DE CONSUMPTIE VAN RUNDVLEES IN NEDERLAND
481
vee£A vlees yj^Qcht gaat door!
VRIJDAG 31 MEI 1963
I\E consumptie van vlees is sedert 1949 in ons
land sterk gestegen. In 1955 werd per hoofd
van de bevolking weer ongeveer evenveel vlees
gegeten als vóór de oorlog. Sinds 1955 wordt in
Nederland per hoofd van de bevolking circa 8 kg
vlees meer gegeten. Het is interessant na te gaan
welk aandeel het rundvlees heeft in deze gestegen
consumptie en of zich bij het rundvlees zelf ook
nog bepaalde verschuivingen voordoen.
Aan de hand van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek
kunnen we tot en met 1961 het volgende overzicht geven.
Vleesverbruik per hoofd der bevolking in kg
schapen- en
totaal
rundvlees
varkensvlees
paar den vlees
1937
89.3
16.2
21.3
1.8
1949
28.6
11.7
15.2
1.7
1954
37.1
17.1
18.1
1.9
1959
39.6
17.3
20.T
2.2
1960
42.0
17.9
22.7
2.0
1961
42.6
19.2
21.6
1.8
Omtrent het vleesverbruik over 1962 zijn gegevens beschikbaar van het
Produktschap voor Vee en Vlees. De berekening per hoofd van de bevolking
is echter niet gelijk aan die van het C. B. S. Daarom geven we de cijfers van
het Produktschap ook over 1961.
schapen- paarden-
vlees vlees
1961
1962
44.1
47.4
19.4
21.4
22.8
24.2
0.2
0.2
1.7
1.6
HOEWEL de opgaven van het Produktschap voor Rundvlees en vooral van
varkensvlees (en spek) wat hoger uitvallen, kunnen uit de vermelde
gegevens toch wel enkele conclusies getrokken worden.
Wanneer we het verbruik in 1937 op 100 stellen dan daalde het indexcijfer
in 1949 tot 72 om daarna te stijgen tot 106 in 1954, 107 in 1959, 110 in 1960,
119 in 1961 en 131 in 1962. Voor het varkensvlees komen deze indexcijfers
respectievelijk op 71, 85, 94, 107, 101 en 108.
De terugval in het gebruik van varkensvlees was in 1949 in vergelijking
tot 1937 even groot als bij rundvlees. Na 1949 steeg het gebruik van rund
vlees sterker dan van varkensvlees. Vooral de stijging sedert 1960 is opval
lend.
Hoewel ons voor de verhouding varkensvleesspek geen gegevens ten
dienste staan mag wel worden aangenomen dat de laatste jaren het aandeel
varkensvlees ten koste van die van het spek is gestegen.
Bij het rundvlees doet zich een soortgelijke ontwikkeling voor. Vet vlees
is minder gezocht. De consument wenst mager vlees en gaat voortdurend
meer aandacht besteden aan de kwaliteit.
De statistiek van de Nederlandse slachtingen gaat niet verder dan de in
deling in rundvlees, vlees van mest- en graskalveren en vlees van nuchtere
kalveren.
Het aantal slachtingen geeft enig beeld van de veranderingen die zich in
de loop van de jaren hebben voorgedaan.
Aantal slachtingen
gras- en vette
runderen
kalverèn
nuka's
1936 t/m 1938
382.342
214.653
616.530
1958
630.597
260.040
432.947
1959
647.979
305.401
366.667
1960
702.337
394.267
340.379
1961
721.194
305.247
288.285
1962
817.019
491.182
234.113
in procenten
gras- en vette
runderen
kalveren
nuka's
1938
31
18
51
1958
48
19
33
1959
49
23
28
1960
49
27
24
1961
55
23
22
1962
53
32
15
Uit deze gegevens blijkt dat het aantal slachtingen van nuchtere kalveren
zeer sterk is afgenomen, het aantal slachtingen van gras- en vette kalveren
belangrijk is toegenomen maar dat de grootste uitbreiding van de rundvlees-
produktie toch vooral is te vinden in de categorie runderen. Het is te be
treuren dat de Nederlandse statistiek geen verdere indeling geeft van de
categorie runderen. Ongetwijfeld is het zo dat in de loop van de jaren het
aantal slachtingen van koeien en vaarzen procentsgewijs afneemt en dat van
ossen en vooral stieren toeneemt.
DE ONTWIKKELING IN BELGIË
I\E heer ir F. Buijsse van het proefstation te Gontrode gaf onlangs in een
causerie voor het Centraal Veevoederbureau in Nederland interessante
gegevens over de ontwikkeling in België. Daaruit bleek dat de rundvlees
consumptie in België tussen 1954 en 1960 zich per hoofd der bevolking als
volgt wijzigde.
1954 1960
kg/hoofd kg/hoofd
3.62 18.1 3.76 17.1
3.18 15.9 4.21 19.1
4.70 23.4 4.26 19.3
/2.3ft 11.5 2.32 10.6
6.23 31.1 7.46 33.9
vlees van ossen
vlees van stieren
vlees van vaarzen
vlees van kalverer
vlees van koeien
Totaal
20.03
100.0
22.01
100.0
In 1954 was de consumptie van rundvlees in België bijna 3 kg en in 1960
ruim 4 kg per hoofd der bevolking groter dan in Nederland. In van het
vleesverbruik is het aandeel ossen-, vaarzen- en kalfsvlees gedaald, van
koeien en vooral van stieren vooruitgegaan. De heer ir Buijsse taxeert dat in
1962 het aandeel stierenvlees belangrijk boven de 20 is gestegen.
Hoewel hieromtrent voor Nederland geen gegevens beschikbaar zijn mag
wel worden aangenomen dat in ons land een soortgelijke ontwikkeling aan
de gang is.
Hoewel hieromtrent voor Nederland geen gegevens beschikbaar zijn mag
wel worden aangenomen dat in ons land een soortgelijke ontwikkeling aan
de gang is.
GESLACHT GEWICHT EN AANHOUDINGSPERCENTAGES
I\E Belgische statistiek geeft ook de aanhoudingspercentages en het ge-
middelde geslacht gewicht per dier. In het volgende overzicht zijn deze
gegevens vermeld met, voorzover mogelijk, een vergelijking van de overeen
komstige getallen voor Nederland.
België 1960
ossen
stieren
vaarzen
koeien
kalveren
aanhoudings
percentage
56
56.9
55
51.9
r
(nuchtere kalveren) )61.9
geslacht
gewicht
283 kg
285 kg
217 kg
266 kg
70 kg
Nederland 1962
geslacht
gewicht
264 kg
90 kg
23 kg
(Zie verder volgende pag.)
QNDER de hand zitten we in de tweede helft van mei en de uittocht gaat nog steeds door op de
slachtveemarkt. Iedere week zijn de marktaanvoeren nog steeds belangrijk hoger dan vorig jaar.
Dit is geen Nederlands verschijnsel. De zelfde ontwikkeling doet zich voor in West-Duitsland en Bel
gië, alwaar eveneens de aanvoeren groter zijn dan men op dit moment gewend was.
Het is een gelukkig verschijnsel dat, ondanks die ruime aanvoeren, de vraag goed is, zodat alles ge
ruimd kan worden, terwijl gelijktijdig het prijsniveau zich gunstig ontwikkelt al kan zeker nog niet
gezegd worden dat de notering met sprongen omhoog gaat, terwijl het prijspeil nog voortdurend
onder dat van vorig jaar blijft.
DE MAGERE JAREN?
ZOVER dit in het vermogen ligt van de vee
houders, ziet men thans de symptomen die
er op wijzen dat in de polders de veestapels ver
der aan de grasgroei aangepast worden. Het zijn
gevoelige ervaringen geweest deze winter voor
hen, die te weinig wintervoer hadden. Wat het
weer en de grasgroei betreft schijnt het dit voor
jaar niet gunstiger te worden dan vorig jaar. Het
schijnt wel of we aan de magere jaren bezig zijn.
Het is zeer belangrijk dat een voorzitter van het
P. V. V. met de dagelijkse dingen in de veehou
derij geregeld geconfronteerd wordt. Het is te
merken dat dit bij de heer De Veer het geval is,
die de vrees uitsprak dat de hooiwinning, als het
zo doorgaat, ook dit jaar weer in het gedrang zal
komen. Het advies luidde de veestapel bij de voe
derwinning aan te passen
MOND- EN KLAUWZEER
BLIJFT GROTE SCHADEPOST
IN de eerste plaats moeten we verheugd zijn
dat de mond- en klauwzeer thans duidelijk
teruggedrongen wordt
In Drenthe en Overijssel is het aantal nog be
smet verklaarde bedrijven thans teruggedrongen
tot resp. 4 en 2 gevallen. In Gelderland en Noord-
Brabant evenwel nog resp. 40 en 38 gevallen, al
is het aantal hier ook sterk afgenomen.
Intussen besloot de Veeartsenijkundige Dienst
alle markten in ons land te sluiten. De exportbe
langen prevaleren duidelijk boven de zeer plaat
selijke en persoonlijke belangen. De export van
schapen, lammeren, rundvee en vette kalveren
uit de kustprovincies gaat nog flink door, de uit
voer van varkens echter niet. Dat de uittocht uit
de vrije gebieden nog blijft marcheren is verheu
gend, anders was de narigheid nog groter, want
voor de varkensexport is het al reeas een grote
strop en blijft het een hachelijke zaak hoe of de
mond- en klauwzeer zich ontwikkelt, gunstig of
ongunstig.
VARKENS OP PEIL
MET een grote vraag en de feestdagen op
komst, zijn de varkens weer de kostprijs ge
naderd, ondanks de beperkende bepalingen van
de mond- en klauwzeer. De laatste beurs was er
sprake van een optrekkende tendens die tot ƒ2,24
liep. Het P. V. V. besloot de baconwicht te hand
haven op 66 kg maximaal en de prijs eveneens
gelijk te laten op 2,20.
EEN JUISTE SLACHTING EN WEGING!
AL eeuwen her is er gekibbeld over de juiste
wicht voor allerlei landbouwprodukten, de
wijze van afleveren, de kwaliteit, waarbij dan in
de vleeswereld nog komt de juiste wijze van
slachten, n.l. wanneer wegen na de slachting en
wat met de slachting voor de weging wel en niet
afgesneden mag worden. Voor slachtrunderen is
dit probleem even groot als voor slachtvarkens.
Over een regeling voor slachtrunderen „praat"
men nu ook al geruime tijd, doch iets definitiefs
is er nog niet. Voor de slachtvarkens schijnt het
niet zo lang meer te duren. Voor de varkens is
men vanaf 1951 als georganiseerd bedrijfsleven
bezig om vastere lijn in deze zaak te krijgen; dit
is nog maar onvoldoende gelukt.
De 12-jarige geschiedenis hier vertellen voert
ons te ver. We mogen er mee volstaan dat er
thans na vele besprekingen bij het P. V. V. een
ontwerpregeling geboren is, na 3'/2 jaar voorbe
reiding, wat een contract behelst, dat de varkens
verwerkers kunnen afsluiten met het P. V. V.,
waarin staat hoe er geslacht en hoe er gewogen
zal worden. Dit contract is ontstaan om aan de
wensen van de coöperaties tegemoet te komen.
Het is nu de bedoeling dat verwerkers van var
kens die een dergelijk contract niet aanvaarden
of wier contract is opgezegd, „opgevangen" wor
den in een later vast te stellen speciale verorde
ning van het P. V. V. Men schijnt eerst met het
contract te willen proefdraaien. De logica ont
gaat ons, doch dit zullen we over 14 dagen ver
nemen.
D.