AAGL0TYL
KOMT ALLEN OP 13 - 14 - 15 JUNI NAAR
HET Z.L.M.-FAMILIEFEEST TE KRUININGEN
Nieuwe wettelijke regeling leerlingwezen
Vervolg Rapport Landbouw Bedrijfsgebouwen
463
Ook landbouw er bij betrokken
LANDBOUWBUREAU WIERSUM GRONINGEN
VRIJDAG 24 MEI 1963
VERHOGING
ZUIVELWAARDETOESL AG
Het Bestuur van het Produktschap voor Zuivel
heelt besloten met onmiddellijke ingang de tot
dusverre ten laste van het Zuivelfonds betaalde
2Juive 1 waardetoeslagen op consumptiemelk en con-
sumptiemelkprodukten te verhogen. Geconstateerd
is namelijk, dat er een achterstand bestaat in de
uitbetalingsmogelijkheden voor de tot deze pro-
dukten verwerkte melk ten opzichte van die van
melk, verwerkt tot industriële zuivelprodukten.
Het zou naar de mening van het bestuur redelijk
zUn, indien dit tekort werd gecorrigeerd in de
prijsstelling voor consumptiemelk. In afwachting
van de mogelijkheid tot verwezenlijking hiervan,
heeft het bestuur gemeend thans reeds op ande
re wijze het verschil te moeten overbruggen.
Met ingang van 21 april 1963 wordt de tot dus-
Verre verleende extra toeslag van 0,25 per 100 1.
consumptiemelk verhoogd tot 0,60.
Voorts is met ingang van dezelfde datum in de
bepaling van de grondslag voor de zuivelwaarde-
toeslagen een wijziging gebracht. De wijziging im
pliceert dat deze toeslagen zullen kunnen uitlopen
tot maximaal ƒ0,20 boven liet niveau van de op
basis van de huidige berekeningswijze verkregen
zuivelwaardetoeslagen.
Tot nu toe werden ter bepaling van deze toesla
gen iedere vierweekse periode berekend:
a. de zuivelwaarde van tot volvette fabriekskaas
verwerkte melk;
b. de zuivelwaarde van alle industrieel verwerk
te melk. (De hoogste van de onder a. en b. be
doelde zuivelwaarden vormde de basis voor de
zuivelwaartoeslag)
Thans zullen per vierweekse periode ook worden
berekend:
c. de zuivelwaarde van alle tot kaas verwerkte
melk (volvette fabriekskaas, 40+ fabriekskaas,
boerenkaas)
d. de zuivelwaarde van alle industriemelk, exclu
sief de tot kaas verwerkte melk.
De zuivelwaardetoeslagen op consumptiemelk
en consumptiemelkprodukten zullen worden geba
seerd op de hoogste der onder c. en d. bedoelde
zuivelwaarden, met dien verstande, dat geen hoge
re zui vel waar detóeslag zal worden verleend dan
op basis van de hoogste der onder a. en b. bedoelde
zuivelwaarden, verhoogd met 0,20 per 100 kg
melk.
PROF. Dr. G. MINDERHOUD,
COMMANDEUR ORANJE-NASSAU
Grote verdiensten voor de landbouw
IN de op dinsdag 14 mei 1963 in Utrecht gehou-
den Algemene Vergadering van de Coöpera
tieve Centrale Raiffeisen-Bank heeft het lid van
het Bestuur, mr. C. Th. E. Graaf van Lynden van
Sandenburg, medegedeeld, dat maandag 13 mei
aan prof. dr. G. Minderhoud, voorzitter van het
Bestuur, te zijnen huize in Wageningen zijn uitge
reikt de versierselen, behorende bij het comman
deurschap in de Orde van Oranje Nassau.
De onderscheiding vernam prof. Minderhoud,
die pas uit het ziekenhuis is ontslagen en wiens
gezondheidstoestand goed verbetert, van de heer
Bloemers, Commissaris der Koningin in Gelder
land.
(Vervolg van le pag.)
Ook de pachtnormen voor bedrijfsgebouwen liggen veel lager dan de voor rekening van de verpach
ter komende kosten en lasten. Bovendien is er een te klein verschil tussen pachtprijzen voor bedrijven
met goede gebouwen en voor bedrijven met minder doelmatige gebouwen. Het moet mogelijk worden
gemaakt de pacht met een redelijk bedrag te verhogen als door de verpachter in overeenstemming met
de pachter de gebouwen doelmatig worden verbeterd.
Fiscale faciliteiten kunnen van gTote invloed zijn op de mogelijkheid tot aanpassing van de gebou
wen. De bestaande maatregelen ten aanzien van de afschrijving op bedrijfsgebouwen zyn sterk ver
ouderd. Zij moeten worden aangepast aan de snelle technische en economische ontwikkeling in de land
bouw. Het proces van mechaniseren en moderniseren is daar later op gang gekomen dan in dc in
dustrie. De landbouw heeft daarom niet kunnen profiteren van de voordelige mogelijkheden, die de
overheid destijds voor de industrie had geopend. Om deze reden is het nodig dat de landbouw thans
nog leans krijgt te profiteren van eenzelfde soort mogelijkheden. De minister van Financiën zal de snelle
ontwikkeling van de landbouw in deze tijd moeten zien als een bijzondere omstandigheid, die een snel
lere afschrijving rechtvaardigt.
DE samenstellers van het rapport achten het noodzakelijk, dat de thans geldende afschrijvingsper
centages worden verhoogd. Ook kan het overgaan tot een systeem van afschrijving naar boek
waarde met dienovereenkomstige aangepaste percentages baat verschaffen. In de termijn van afschrij
ving van de inrichting en uitrusting van de bedrijfsgebouwen dient de snelle slijtage tot uitdrukking te
komen. Voor zover het de investeringen in landbouwbedrijfsgebouwen betreft zal de temporisering
van de vervroegde afschrijving, respectievelijk de verlaging van de investeringsaftrek, ongedaan ge
maakt moeten worden.
Het rapport acht het noodzakelijk, dat het bouwvolume voor de agrarische sector op korte termijn
drastisch wordt verruimd. In verband met de aanpassing en vernieuwing van de gebouwen zullen de
bouwvoorschriften van de overheid regelmatig moeten worden getoetst en aangepast aan de eisen van
de tijd.
De rapporteurs wijzen voorts op de wenselijkheid, dat voldoende financiële middelen beschikbaar
komen om verplaatsing van boerderijen uit de bebouwde kom mogelijk te maken, zowel in verband
van ruilverkavelingen als daarbuiten. Het rapport dringt er op aan, dat op ruime schaal premies wor
den beschikbaar gesteld voor proeven en demonstraties op het gebied van de bouw.
Ten slotte beveelt het rapport aan zo nodig premies voor investeringen te verlenen in het kader
van het structuurbeleid.
Het rapport telt ruim zestig bladzijden en het vorenstaande geeft alleen de belangrijkste wensen in
het kort samengevat weer.
Het zal nog wel enige tijd duren voor alle wensen van de landbouw met betrekking tot zijn be
drijfsgebouwen vervuld zijn. Het is echter nuttig, dat de overheid en met name het nieuwe
kabinet uit dit rapport kan zien wat in dit opzicht nodig is om de landbouw de kans te geven
zich aan te passen aan de eisen van de moderne tijd
BIJ de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp houdende een nieuwe regeling van liet leerling,
wezen, die zich ook zal uitstrekken tot de opleidingen in de landbouw. Toepassing van het leer
lingwezen in de landbouw zo deelt de minister van Landbouw en Visserij als tweede onderteke
naar in de toelichting mede kan een belangrijke bijdrage leveren om toekomstige ondernemers en
werkgevers in de agrarische bedrijfstak voor te bereiden op de uitoefening van hun beroep, door hen
in de gelegenheid te stellen de daarvoor nodige vakbekwaamheid te verwerven. Ter bevordering van de
totstandkoming van een georganiseerd leerlingwezen in de landbouw heeft de bewindsman dan ook
gaarne zijn medewerking verleend aan proefnemingen met betrekking tot de toepassing van het leer
lingwezen in de land- en tuinbouw, die de laatste jaren zijn genomen. Deze proefnemingen hebben o.m.
bevestigd, dat de definitieve vormgeving van het leerlingwezen in de landbouw dient te zijn aange
past aan 'de bijzondere structuur van de agrarische bedrijfstak, de reeds bestaande vormen van land
bouwonderwijs en de wijze waarop werkgevers en werknemers in deze bedrijfstak zijn georganiseerd.
Tot voor enkele jaren bestonden slechts praktische opleidingsmogelijkheden voor een beperkt aantal
werkzaamheden, welke in het agrarische bedrijf moeten worden verricht, zoals melkonderwijs, onderhoud
van landbouwwerktuigen, vlasrepeleursussen en praktische cursussen aan tuinbouwvakseholeen enz.
MET de invoering van het vakvaardigheids- ofpraktijkonderwijs aan de lagere land-, tuin- en bos-
bouwscholen is de basis gelegd voor een afgeronde opleiding voor alle landbouwwerkzaamheden,
die in het gebied van de school van belang zijn. Een kenmerkend verschil tussen het werk in de land
bouw en de arbeid in de meeste andere bedrijfstakken is de relatief geringe arbeïdsspecialisatie in de
landbouw. De schoolopleiding aan de lagere land-, tuin- en bosbouwscholen dient dan ook meer te wor
den gericht op het werk, dat de leerlingen later als volwaardige werkkrachten in het bedrijf zullen uit
voeren, dan in het algemeen bij andere vormen van lager beroepsonderwijs het geval kan zijn.
A-an de lagere beroepsscholen kan slechts de basis worden gelegd voor de uitvoering van landbouw
werkzaamheden. In het leerlingwezen zal deze door een systematische scholing in het bedrijf moeten
worden verdiept en verbreed. Invoering van het leerlingwezen vormt de logische afsluiting van de ver
nieuwing van het lager agrarisch beroepsonderwijs.
Voor het bereiken van de doeleinden van het leerlingwezen is het in het algemeen gewenst, dal
de praktijkopleid'iig plaats viodt in meer dan één bedrijf Daarom dient de uitwisseling van leerlingen
in het kader van het leerlingwezen te worden bevorderd. Deze uitwisseling moet niet alleen voor d«
praktische en theoretische opleiding maar ook voor de algemene vorming van leerlingen van grot*
betekenis worden geacht. De mogelijkheid van een meer op het karakter van de agrarische Ik»
bedrijfstak afgestemde vorm van het leerlingwezen is in het onderhavige wetsontwerp open gehou
den.
in granen en grasland met
(MC PA)
-POEDER