid zijn alvorens dit zover is.
De Vlaamse achterstand dient echter in deze
niet aan kwaadwilligheid maar aan de Vlaamse
landbouwers zelf te worden toegeschreven. Dit is
des te meer eigenaardig daar de kleine bedrijven,
de kleine percelen, de waterzieke gronden enz.
overwegens in het Vlaamse land voorkomen. Met
de verbetering van de infrastructuur heeft de
Vlaamse landbouw het allereerste belang bij.
PRODUKTIVITEIT BOEKT VOORUITGANG
T N de afgelopen 10 jaar zijn vele kleine boerde-
rijen in versneld tempo verdwenen ten gunste
van de middelgrote bedrijven. In 1959 werd even-*
wel nog altijd tweederde van het landbouwareaal
ingenomen door bedrijven beneden de 20 ha, terwijl
berekeningen hebben aangetoond, dat niet-gespew
cialiseerde bedrijven beneden 25 ha geen normals
rentabiliteit halen. De gemiddelde oppervlakte van
de Belgische land- en tuinbouwbedrijven was In
1959 nog slechts 8,74 ha, wat ruim één ha meer is
dan in 1950.
Het aantal personen, dat in de landbouw werk
zaam is, is na de oorlog in sterke mate achteruit
gegaan. Van 1950 tot 1960 verloor de Belgische
landbouw 180.000 werkers, wat een vermindering
betekent van 35 t.h. Nog slechts 9,3 t.h. van de
actieve bevolking (sommigen gewagen zelfs van
8 t.h.) oefende in het laatstgenoemde jaar zijn be
roep in de landbouwsector uit.
Toch is op het terrein van de produktiviteit in
de landbouw goede vooruitgang geboekt. De pro-
duktie per persoon in de landbouw steeg tussen
1950 en 1961 met 80 t.h., tegenover 50 t.h. in de
industrie en 37 t.h. over de gehele Belgische eco
nomie.
Ondanks deze opmerkelijke vooruitgang op het
gebied van de produktiviteit kan de Belgische land
bouw vooralsnog geen voldoende rentabiliteit be
reiken. Volgens berekeningen van het Rijksstation
voor Landbouweconomie te Gent, die steekproefs
gewijs worden gedaan, waren de verschillen tussen
de werkelijke en wenselijke netto-opbrengsten per
ha sedert 1949/50 steeds negatief, met uitzondering
van 1950/51. Dit ondanks een aanzienlijke verhoging
van de gemiddelde bruto-opbrengsten 28 t.h.
sedert 1954), die groter is dan de toeneming van de
produktiekosten 19 t.h.).
TECHNISCHE VOORUITGANG NOODZAKELIJK
ALS men de bedrijven naar hun oppervlakte be-
schouwt kan worden vastgesteld dat de ver
schillen slechts positief worden bij 25 a 35 ha. Hóe
kleiner de bedrijven hoe groter de negatieve ver
schillen.
De onvoldoende rentabiliteit van de landbouw
vindt allereerst haar oorzaak in de gelijkblijvende
landbouwprijzen sedert de daling van 1949.
Een andere oorzaak van het gebrek aan renta
biliteit op veel bedrijven is de gebrekkige struc
tuur. Wij moeten ons gelukkig prijzen dat het
laatste jaar door de Belgische boeren resoluut de
richting naar ruilverkaveling wordt gekozen en dat
bij hen argwaan heeft plaats moeten ruimen voor
vertrouwen en nuchtere werkelijkheidszin.
De eerste ruilverkavelingen die in het Vlaamse
land zullen worden beëindigd zijn die van Kasterlee
(533 ha), Vlijtingen (781 ha), Hees (331 ha), Eeklo
(511 ha) en Buggenhout (208 ha). Andere verkave
lingen die zullen worden afgewerkt zijn die van
Kruishoutem (1261 ha), Zomergem (1294 ha), Melsen
(349 ha), Westkapelle (719 ha) en Wingene, die met
haar 2370 ha, veruit de grootste ruilverkaveling in
België wordt. In Vlaams-Brabant is men met het
voorafgaandelijk onderzoek e.d. reeds ver gevoiderd
in de ruilverkaveling van Lubbeek, terwijl een
ander object te St. Joris Winge in vooronderzoek is.
Het moet zo worden gezien, dat de ruilverkave
ling een zeer goede manier is om de Belgische land
bouw weer rendabel te maken. Daarom zal de aan
passing van de landbouwstructuur aan de tech
nische vooruitgang blijvend moeten worden aan
gewakkerd.
(Vervolg van vorige pag.)
en van de Prov. Gezondheidsdiensten hebben aan
getoond dat afvvijzende kalk/fosfor-verhoudingen
en tekorten aan fosfor, keukenzout, mangaan,
koper, kobalt, jodium en zink regelmatig voor
komen. Door correctie van de mineralenvoorzie-
ning konden vele moeilijkheden worden opgelost.
Op een aantal bedrijven zijn worminfecties de oor
zaak van de gesignaleerde afwijkingen.
Is er sprake van een tekort aan een of meer
mineralen dan is het dikwijls niet de meest goed
kope en efficiënte weg om dit tekort met een mi
neralenkoek te corrigeren. Enkele voorbeelden zijn
de volgende. Bij een tekort aan fosfor is er sprake
van een tekort aan fosfor in de grond (uitgezon
derd misschien bij zeer droge weersomstandig
heden). De meest doelmatige maatregel is dan
meer fosforzuur bemesten. Het fosforgehajte van
het gras stijgt dan, terwijl de grasopbrengst ook
nog zal toenemen. Heeft men alleen een tekort aan
een of meer sporenelemenen, dan kan door top-
dressing van het gras met sporenelementen of
door het verstrekken van één reepje sporenele-
mentenkoek het snelst verbetering worden ge
bracht. Voor een natriumaanvulling kennen wij
de zoutliksteen, de pekelbak en de keukenzout
bemesting (eventueel ook kainiet of chilisalpeter).
Bij mineralen-tekorten in het gras raadplege men
in de eerste plaats de Rijkslandbouwconsulent of
'zijn assistent voor een deskundig bemestings-
advies.
WANNEER MINERALENKOEK VOEREN?
WAT de kalk en de fosfor betreft, is niet alleen
de absolute hoeveelheid van belang, maar
ook de onderlinge verhouding. Als algemene lei
draad kan worden gegeven, dat een correctie nood
zakelijk is wanneer de kalk/fosfor-verhouding
meer is dan 3.0 of minder dan 1.0 (ideaal is een
kalk/fosfor-verhouding van 1.5).
Kalk. Het Ca-gehalte van het grasbestand is
sterk afhankelijk van het percentage klavers en
kruiden. Bij zeer zware stikstofbemesting worden
de klavers en kruiden in het weiland teruggedron
gen. Toch is er zelden sprake van een absoluut
tekort aan kalk.
Een te ruime kalk/fosfor-verhouding als gevojg
van een overmaat aan kalk komt alleen voor bij
meer dan 40 klavers in het rantsoen. In dit
geval is het gewenst 1 kg fosfor-rijke mineralen-
koek te voeren.
Fosfor. Een absoluut fosfor-tekort in het gras
komt hier en daar in ons land voor. Vooral in het
Westen van ons land is dit op meerdere bedrijven
waargenomen. In droge zomers komt een fosfor-
tekort veelvuldiger voor. Het tijdelijk verstrekken
van 1 kg fosfor-rijke mineralenkoek kan soms ge
wenst zijn. Een hogere fosfor-bemesting moet de
uiteindelijke oplossing zijn.
Een te nauwe Ca/P-verhouding als gevolg van
een zëer hoog P-gehalte is op vele bedrijven bij het
B. P. D.-onderzoek in Woudenberg, Hoogland en
in iets mindere mate in Borculo waargenomen. In
deze plaatsen heeft men een zware rundveebezet
ting met veel varkens en pluimvee. Met de organi
sche mest komt er veel fosfor beschikbaar. Van
de 148 te Woudenberg in het voorjaar genomen
grasmonsters bleek 26 een Ca/P-verhouding van
beneden 1.0 te hebben. Het wegwerken van de
te grote hoeveelheid fosfor in de grond zal jaren
duren. Op zulk soort bedrijven is het verstrekken
van 1 kg kalk-rijke mineralenkoek dan zeer ge
wenst. Het is waarschijnlijk, dat deze toestand zich
ook voordoet op intensieve bedrijven elders in het
land, waar veel varkens en pluimvee aanwezig
zijn.
HOOGPRODUKTIEVE DIEREN
HIEREN met een zeer hoge melkproduktie vra-
gen een hoger kalk- en fosforgehalte in het
rantsoen dan koeien met een matige of middel
matige produktie. Men moet hierbij niet alleen
letten op de hoeveelheid melk die per dag wordt
geproduceerd maar ook op de hoeveelheid melk
per lactatieperiode. Dieren met een zeer hoge dag-
produktie (bijv. koeien, die op het einde van het
stnlseizoen of in de weidetijd hebben afgekalfd)
kunnen met het weidegras meestal ook niet vol
doende energie (zetmcelwaarde) opnemen. Ons
advies is daarom koeien met een dagproduktie van
meer dan 25 kg altijd bij te voeren in de weide.
Bij een kalk- en fosforgehalte van het gras, dat
maar net voldoende is (zie normen in de tabel)
moet geadviseerd worden aan dieren met een pro
duktie van meer dan 25 kg tenminste 1 kg mine
ralenkoek te verstrekken. Financieel gezien is het
verstrekken van bijvoeder aan dieren met een zeer
hoge dagproduktie o.i. verantwoord.