C.A.O. Landbouw
LANDBOUW
Tarieven akkoord werk
Landbouw 1963-1964
446
Arbeids- en rusttijden voor Zeeland
21 21 6
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
PLAATS VAN AANVANG EN EINDE VAN DE ARBEIDSDAG. (Art. 1.)
De arbeidsdag begint en eindigt op de boerderij of bij de door de werkgever
te dier zake aangewezen andere gebouwen, dan wel, indien de opgedragen
arbeid moet worden verricht op een perceel, dat dichter bij de woning van
de arbeider is gelegen, op genoemd perceel.
TIJDSTIPPEN VAN AANVANG EN EINDE VAN DE ARBEIDSDAG EN
SCHAFTTIJDEN VOOR NIET INWONENDE ARBEIDERS. (Art. 2.)
1. De arbeidsdag voor niet bij de werkgever inwonende arbeiders mag niet
eerder aanvangen, onderscheidenlijk niet later eindigen dan:
A. voor de arbeiders, belast met de verzorging van vee en/of paarden
of met de arbeid met zware landbouwmachines:
van 1 mei t/m 30 november: 6.00 uur onderscheidenlijk 18.00 uur
met ten hoogste 2 uur schaft;
van 1 december t/m 7 maart; 7.00 uur onderscheidenlijk 17.30 uur
met ten hoogste 1% uur schaft;
van 8 maart t/m 30 april: 6.00 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met
ten hoogste 2 uur schaft.
B. voor de overige arbeiders;
van 1 mei t/m 30 november: 6.30 uur onderscheidenlijk 18.00 uur
met ten hoogste 2uur schaft;
van 1 december t/m 7 maart: 7.45 uur onderscheidenlijk 17.30 uur
met ten hoogste VA uur schaft;
van 8 maart t/m 30 april: 6.30 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met
ten hoogste 2Mi uur schaft.
2. Des zaterdags wordt niet gewerkt, behoudens het bepaalde in artikel 4
leden 2 en 4.
TIJDSTIPPEN VAN AANVANG EN EINDE VAN DE ARBEIDSDAG EN
SCHAFTTIJDEN VOOR INWONENDE ARBEIDERS. (Art. 3.)
Voor inwonende arbeiders kunnen aanvang en einde van de arbeidsdag in
onderling overleg tussen werkgever en de betrokken arbeider worden vast
gesteld.
Indien aanvang en einde van de arbeidsdag afwijken van de in artikel 2
genoemde tijden, moet de werkgever de overeengekomen tijdstippen schrif
telijk mededelen aan de Sociale Commissie van de Gewestelijke Raad van het
Landbouwschap voor Zeeland.
ARBEIDSTIJDEN. (Art. 4.)
1. De arbeidstijd voor mannelijke arbeiders van 17 jaar en ouder, belast
met de verzorging van vee en/of paarden of met de arbeid met zware
landbouwmachines, bedraagt 2550 uur per jaar volgens onderstaande
indeling:
a) van 1 mei t/m 30 november (30 weken en 3 dagen)
153 dagen a 10 uur 1530 uur
b) van 1 december 1963 t/m 7 maart 1964 (14 weken)
70 dagen a 9 uur 630 uur
c) van 8 maart t/m 30 april 1964 (7 weken en 4 dagen)
39 dagen 10 uur 390 uur
2. Voor arbeiders belast met de verzorging van vee en/of paarden, wordt
de in lid 1 genoemde arbeidstijd voor werkzaamheden, noodzakelijk voor
deze verzorging op zaterdagmiddag en de onmiddellijk daarop volgende
zondag, vermeerderd met ten hoogste 130 uur per jaar, als volgt te
verdelen:
D
99 99
in geval per jaar wordt gewerkt op-:
26 weekends: 26 maal ten hoogste 5 uur per weekend
23 23 5%
19 19 6%
17 17 7
16 16 H t> 7 tf ti tt
15 15 a t> 8 tt a
Indien minder dan 15 weekends per jaar wordt gewerkt, bedraagt de
arbeidstijd ten hoogste 8% uur per weekend.
3. De arbeidstijd voor de overige arbeiders bedraagt 2353% uur per jaar
volgens onderstaande indeling:
a) van 1 mei t/m 30 november (30 weken en 3 dagen)
153 dagen a 9% uur 1415% uur
b) van 1 december 1963 t/m 7 maart 1964 (14 weken)
70 dagen 8% uur 577% uur
c) van 8 maart t/m 30 april 1964 (7 weken en 4 dagen)
39 dagen a 9% uur 360% uur
4. Indien zulks naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is kan
van de in dit artikel vervatte regeling worden afgeweken ten aanzien
van:
a. Voor de arbeiders belast met de verzorging van vee en/of paarden:
Op maximaal 26, in onderling overleg vast te stellen, zaterdagvoor
middagen.
Voor deze zaterdagvoormiddagen dient de vervangende vrije tijd
te worden gegeven in de op de betreffende zaterdag volgende week
en wel bij voorkeur op maandag, terwijl voor de gewerkte uren,
overeenkomstig artikel 31 lid 1 van de C. A. O. 30 van het nor
male tijdloon moet worden uitbetaald;
b. Voor de overige arbeiders:
Op maximaal 8, in onderling overleg vast te stellen .zaterdagen in de
zaai- en oogstperiode.
De op deze zaterdagen gewerkte uren moeten, overeenkomstig arti
kel 31 lid 1 van de C.A.O., als overuren worden uitbetaald (150
van het normale tijdloon).
VERZORGING VAN VEE OF PAARDEN OP ZATERDAGEN EN ZON
DAGEN. (Art. 5.)
In afwijking van het in artikel 6, lid 2, van de Arbeids. een Rusttijdenveror
dening landbouw 1960 bepaalde, geldt de verplichting, bedoeld in artikel 6,
lid 1, van genoemde verordening, voorzover op zaterdagen en zondagen be
trekking hebbende, niet voor één van de in ieder 2-wekelijks tijdvak vallende
zaterdagen en voor de op die zaterdag volgende zondag. Op deze dagen
behoeft de betrokken arbeider geen arbeid te verrichten op zaterdagmiddag
en de onmiddellijk daarop volgende zondag.
Bedoelde zaterdagen en zondagen worden aangewezen door de werkgever
na overleg met de betrokken arbeider.
SCHAFTTIJDEN. (Art. 6.)
De in onderling overleg tussen werkgever en werknemer vast te stellen
schafttijden mogen niet als arbeidstijd worden beschouwd.
GELDINGSGEBIED EN TIJDSDUUR, (art. 7.)
1. Dit besluit geldt voor de provincie Zeeland.
2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die waarop het
wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en geldt tot
en met 30 april 1964.
VOOR de beloning van in akkoord verrichte werk
zaamheden, als bedoeld in de C. A. O. voor de
Akker- en Weidebouw en de Veehouderij in de
Provincie Zeeland voor het contract jaar 19631964.
A. 1. Bieten.
a. Onderhoud
Doorslaan 63 tot 75 per ha;
Opeenzetten 53 tot 67 per ha.
Ie maal wieden 112 tot .128 per ha;
2e maal wieden 69 tot 80 per ha;
Bij rijenafstand van 45 cm en daarboven
moeten de minimum- en maximumtarie
ven met 10 worden verlaagd. Voor bo
venstaande tarieven moeten de bieten
tenminste éénmaal, vanwege de werk
gever, met de machine worden gewied.
b. Rooien
Indien door een arbeider de door hem
gerooide bieten zonder hulp van werk
gever of door de werkgever beschikbaar
gestelde arbeidskrachten moeten worden
geladen, bedraagt het tarief voor het
rooien zonder koppen hakken, met laden
en loof uit de rijbanen:
Zeeuws schoon 325 tot 391 per ha.
Indien door een arbeider, de door hem
gerooide bieten worden geladen met
hulp van de werkgever of door de werk
gever beschikbaar gestelde arbeidskrach
ten, bedraagt het tarief voor het rooien
zonder koppen hakken, met laden en loof
uit de rijbanen:
308 tot 373 per ha.
Bij machinaal rooien met de bietenlichter,
moeten bovenstaande tarieven worden
verlaagd met een percentage liggende
tussen 10 en 30
c. Koppen hakken 53 tot 73 per ha.
2. Voederbieten.
Rooien zonder laden ƒ198 tot 263 per ha.
3. Vlas
Ophokken en schelven achter de machine:
Ophokken ƒ20 tot ƒ24 per ha;
Schelven 33 tot 38 per ha.
4. Uien (geen zilveruien).
Volledig onderhoud (alles met de hand)
637 tot 947 per ha.
5. Aardappelen.
a. Looftrekken ƒ164 tot ƒ219 per ha.
b. Rapen achter de machine in zakken of
kisten geleverd (zonder narapen)
Pootaardappelen,
loofgetrokken ƒ214 tot 293 per ha.
Groengerooid voor
consumptie 274 tot 336 per ha.
Rijp gewas ƒ214 tot ƒ293 per ha.
c. Narapen (1 keer) 34 tot 4o per ha.
B. De tarieven dienen dusdanig te worden toege
past, dat voor een normaal gewas een tarief
wordt genomen, dat ligt tussen het minimum-
en het maximumtarief.
C. De maximumtarieven van alle in akkoord te
verrichten werkzaamheden mogen, ook onder
bijzondere omstandigheden, niet overschreden
worden, dan na toestemming van de geweste
lijke sociale commissie, gehoord de betreffende
plaatselijke commissie.
D. De in deze regeling genoemde tarieven moeten
met 5 worden verhoogd voor arbeiders die
speciaal voor akkoordwerkzaamheden zijn
aangenomen. Deze verhoging is bedoeld als
compensatie voor loonderving bij onwerkbaar
weer wegens regen (regenverlet).
Het verzuimrisico wegens onwerkbaar land is
voor rekening van de werkgever.
(Vervolg van vorige pag.)
Ten aanzien van de paardenknechts zij opge
merkt, dat in elk geval per bedrijf waai' één of
meer vaste paardenknechts in dienst zijn, één
vaste paardenknecht als vakarbeider A zal worden
aangemerkt. Zulks geldt niet voor bedrijven met
één knecht waar de werkgever zelf de werkzaam
heden verbonden aan de functie van vakarbeider
A verricht.
Het komt verder voor, dat per bedrijf meerdere
vaste paardenknechts regelmatig dezelfde werk-
caamheden verrichten als de eerste paardenknechts.
Ook daarvoor geldt, dat de betreffende knechts als
vakarbeider A dienen te worden beschouwd.
VAKARBEIDERS
Als vakarbeider dienen te worden aangemerkt:
a. alle landarbeiders, voorzover niet behorend
tot de seizoenarbeiders en ongeschoolden;
b. de veeverzorgers;
de trekkerchauffeurs, die deze functie per
contractjaar korter dan 4 maanden vervullen,
m.d.v. dat zij gedurende de tijd, die zij als
trekkerchauffeur werkzaam zijn, het loon van
de vaste vakarbeider A ontvangen;
d. de paardenknechts, voorzover niet reeds on
der de groep vakarbeiders A genoemd.
SEIZOENARBEIDERS.
Onder seizoenarbeiders worden verstaan de losse
arbeiders met wie gedurende een periode van niet
langer dan 6 weken een dienstverband wordt aan
gegaan, uitsluitend of in hoofdzaak voor de ver-
jdegings- en/of oogstperiode.
ONGESCHOOLDEN.
Tot deze groep moeten worden gerekend arbei
ders die het voorkomende handwerk tijdens de
verplegings- en/of oogstperiode niet op normale
wijzë kunnen verrichten.
SCHRIFTELIJKE
ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Hoewel het alleen voor vaste arbeiders verplicht
gesteld is de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan
te gaan, adviseren wij een ieder, die arbeiders aan
neemt (dus ook losse) dit schriftelijk te doen.
Latere moeilijkheden omtrent de aard van het
dienstverband of over de functie-indeling kunnen
daardoor voorkomen worden.
Arbeidsovereenkomsten zijn voor onze leden-
werkgevers gratis op ons kantoor verkrijgbaar en
worden u desgevraagd gaarne toegezonden.