MAU RITS PLEIN 23
L 1
Het landbouwschap
en de landbouworganisaties
Aan het comité
Handhaving Vrijheid en Recht
Verklaring voorzitter K.N.L.C.
De marktpositie van contractteeltgewassen
VRIJDAG 10 MEI 1963
419
,v. •vt.vwv.*r -»
r
AP deze pagina is de verklaring afgedrukt, die de voorzitters van de 3
C. L. O. en van de 3 Landarbeidersbonden hebben gepubliceerd n.a.v. de
bekende maatregelen van het Landbouwschap om achterstallige heffingen te
kunnen innen. Deze verklaring spreekt geheel voor zichzelf.
Nadat op de achtergronden van het huidige onbehagen in de boeren-
wereld is ingegaan, wordt ondubbelzinnig stelling genomen tegen diegenen,
die menen zich tegen het bestaan van het Landbouwschap te moeten keren:
deze vorm van samenwerking in de agrarische sector moet onmisbaar worden
geacht.
Deze verklaring is daardoor in feite tevens een antwoord op het schrijven
dat de 3 C. L. O. hebben ontvangen van een aantal oprichters van het Comité
„Handhaving Vrijheid en Recht". Dit Comité streeft, blijkens een persbericht,
naar de opheffing van de P. B. O.-dwang in het algemeen en die van het Land
bouwschap in het bijzonder".
Op lichtelijk hoge toon worden liefst 21 vragen gesteld waarop „ten spoe
digste een gedocumenteerd bescheid met op iedere vraag afzonderlijk een
gemotiveerd en ondubbelzinnig antwoord wordt verwacht".
Tjonge, tjonge!
Het zal ieder zinnig mens duidelijk zijn dat een bona-fide organisatie niet
op een dergelijke wijze van vraagstelling zal ingaan. Wel hebben de 3 C. L. O.
gemeend om in hun antwoord duidelijk te moeten laten uitkomen dat van hen
geen medewerking kan worden verwacht aan de activiteiten van dit Comité.
De inhoud van dit antwoord is eveneens hier afgedrukt.
Geacht Comité,
ENIGE tijd geleden konden wij
kennis nemen van uw circulaire
en de vragenlijst welke u aan onze
organisatie hebt toegezonden.
Hieruit blijkt dat uw comité streeft
naar wat u noemt de opheffing van
de P.B.O.-dwang in het algemeen en
die van het Landbouwschap in het
bijzonder. $4
U zult zich waarschijnlijk" kunnen
voorstellen dat er bij onze organisatie
geen enkele behoefte bestaat om aan
dit streven mee te werken.
Voor de aanneming van de Wet op
de P.B.O. door de volksvertegenwoor
diging dragen de landbouworganisa
ties als zodanig geen enkele verant
woordelijkheid omdat dit een aan
gelegenheid is geweest van algemeen
politieke aard. Op basis van deze wet
dragen daarentegen voor de instel
ling van het Landbouwschap, de
standsorganisaties wel een grote ver
antwoordelijkheid, een verantwoorde
lijkheid die zeer bewust is aanvaard
omdat wij toentertijd evenals nu er
nog van overtuigd zijn dat deze bun
deling van krachten, die samen met
De voorzitters der drie Centrale Landbouw
organisaties en de voorzitters der drie Landarbei
dersorganisaties gevoelen de behoefte de volgende
verklaring af te leggen:
"P\E maatregelen, die het bestuur van het Landbouwschap onlangs heeft
A-/ moeten nemen om tot de inning van achterstallige heffingen te komen,
hebben zowel in als buiten de landbouw opzien en vaak onbehagen gewekt.
Als voorzitters van de bovengenoemde organisaties zijn wij er van over
tuigd, dat de beroering over voornoemde kwestie voor een deel op onverant
woordelijke wijze is aangewakkerd door personen en groeperingen, die zich
moeilijk kunnen verenigen met de gevestigde maatschappelijke orde en vaak
om geheel onzekere motieven er belang bij menen te hebben de goede gezind
heid ten plattelande te ondermijnen.
In zoverre de maatregelen van het Landbouwschap persoonlijk leed hebben
veroorzaakt en vele goedwillende agrariërs tot diep medegevoel hebben be
wogen, aarzelen wij niet te zeggen, dat wij deze gevoelens begrijpen en er ook
zelf deel in hebben.
de landarbeiders op deze wijze tot
stand is gekomen voor onze gehele
agrarische stand van onschatbare
betekenis is.
Al de discussies hierover in de or
ganisaties en de beslissingen die zijn
genomen zijn in de volle openbaarheid
geweest en ieder meelevend en mee
lezend lid van de standsorganisatie
eft de standpuntbepaling kunnen
Jgeti.: v
I Juist in deze tijd is de grootst mo
gelijke bundeling van krachten in de
landbouw noodzakelijk. Deze bunde
ling is, met gebreken hier en daar
misschien, verkregen in het Land
bouwschap en wij zouden de land
bouw een uitermate slechte dienst be
wijzen wanneer deze vorm van sa
menwerking zonder enig alternatief
zou worden verbroken. In dit verband
mogen wij u ook nog verwijzen naar
de verklaring van de voorzitters der 3
Centrale Landbouw Organisaties en
de 3 Landarbeidersbonden, welke de
zer dagen is gepubliceerd.
Hoogachtend,
de 3 C. L. O.
ZIJ, die ons bij voortduring en in
grote ernst beraden over de
geestelijke en materiële toestand ten
plattelande, menen met grote stellig
heid te kunnen zeggen, dat de bewo
genheid en het onbehagen onder de
boerenbevolking, die de laatste tijd
op velerlei wijzen tot uiting komen, in
de diepste grond hun oorzaak vinden
in de moeilijke omstandigheden waar
onder heden ten dage het agrarische
bedrijf werkt.
De bedrijfsuitkomsten zijn in vele
streken van het land de laatste twee
jaren slecht; door de economische ont
wikkeling wordt de traditionele be
drijfsvoering onder grote spanning
gebracht. De moeilijkheden rond de
politieke vormgeving der E.E.G. en het
uitblijven van een duidelijk, sluiterid
landbouwbeleid bieden de Neder
landse landbouw wel vele onzeker
heden, doch nog weinig directe voor
delen.
Wij zijn van oordeel, dat een nieuw
kabinet over grote verbeeldingskracht,
over een sterke sieving in de agra
rische problematiek en over een wijze
en zeker geen lege hand zal
moeten beschikken om de noodzake
lijke aanpassing van het bedrijf moge
lijk te maken en het platteland geeste
lijk en materieel gezond te houden.
WAT betreft de organisatorische
uitrusting, die het platteland
behoeft om een nieuwe, onzekere tijd
tegemoet te treden, stellen wij vast,
dat het bezit van sterke en goed wer
kende stands- en vakorganisaties een
eerste voorwaarde blijft.
Daarnaast kan de landbouw een
krachtig Landbouwschap niet missen.
Zo goed als in de voorbereidingsjaren
19451954 blijven wij van oordeel, dat
het publiekrechtelijke Landbouwschap
het sluitstuk is op een tientallen jaren
voortgezette sociale en economische
arbeid op het agrarische terrein.
Als voorzitters der zes onder
nemers- en werknemersorganisaties,
die de Stichting voor de Landbouw
gemachtigd hebben om namens hen,
bij schrijven van 1 augustus 1951,
overeenkomstig de Wet op de Bedrijfs
organisatie van 1950, de instelling van
het Landbouwschap bij de Sociaal-
Economische Raad aan te vragen,
willen wij juist nu nog eens met na
druk verklaren, hoge prijs te stellen
op de samenwerking van de georgani
seerde agrarische ondernemers en
werknemers, zoals deze in het Land
bouwschap vorm en inhoud heeft ge
kregen.
Het Landbouwschap heeft voor de
agrariërs in ons land grote voordelen
gebracht. Wij zijn er van overtuigd,
dat door deze vorm van samenwer
king ook in de toekomst nog veel zal
worden bereikt.
Al moge het Landbouwschap niet
alles hebben gebracht wat mer> in het
verleden er van hoopte, als orgaan
van belangenbehartiging en samen
werking heeft het aan alle redelijke
eisen voldaan. Wij achten het dus voor
geen twijfel vatbaar, dat de landbouw
in Nederland zonder het Landbouw
schap veel minder invloed had kunnen
uitoefenen.
Wij vertrouwen dan ook, dat de boe
ren, de tuinders en de werknemers in
het agrarisch bedrijf, en evenzeer de
overheid, door een positieve instelling
en door het geven van vertrouwen,
zullen bewijzen het agrarische belang
te onderkennen en te willen beharti
gen."
's-Gravenhage, 2 mei 1963.
Mr. B. W. BIESHEUVEL, voorzitter
Nederlandse Christelijke Boeren-
en Tuindersbond;
Ir. C. S. KNOTTNERUS, voorzitter
Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité;
C. G. A. MERTENS, voorzitter Katho
lieke Nederlandse Boeren- en
Tuindersbond
C. J. v. d. PLOEG, voorzitter Katho
lieke Nederlandse Landarbeiders-
bond „St. Deusdedit";
S. v. d. PLOEG, voorzitter Algemene
Nederlandse Agrarische Bedrijf s-
bond;
P. STOKMAN, voorzitter Nederlandse
Christelijke Agrarische Bedrijfs-
bond.
(Vervolg van pag. 415.)
geschiedt door of voor rekening van de teler krachtens een tarievenreglement.
Het risico gaat, over bij levering, waarbij de verzending, levertijd en vooral de
leveringsplaats uitdrukkelijk zijn bepaald.
Het bijbehorend reglement bevat ook toeslagen en kortingen op grond van
de schoningsanalyse (tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen), te ver
strekken door het Rijksproefstation voor Zaadcontrole te Wageningen krachtens
een nauwkeurig gereglementeerde monsterneming. Tevens houdt het Reglement
wettig verplichte afstanden tussen verwante rassen in, teneinde rasvermenging
door kruisbestuiving te voorkomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in
tuinbonen, pronkbonen, spinazie, komkommers en augurken, radijs en ramenas,
kool, rapen, koolrapen, krulmosterd, uien, wortelen, witlof en chigorei, kroten
en niet speciaal genoemde zaden.
Nieuw zijn voorts de normen voor kiemkracht van 52 verschillende bloem
zaden, terwijl de tarieven voor drogen, schonen en lezen van tuinzaden,
daterend van 1955, uiteraard drastisch zijn verhoogd. Nadere inlichtingen over
de nieuwe A.T.V. geeft desgewenst de secretaris van de afdeling Tuinbouw
der Z.L.M.
Actueel is tenslotte de sterke marktpositie van AUGURKENZAAD, ver
oorzaakt door de matige oogst in 1962. Dit werkt door in de contractteelt voor
de industrie in 1963. Reeds in 1962 waren aanzienlijke verschillen tussen de
vaste prijzen en de veilingnoteringen aanleiding tot leveringsmoeilykheden.
Uiteraard tot schade van de animo voor deze nieuwe contractteeltsector.
Bijzondere waarborgen betreffen de kwaliteit van stamzaad en plantmate-
riaal dat door de firma's wordt verstrekt. Anderzijds geldt dit opslag en
onkruid, opzuivering en keuring te velde alsmede de aansprakelijkheid van de
teler voor zuivere dorsing en doelmatige bewaring. Drogen, schonen en lezen